Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-08-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:126

Zaaknummer

16-274/DB/LI

Inhoudsindicatie

Klacht niet ontvankelijk voor zover deze betrekking heeft op gedragingen in 2009 en voor zover deze ertoe strekt dat de advocaat niet heeft gehandeld in het belang van haar cliënte . Ter zake komt klager als  wederpartij geen klachtrecht toe.

Inhoudsindicatie

Juist in een procedure  waarin het gaat over een zorg- en omgangsregeling kunnen over en weer verwijten worden gemaakt die bij de andere partij onaangenaam overkomen. Dat het door de advocaat van de wederpartij verwoorde standpunt van haar cliënte klager niet welgevallig was betekent niet dat die advocaat daarvan een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken.

Inhoudsindicatie

De omstandigheid dat de advocaat van de wederpartij niet heeft gereageerd op een eerder faxbericht en terugbelverzoeken van een advocaat, betekent niet dat het die advocaat vrij staat om zich rechtstreeks tot  de wederpartij te richten.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk ongegrond, gedeeltelijk gegrond; enkele waarschuwing.

Inhoudsindicatie

Geen kostenveroordeling wegens geringe ernst ex 48 lid 6 Adv wet.

Uitspraak

 Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  29 augustus 2016

in de zaak 16-274

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 16 november 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 21 maart 2016 met kenmerk , door de raad ontvangen op 24 maart 2016 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 juni 2016 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-              de brief van de deken van 21 maart 2016, met bijlagen;

-              de brief van klager van 18 mei 2016, met bijlagen, waaronder ook de brief van klager van 4 maart 2016.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Verweerster heeft de wederpartij van klager tijdens een echtscheidingsprocedure in 2009/2010 bijgestaan.

2.2      In 2013 heeft klager een kort geding procedure tegen zijn ex-echtgenote aanhangig gemaakt. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 27 februari 2013 de ex-echtgenote van klager veroordeeld om de voormalige echtelijke woning te verlaten en te ontruimen. Verweerster heeft de ex-echtgenote van klager in deze procedure niet bijgestaan.

2.3      De ex-echtgenote van klager heeft zich in juni 2015 opnieuw tot verweerster gewend met een brief van de advocaat van klager van 28 mei 2015. Verweerster heeft de advocaat van klager bij brief van 22 juni 2015 namens haar cliënte bericht dat zij niet kon instemmen met de in die brief voorgestelde regeling.

2.4      Verweerster heeft zich bij brief van 12 november 2015 rechtstreeks tot klager gewend betreffende de nakoming van de omgangsregeling tussen de cliënte van verweerster en de kinderen van partijen. Verweerster heeft een kopie van deze brief aan de advocaat van klager toegezonden.

2.5      Klager heeft in oktober 2015 een kort gedingprocedure aanhangig gemaakt in welke procedure verweerster namens haar cliënte een eis in reconventie heeft ingesteld.

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerster gedurende de echtscheidingsprocedure tussen klager en verweersters cliënte  polariserend te werk is gegaan waardoor vruchtbaar overleg in de kiem werd gesmoord;

2.    ongefundeerde uitspraken doet en lukrake beschuldigingen uit;

3.    klager rechtstreeks heeft aangeschreven, terwijl zij weet dat  klager door een advocaat wordt bijgestaan.

 

4          VERWEER

4.1     Het echtscheidingsdossier is in 2010 gesloten. De klachtbrief dateert van 16 november 2015. Klager heeft niet eerder aanleiding gezien om zich te beklagen over het optreden van verweerster tijdens de echtscheidingsprocedure. De civielrechtelijke geschillen tussen partijen zijn destijds aan de civiele rechter voorgelegd. Hetgeen door verweerster namens haar cliënte is ingebracht was gebaseerd op de informatie van haar cliënte. Er was geen sprake van een polariserende werkwijze aan de zijde van verweerster, laat staan dat de werkwijze van verweerster de belangen van haar cliënte en de kinderen niet heeft gediend.

4.2     De cliënte van verweerster heeft zich in juni 2015 met de brief van de advocaat van klager van 28 mei 2015 opnieuw tot verweerster gewend. De cliënte van verweerster was het niet eens met de inhoud van deze brief en wenste deze niet voor akkoord te ondertekenen, wat verweerster op verzoek van haar cliënte aan de advocaat van klager heeft bericht. In juli 2015 is beslag gelegd op de bankrekeningen van de cliënte van verweerster. Duidelijk is dat klager en de cliënte van verweerster geen overeenstemming konden bereiken over hun civielrechtelijke geschillen. Klager heeft in oktober 2015 een kort geding tegen de cliënte van verweerster aanhangig gemaakt betreffende de woonlasten van klager. Verweerster heeft in de kort geding procedure namens haar cliënte een eis in reconventie ingediend. De achtergrond van de klacht betreft civielrechtelijke geschillen tussen partijen. Het oordeel hierover is voorbehouden aan de civiele rechter. Het tuchtrecht leent zich niet voor het beoordelen van civielrechtelijke geschillen.

4.3      Verweerster heeft bij brief van 30 september 2015 aan de advocaat van klager melding gemaakt van het niet nakomen van de zorg regeling door klager. Verschillende pogingen om de advocaat van klager te spreken bleven zonder resultaat. Aan terugbelverzoeken werd niet tegemoet gekomen. Verweerster heeft klager hierover op 12 november 2015 een brief gestuurd, met gelijktijdige toezending van een afschrift hiervan aan de advocaat van klager. De cliënte van verweerster wenste zekerheid over de nakoming van de omgangsregeling. Klager heeft per e-mail van 13 november 2015 aan de cliënte van verweerster het volgende bericht: “Ik heb de brief van (…..) ontvangen. Mijn advocaat zal hier maandag inhoudelijk op reageren. Je hoeft vanavond niet te komen.” De zorgregeling is op 13 november 2015 niet doorgegaan. De advocaat van klager heeft op 16 november 2015 en ook daarna niet meer gereageerd. Op 16 november 2015 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend.

5          BEOORDELING

5.1      De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

5.2      De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij  de beoordeling van een dergelijke klacht geldt als uitgangspunt dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van haar cliënt te behartigen op een wijze die haar passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot maar mag ook niet worden misbruikt, wat het geval kan zijn als de belangen van de wederpartij (klager) nodeloos worden geschaad.

5.3      In zijn algemeenheid zullen de standpunten die de advocaat van de wederpartij inneemt, dan wel diens aanpak van de zaak de andere partij niet welgevallig zijn. Daarnaast geldt dat in een procedure de emoties tussen partijen hoog kunnen oplopen, zeker in familierechtelijke procedures. Alsdan kan een verwoord standpunt van de ene partij de andere partij onaangenaam treffen. Dat betekent echter niet dat die advocaat de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond.

5.3     De raad zal de klacht beoordelen met inachtneming van bovenvermelde  standpunten.

Ad klachtonderdeel 1)

5.4      Klager heeft ter zitting verklaard dat hij de gedragingen van verweerster in 2009 heeft aangehaald omdat verweerster zich in 2015 opnieuw heeft schuldig gemaakt aan vergelijkbare gedragingen. Het eerste onderdeel van de klacht heeft aldus betrekking op gedragingen van verweerster in 2009 en in 2015.

5.5      Voor zover de klacht betrekking heeft op gedragingen van verweerster in 2009 zal de raad de klacht op grond van het bepaalde in artikel 46 g lid 1 sub a niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de klacht op 16 november 2015 en derhalve meer dan drie jaar nadat klager kennis heeft kunnen nemen van het handelen van verweerster is ingediend.

5.6      Voor zover het eerste onderdeel van de klacht betrekking heeft op gedragingen van verweerster in de periode vanaf 22 juni 2015 geldt dat dit onderdeel van de klacht betrekking heeft op de wijze waarop verweerster de belangen van haar cliënte heeft behartigd. Verweerster trad op als advocate van de ex-echtgenote van klager, derhalve van de wederpartij van klager in de procedure. Als zodanig had verweerster een grote mate van vrijheid om de belangen van haar cliënte te behartigen.  Verweerster mocht er van uitgaan dat haar cliënte haar juiste informatie verstrekte, tenzij er voor haar reden zou zijn om aan de mededelingen te twijfelen. Niet is komen vast staan dat er voor verweerster een reden was om aan juistheid van de mededelingen ter zake van haar cliënte te twijfelen. Mitsdien mocht zij in het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënte het standpunt van cliënte op basis van de door haar cliënte versterkte informatie verwoorden. Juist in een procedure  waarin het gaat over een zorg- en omgangsregeling kunnen over en weer verwijten worden gemaakt die bij de andere partij onaangenaam overkomen. Dat het door verweerster verwoorde standpunt van haar cliënte klager niet welgevallig was betekent niet dat verweerster een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Uit het aan de raad overgelegde dossier noch uit hetgeen ter zitting is verhandeld, is komen vast te staan dat verweerster de belangen van klager nodeloos of op een ontoelaatbare wijze heeft geschaad. Voor zover het eerste onderdeel van de klacht betrekking heeft op gedragingen van verweerster in de periode vanaf 22 juni 2015 zal de raad deze ongegrond verklaren.

                               Ad klachtonderdeel 2)

5.7      Het tweede onderdeel van de klacht heeft eveneens betrekking op de wijze waarop verweerster de belangen van haar cliënte behartigt. Voor zover dit het optreden als advocaat van de wederpartij van klager betreft geldt hetgeen de raad hierover onder 5.6 heeft overwogen. Voor zover klager verweerster verwijt dat haar handelwijze niet in het belang van de cliënte van verweerster is, komt aan  klager  geen klachtrecht toe, op grond waarvan de raad het tweede onderdeel van de klacht in zoverre niet-ontvankelijk zal verklaren.

Ad klachtonderdeel 3)

5.8      Vast staat dat verweerster zich bij brief van 12 november 2015 rechtstreeks tot klager heeft gewend terwijl hij door een advocaat werd bijgestaan. Het staat een advocaat niet vrij zich rechtstreeks tot de wederpartij te wenden indien deze door een advocaat wordt bijgestaan. Dit is slechts anders indien hij of zij toestemming heeft van de advocaat van de wederpartij dan wel indien het een aanzegging met rechtsgevolg betreft. Hiervan was in deze geen sprake. Dat, zoals verweerster ter verweer naar voren heeft gebracht, de advocaat van klager niet heeft gereageerd op een eerder faxbericht en terugbelverzoeken van verweerster, betekent niet dat het verweerster vrij stond om zich rechtstreeks tot klager te richten. Het derde onderdeel van de klacht is gegrond.

 

6          MAATREGEL

  6.1     De raad acht de maartregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

 

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerster het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

 

7.2.    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die [klager/klaagster] in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50  aan reiskosten.

 

7.3     De raad ziet gelet op de omstandigheid dat slechts een onderdeel van de klacht gegrond is verklaard, dat voorts niet is komen vast te staan dat klager hiervan nadeel heeft ondervonden en gelet op de geringe ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart klachtonderdeel 1 voor zover dit betrekking heeft op gedragingen in 2009 niet-ontvankelijk en voor zover dit betrekking heeft op gedragingen in de periode vanaf juni 2015 ongegrond;

-        verklaart klachtonderdeel 2 niet-ontvankelijk voor zover het betreft het onderdeel dat verweerster niet in het belang van haar cliënte handelt en voor het overige ongegrond;

-        verklaart klachtonderdeel 3 gegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op

-        veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager

-        veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van EUR 50,00 aan klager.

 

Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans , voorzitter, mrs. C.A.M. de Bruijn

en A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier

en uitgesproken ter openbare zitting van 29 augustus 2016.

 

 

Griffier                                                            Voorzitter

Mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 29 augustus 2016

 

verzonden aan:

-            klager

-            verweerster

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de algemeen secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de niet-ontvankelijk/ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-           klager

-            verweerster

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-          de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline

-            verweerster

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg    

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.         Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl