Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-08-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2016:128
Zaaknummer
16-327/DB/LI
Inhoudsindicatie
Klager heeft al eerder geklaagd over misbruik van recht door faillissement aan te vragen. Hierop is reeds door de tuchtrechter beslist. Klager niet ontvankelijk in herhaalde klacht, ook niet nu de klacht betrekking heeft op het instellen van hoger beroep tegen de afwijzende beslissing van de rechtbank. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van
in de zaak 16-327/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
tegen:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 6 april 2016 met kenmerk 16-327/DB/LI, door de raad ontvangen op 7 april 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Verweerder heeft bij verzoekschrift dd. 30 januari 2015 namens zijn cliënte verzocht het faillissement van klaagster sub 1 uit te spreken. De rechtbank heeft bij beschikking dd. 24 februari 2015 het verzoek tot faillietverklaring van klaagster sub 1 afgewezen, welke beschikking in het door verweerder namens zijn cliënte A NV ingestelde appel door het gerechtshof bij beschikking dd. 30 april 2015 is bekrachtigd.
1.2 Klagers hebben bij brief van 6 februari 2015 onder meer de volgende klachten tegen verweerder ingediend:
- verweerder heeft misbruik gemaakt van procesrecht door bij verzoekschrift dd. 30 januari 2015 het faillissement van klaagster sub 1 aan te vragen (klachtonderdeel 11);
- verweerder had geen volmacht om voor A NV op te treden (klachtonderdeel 2 tweede volzin)
- verweerder wist dat D geen gedelegeerd bestuurder van A was (klachtonderdelen 5 en 12).
Deze onderdelen van de klacht, bij de raad bekend onder referentienummer 15-577/DB/LI, zijn door de raad bij beslissing dd. 18 april 2016 ongegrond verklaard.
1.3 Klagers hebben bij brief van 8 juni 2015 bij de deken opnieuw een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder misbruik heeft gemaakt van procesrecht door namens zijn cliënte ook in hoger beroep het faillissement van klaagster sub 1 aan te vragen;
2. verweerder niet bevoegd was om namens zijn cliënte op te treden; hij had geen procesvolmacht.
3 BEOORDELING
3.1 Ook in tuchtrechtelijke procedures geldt het zogenaamde ne bis in idem-beginsel. Dat betekent dat dezelfde klacht niet twee maal ter beslissing kan worden voorgelegd aan een tuchtrechter. De huidige verwijten zijn inhoudelijk gelijk aan de eerdere klachten van klager (klachtonderdelen 11 en 12 in klachtzaak 15-577/DB/LI) over het onbevoegd optreden van verweerder en het misbruik maken van procesrecht door het faillissement van klaagster sub 1 aan te vragen. Dat het thans betreft het instellen van hoger beroep tegen de afwijzende beslissing van de rechtbank inzake de faillissementsaanvraag maakt het voorgaande niet anders. Ook de klacht inzake onbevoegd optreden is door de raad behandeld en beslist, zoals hiervoor onder 1.2 is weergegeven. Beide klachtonderdelen zijn door de Raad reeds bij beslissing dd. 18 april 2018 ongegrond verklaard.
3.2 Nu geen feiten zijn gesteld noch gebleken die nopen tot afwijking van het ne bis in idem-beginsel zal de voorzitter de klacht met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet in beide onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht in beide onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère-Straatmans, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier op 25 augustus 2016
Griffier Voorzitter
Mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 25 augustus 2016
verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.
Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klagers, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,
Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.
De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.
Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:
a. Per post
Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.
Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:
Postbus 1190, 4801 BD Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda
c. Per fax
Het faxnummer van de raad van discipline is
088-2053737
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.
Informatie ook op raadvandiscipline.nl