Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-08-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2016:167
Zaaknummer
16-059/DH/RO
Inhoudsindicatie
Dekenbezwaar. De raad acht de handelwijze van verweerder in de zaak van zijn cliënt klachtwaardig. Verweerder was bekend met de precaire situatie van zijn cliënt en hij heeft zich desondanks niet aan de ten kantore van de deken gemaakte betalingsafspraken ten behoeve van zijn cliënt gehouden. Als hem, zoals hij stelt, niet bekend was aan welke deurwaarder hij de betalingen moest verrichten had hij ter zake actie kunnen en moeten ondernemen. Daarnaast heeft hij meerdere malen niet of met, zeker in de gegeven omstandigheden, aanzienlijke vertraging en na herhaald rappel gereageerd op verzoeken van de deken in het kader van het door de deken gedane verzoeken. Bezwaar gegrond. Berisping. Kostenveroordeling.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 22 augustus 2016
in de zaak 16-059/DH/RO
naar aanleiding van het bezwaar van:
de deken
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 19 januari 2016 met kenmerk R 2016/07, door de raad ontvangen op 20 januari 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een bezwaar ingediend tegen verweerder.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 20 juni 2016 in aanwezigheid van de deken en verweerder, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde]. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49, lid 2 Advocatenwet.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 De heer B. heeft bij e-mail van 9 oktober 2014 een klacht ingediend tegen verweerder inzake de financiële afwikkeling, meer in het bijzonder de betaling van derdengelden, van enkele dossiers die verweerder voor hem behandelde. Enkele dagen na indiening van deze klacht bleek dat sprake was van spoedeisendheid vanwege een dreigende huisuitzetting. De toenmalige deken heeft de heer B. en verweerder daarom uitgenodigd voor een bespreking op het bureau van de Orde op 28 oktober 2014.
2.2 Tijdens deze bespreking heeft verweerder toegezegd op voorhand in twee termijnen een bedrag van EURO 5.600 te zullen betalen aan de bij hem bekende deurwaarder van de verhuurder van de woning van de heer B. De eerste termijn uiterlijk 31 oktober 2014, de tweede uiterlijk 30 november 2014. Over de betalingen zou verweerder zelf contact met deze deurwaarder opnemen.
2.3 Bij e-mail van 1 december 2014 aan het bureau van de deken heeft de heer B aangegeven dat de betalingen niet hadden plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan is door twee medewerksters van het bureau van de Orde contact opgenomen met verweerder, die toezegde dit onmiddellijk te zullen oppakken.
2.4 Omdat niets meer werd vernomen, ging de deken ervan uit dat de betaling had plaatsgevonden. De heer B. zond echter op 11 september 2015 een e-mail aan de deken, waaruit bleek dat de overeengekomen betaling nog steeds niet had plaatsgevonden.
2.5 Op 14 september 2015 is verweerder door de deken in de gelegenheid gesteld binnen twee weken te reageren. Op 5 oktober 2015 is aan verweerder een herinnering verzonden en op 23 oktober 2015 is door een medewerkster van het bureau van de Orde telefonisch contact opgenomen met verweerder en is hem verzocht zo spoedig mogelijk alsnog te reageren.
2.6 Uiteindelijk heeft de deken op 29 oktober 2015 een (beperkte) reactie van verweerder ontvangen.
2.7 Naar aanleiding van deze reactie heeft de deken de heer B. en verweerder weer uitgenodigd voor een bespreking op zijn bureau. Nu reactie op deze uitnodiging uitbleef heeft een medewerkster van het bureau verweerder daaraan onder meer op 2 december 2015 telefonisch herinnerd. Uiteindelijk werden op 8 december 2015 de verhinderdata van verweerder ontvangen, doch dit betroffen verhinderdata voor de verkeerde maand. Op 9 december 2015 is aan verweerder weer een verzoek om opgave van zijn verhinderingen gezonden. Nu hierop geen direct antwoord kwam is verweerder op 14 december 2015 nogmaals herinnerd. Uiteindelijk zijn de verhinderdata van verweerder op 15 december 2015 ontvangen, waarna een bespreking is gepland op 5 januari 2016.
2.8 Tijdens deze bespreking heeft verweerder de gemaakte afspraken ten aanzien van de betaling van het bedrag van EURO 5.600 niet betwist. Hij heeft aangegeven nog niet te hebben betaald omdat hem niet bekend was op welk rekeningnummer die betaling moest geschieden. Vervolgens heeft hij toegezegd het totaalbedrag nog diezelfde dag te zullen betalen en nog diezelfde dag een overzicht te zullen zenden van de diverse verleende toevoegingen in de zaken voor de heer B.
2.9 Bij brief van 6 januari 2016 is verweerder aan deze afspraken herinnerd en is hem een verlengde termijn gegund tot en met 8 januari 2016, bij gebreke waarvan tuchtrechtelijke maatregelen zouden volgen.
2.10 Van verweerder is geen reactie ontvangen. Wel heeft hij op 6 januari 2016 het bedrag van EURO 5.600 betaald.
3 BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij tekortschiet in de nakoming van de verplichtingen die het beroep van advocaat met zich meebrengt door onvoldoende te reageren en toezeggingen niet gestand te doen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen het bezwaar verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad acht de handelwijze van verweerder in de zaak van de heer B. klachtwaardig. Verweerder was bekend met de precaire situatie van de heer B. en hij heeft zich desondanks niet aan de ten kantore van de deken gemaakte betalingsafspraken ten behoeve van de heer B. gehouden. Als hem, zoals hij stelt, niet bekend was aan welke deurwaarder hij de betalingen moest verrichten had hij ter zake actie kunnen en moeten ondernemen. Daarnaast heeft hij meerdere malen niet of met, zeker in de gegeven omstandigheden, aanzienlijke vertraging en na herhaald rappel gereageerd op verzoeken van de deken in het kader van het door de deken gedane verzoeken.
5.2 Aldus heeft verweerder zich naar het oordeel van de raad niet gedragen zoals van een redelijk handelend en bekwaam advocaat verwacht mag worden.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft zijn cliënt in ernstige problemen gebracht door zich niet aan zijn toezeggingen te houden en heeft de positie van de deken ondermijnd door niet althans niet dan na herhaalde rappels te reageren op diens verzoeken. Alles overziend acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.
7 KOSTENVEROORDELING
7.1 De raad ziet aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.
Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. R. De Haan, P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma en J.J. van der Gouw, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van
22 augustus 2016.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 22 augustus 2016 verzonden.