Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-08-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:131

Zaaknummer

16-421/DB/LI

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerster haar cliënt niet te hebben tegengehouden toen deze een beschikking wilde executeren, privacygevoelige informatie en onjuiste informatie aan het hof te hebben verschaft en een kansloze procedure te zijn gestart. Verweerster heeft de deurwaarder geen opdracht gegeven om achterstallige alimentatie te incasseren. Haar cliënt heeft dit zelf gedaan. Verweerster hoeft dat zelf niet tegen te houden. Verweerster heeft informatie aan het hof verstrekt waarop een filter was toegepast. Voor dit filter had verweerster een goede verklaring. Het hof is daardoor niet onjuist geïnformeerd. Privacygevoelige informatie heeft verweerster van haar cliënt ontvangen en mocht zij derhalve in het geding brengen. De door verweerster gestarte procedure was niet op voorhand kansloos nu deze niet alleen op een alimentatieverplichting was gebaseerd maar op een tussen partijen gemaakte afspraak.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 29 augustus 2016

in de zaak 16-421/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

 

tegen:

 

 

verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 22 december 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerster.

1.2      Bij brief aan de raad van 9 mei 2016 met kenmerk K15-144 , door de raad ontvangen op 10 mei 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 juni 2016 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen en van de nagekomen brief van verweerster van 26 mei 2016, met de daarbij behorende bijlagen.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Verweerster is de advocaat van de zoon van klager. Tussen klager en zijn zoon zijn diverse alimentatieprocedures gevoerd.

2.2      Op 11 februari 2014 heeft de toenmalige advocaat van klager een brief aan verweerster gezonden met de opmerking dat klager teveel alimentatie aan zijn zoon zou hebben betaald. Bij brief van 24 maart 2014 heeft verweerster aangegeven dat zij op persoonlijke titel aan de advocaat van klager heeft bericht dat zij van mening was dat de berekening van de advocaat van klager juist was.

2.3      De zoon van klager was het met de berekening echter niet eens en heeft zelfstandig een deurwaarder ingeschakeld om de beweerde betalingsachterstand alsnog te incasseren.

2.4      Op 28 september 2015 heeft verweerster namens haar cliënt een beroepschrift bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch ingediend in het kader van een hoger beroepszaak over de alimentatiekwestie. Daarbij heeft verweerster producties overgelegd. Een van die producties betreft een overzicht van de bankrekening van de zoon van klager waarop een filter is toegepast en dus alleen bedragen van boven € 320,00 worden vermeld. Op 28 januari 2016 heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch een beschikking gewezen en daarin de vorderingen van de zoon van klager afgewezen. Tussen klager en zijn zoon is nog een procedure aanhangig bij de rechtbank Maastricht. In deze procedure is op 8 juni 2016 door verweerster nog een akte genomen. Een eindvonnis is nog niet gewezen.

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat

a)      verweerster niet voldoende zorg jegens klager in acht heeft genomen door in te stemmen met het nemen van invorderingsmaatregelen via een deurwaarder terwijl zij van mening is dat er geen sprake is van een achterstand in de alimentatiebetaling,

b)      verweerster bewust onjuiste alsmede privacygevoelige informatie aan het gerechtshof verschaft heeft in het kader van de procedure in hoger beroep,

c)      verweerster een kansloze zaak is gestart over een verzoek om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie.

 

4          VERWEER

4.1      Verweerster is van mening dat door haar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Voor wat betreft het eerste klachtonderdeel stelt verweerster dat niet zij de deurwaarder opdracht heeft gegeven om invorderingsmaatregelen te treffen, maar haar cliënt. Verweerster treft in deze derhalve geen blaam.

4.2      Voor wat betreft het tweede klachtonderdeel stelt verweerster zich op het standpunt dat zij geen onjuiste of privacygevoelige informatie aan het gerechtshof heeft verschaft. Verweerster heeft stukken van haar cliënt ontvangen en heeft die op verzoek van haar cliënt bij het hof ingediend. Verweerster is van mening dat zij op de juistheid van de door haar cliënt aangeleverde stukken mocht vertrouwen.

4.3      Verweerster is voor wat betreft het derde klachtonderdeel van mening dat zij geen kansloze procedure is gestart omdat de vordering van haar cliënt was gebaseerd op de tussen haar cliënt en klager gemaakte afspraak zoals vastgelegd in mailcorrespondentie.

 

5          BEOORDELING

5.1      De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

 

5.2      Verweerster treedt op voor de wederpartij van klager. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dat bij de beoordeling van een klacht over het optreden van de advocaat van de wederpartij er van behoort te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt en dat deze vrijheid niet ten gunste van een tegenpartij mag worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit criterium beoordelen.

Ad klachtonderdeel a)

5.3      Klager verwijt verweerster dat zij haar cliënt niet heeft tegengehouden toen hij de beweerde alimentatieachterstand van klager via een deurwaarde wilde incasseren. Verweerster heeft aangegeven dat zij zelf geen opdracht heeft gegeven aan de deurwaarder. Verweerster heeft haar cliënt geadviseerd om niet tot incasso over te gaan, maar haar cliënt heeft zelf de deurwaarder ingeschakeld en opdracht gegeven tot het nemen van incassomaatregelen . Nu verweerster zelf geen opdracht aan de deurwaarder heeft gegeven kan haar niet worden verweten dat toch incassomaatregelen zijn genomen. Verweerster hoeft haar cliënt niet te verbieden om zelf incassomaatregelen te nemen. Het eerste klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

Ad klachtonderdeel b)

5.4      Klager verwijt verweerster dat verweerster een uitdraai van de bankafschriften van haar cliënt aan het hof heeft gezonden waarop een filter is toegepast en waarop niet alle door klager aan zijn zoon betaalde bedragen zichtbaar waren. Verweerster heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd aangegeven dat haar cliënt het filter bewust had gehanteerd enerzijds omdat tussen partijen discussie bestond over of bepaalde door klager gedane betalingen nu wel of niet onder de alimentatieverplichting vielen en anderzijds om zijn privacy te waarborgen omdat er ook bij- en afschrijvingen waren waar klager niets mee te maken had.

5.5      De cliënt van verweerster is van mening dat de betalingen in verband met de lijfrentepolis geen alimentatie zijn, terwijl klager het tegenovergestelde denkt. Verweerster  heeft met het betreffende filter enkel de bedragen willen tonen die volgens haar cliënt alimentatiebetalingen waren en niet mogelijke andere door klager betaalde bedragen. Verweerster heeft dat ook zo aan het hof bericht. Klager heeft desgevraagd aangegeven dat zijn advocaat tijdens de zitting bij het hof het standpunt van klager heeft weergegeven en dus de andere bedragen heeft genoemd. Nu het filter een doel diende en het ook voor het hof duidelijk was dat dit filter was toegepast, kan de raad niet vaststellen dat verweerster het hof onjuist of onvolledig zou hebben geïnformeerd. Dit deel van de klacht is derhalve ongegrond.

 

5.6      Klager verwijt verweerster ook dat verweerster bepaalde privacygevoelige informatie aan het hof heeft gestuurd over de betaling van collegegelden van de andere zoons van klager. Verweerster heeft desgevraagd aangegeven dat zij de betreffende stukken van haar  cliënt heeft gekregen. De cliënt van verweerster had de stukken volgens eigen zeggen van zijn moeder gekregen. Verweerster mag de informatie die haar cliënt haar verstrekt gebruiken, mag in beginsel vertrouwen op de juistheid van die informatie en hoeft niet zonder meer te onderzoeken hoe haar cliënt aan die informatie is gekomen. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

 

Ad klachtonderdeel c)

5.7      Klager verwijt verweerster tot slot dat zij een bij voorbaat kansloze procedure tegen hem aanhangig heeft gemaakt. Volgens klager is vaste jurisprudentie dat nadat een kind de leeftijd van 21 heeft bereikt er geen alimentatie meer hoeft te worden betaald. Dat de vordering van zijn zoon zou worden afgewezen stond dus volgens klager al op voorhand vast. Verweerster heeft echter aangegeven dat de vordering mede was gebaseerd op mailverkeer tussen klager en zijn zoon waarin een tussen hen gemaakte afspraak werd vastgelegd. Uit het mailverkeer dat in het dossier zit valt te lezen dat door klager aan zijn zoon een toezegging is gedaan dat zijn zoon niets te kort zou komen en geld genoeg zou hebben.

5.8      De raad is van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat een vordering van de zoon van klager op deze toezegging gebaseerd kon worden. Verweerster heeft in hoger beroep een grief gericht tegen afwijzing van het gedane beroep op deze toezegging. Alhoewel het wellicht geen sterke zaak was, kan de raad niet vaststellen dat de procedure in hoger beroep bij voorbaat kansloos was. Het is immers niet ondenkbaar dat de vordering door het hof toch zou zijn toegewezen omdat deze voortvloeit uit een tussen partijen gemaakte afspraak. Ook het derde klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klacht ongegrond;

 

Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink , voorzitter, mrs. U.T. Hoekstra, H.C.M. Schaeken , leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 augustus 2016,

 

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 29 augustus 2016

 

verzonden aan:

-            klager

-            verweerster

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg     

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            klager

-            verweerster

-          de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg

-          de deken van de Nederlandse orde van advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl

 

 

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl