Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-07-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:187

Zaaknummer

16-527/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Verwijten dat verweerder: a) misbruik heeft gemaakt van het recht door klaagster sub 1 in twee juridische procedures te betrekken, waar klaagster sub 1 financieel nadeel van heeft ondervonden; b) de rechter heeft misleid; c) zijn verantwoordelijkheid niet heeft genomen. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond. Het stond verweerder vrij om namens zijn cliënt procedures jegens klaagster sub 1 aanhangig te maken. Het is begrijpelijk dat het aanhangig maken van deze procedures klagers niet welgevallig was, maar dit betekent niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dat verweerder door het aanspannen van deze procedures misbruik heeft gemaakt van het recht, is de voorzitter niet gebleken. De voorzitter kan op basis van de stukken de juistheid van de onder klachtonderdelen b) en c) geponeerde stellingen van klagers niet vaststellen. Het had op de weg van klagers gelegen om deze klachtonderdelen nader te onderbouwen, hetgeen zij hebben nagelaten. Dat verweerder namens zijn cliënt in de juridische procedures standpunten heeft ingenomen die evident in strijd zijn met de waarheid, is de voorzitter bovendien niet gebleken. Klacht geheel kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 20 juli 2016

in de zaak 16-527/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster sub 1

en

klager sub 2

tegen:

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 27 mei 2016 met kenmerk K300 2015 dk/jvo, door de raad ontvangen op 30 mei 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klaagster sub 1 (hierna ook: de stichting) is verwikkeld in een juridisch geschil met een vereniging omtrent de overdracht van twee scholen van de stichting aan de vereniging. Verweerder staat in dit geschil de vereniging bij.

1.2 Bij brief van 23 december 2014 heeft de directeur van de vereniging klager sub 2 onder meer het volgende bericht:

“Betreft: nakoming bestuursoverdracht

(…) De akte van de bestuursoverdracht van [de stichting] naar [de vereniging] van 2 juli 2014 regelt de overdracht van de instandhouding van de scholen (…) en (…) van [de stichting] naar [de vereniging]. In deze akte is o.a. opgenomen dat alle activa die betrekking hebben op de scholen (…) en (…) zullen moeten worden overgedragen van [de stichting] naar [de vereniging] naar de stand van 1 augustus 2014. (…) Tot op heden heeft [de vereniging] alleen de inventarisgoederen en leermiddelen overgedragen gekregen van [de stichting] en niet de liquide middelen. (…) Wij verzoeken u om binnen 8 dagen tot een volledige afrekening naar [de vereniging] over te gaan. (…)”

1.3 Bij brief van 15 januari 2015 heeft verweerder klager sub 2 als volgt bericht:

“(…) bestuurslid van [de vereniging] (…) heeft zich tot mij gewend met het verzoek om de belangen van de vereniging te behartigen. Cliënt heeft d.d. 23 december 2014 conform de akte van overdracht van [de stichting] naar [de vereniging] van 2 juli 2014 aan u verzocht om rekening en verantwoording af te leggen van de financiële middelen en alle vanaf 2 juli 2014 beschikbare liquide middelen over te dragen aan [de vereniging] (…).

U wordt uitdrukkelijk verzocht om uitvoering te geven aan het verzoek van [de vereniging]. Indien ik uiterlijk 27 januari 2015 niets van u verneem, dan zal ik in opdracht van [de vereniging] gepaste juridische maatregelen tegen u treffen. (…)”

1.4 De stichting heeft niet op dit verzoek gereageerd.

1.5 Op 17 februari 2015 heeft verweerder namens de vereniging de stichting gedagvaard voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam en (onder meer) gevorderd de stichting op te dragen rekening en verantwoording af te leggen over het gevoerde financiële beleid ten aanzien van de scholen en haar op te dragen alle vanaf 2 juli 2014 van overheidswege ontvangen en nog te ontvangen gelden en alle beschikbare liquide middelen van de scholen aan haar over te dragen.

1.6 Op 24 februari 2015 heeft een zitting plaatsgevonden bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. In het proces-verbaal van deze zitting is onder meer het volgende opgenomen:

“(…) Partijen komen ter beslechting van hun geschil in kort geding het navolgende overeen:

1. [De stichting] geeft uiterlijk op 25 februari 2015 opdracht aan haar registeraccountant om een balans op te maken aangaande [school A] en [school B] per 1 augustus 2014 als bedoeld in de akte houdende bestuursoverdracht van 2 juli 2014. De registeraccountant zal tevens opdracht krijgen om een balans voor genoemde scholen per 1 december 2014 op te maken. (…)

2. Indien uit voornoemde balansen blijkt dat [de stichting] nog enig bedrag aan [de vereniging] verschuldigd is of nog gerechtigd is tot enige betaling door [de vereniging], zullen partijen dienovereenkomstig binnen een termijn van een week na verschijning van de balansen met elkaar afrekenen.

3. [De stichting] zal tevens alle administratie die ten grondslag ligt aan voornoemde balansen binnen twee weken na verschijning daarvan overhandigen aan [de vereniging].

4. De procedure wordt geroyeerd, iedere partij draagt de eigen kosten. (…)”

1.7 De stichting heeft een aantal overzichten en twee Excel-sheets aan de vereniging verstrekt.

1.8 Op 6 mei 2015 heeft opnieuw een zitting plaatsgevonden bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De vereniging heeft gevorderd de stichting op straffe van verbeurte van een dwangsom op te dragen haar verplichtingen voortvloeiende uit het proces-verbaal van 24 februari 2015 binnen 48 uur na betekening van het vonnis na te komen, met veroordeling van de stichting in de proceskosten.

1.9 Bij vonnis van 20 mei 2015 heeft de voorzieningenrechter onder meer bepaald dat de stichting haar verplichtingen voortvloeiende uit het proces-verbaal van 24 februari 2015 dient na te komen, in die zin dat de stichting binnen zes weken na 15 mei 2015 een goedkeurende verklaring van de registeraccountant op de balansen van de betreffende scholen aan de vereniging dient over te leggen, waarna partijen uitvoering kunnen geven aan het in het proces-verbaal van 24 februari 2015 onder 2 en 3 bepaalde.

1.10 Op 29 juni 2015 heeft de voorzieningenrechter vonnis gewezen in een kortgedingprocedure die door de stichting was aangespannen jegens de vereniging. De voorzieningenrechter heeft de gevraagde voorzieningen geweigerd en de stichting veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de vereniging, alsmede in de na het vonnis ontstane kosten.

1.11 Bij brief van 24 november 2015 heeft klager sub 2 mede namens klaagster sub 1 bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

1.12 Bij ongedateerde brief, door de deken ontvangen op 27 november 2015, heeft klager sub 2 de klacht aangevuld.

1.13 Verweerder heeft zich bij brief van 18 december 2015 tegen de klacht verweerd.

1.14 De vereniging is in januari 2016 failliet verklaard.

1.15 Klager sub 2 heeft op 1 februari 2016 gerepliceerd, waarna verweerder op 25 februari 2016 heeft gedupliceerd.

1.16 De deken heeft partijen bij brief van 20 april 2016 zijn visie op de klacht kenbaar gemaakt.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) misbruik heeft gemaakt van het recht door de stichting in twee juridische procedures te betrekken, waar de stichting financieel nadeel van heeft ondervonden;

b) de rechter heeft misleid;

c) zijn verantwoordelijkheid niet heeft genomen.

2.2 Ter onderbouwing van klachtonderdeel a heeft klager sub 2 aangevoerd dat de door verweerder namens de vereniging geëntameerde juridische procedures de stichting onnodig op kosten hebben gejaagd.  De stichting is twee keer gedagvaard door de vereniging. In beide procedures heeft de rechter geoordeeld dat de stichting een accountantsverklaring aan de wederpartij moest doen toekomen. Dit onderzoek heeft de stichting veel geld gekost. Voorts heeft de stichting als gevolg van de door de vereniging aangespannen procedures een hoog bedrag aan advocaatkosten moeten betalen. Verweerder maakt tevens misbruik van het recht omdat hij de vereniging laat doorprocederen terwijl die vereniging failliet is, waardoor de stichting wordt opgezadeld met schulden. 

2.3 Klager sub 2 heeft ten aanzien van klachtonderdeel b aangevoerd dat verweerder de rechter steeds heeft voorgehouden dat de stichting de proceskosten waarin zij was veroordeeld, niet wilde betalen of niet heeft betaald.

Voorts is de stichting misleid omdat de vereniging al enige tijd onder curatele stond. Verweerder was daarvan op de hoogte. Terwijl de stichting geld tegoed heeft van de vereniging, doet verweerder de stichting nimmer een schikkingsvoorstel of een voorstel om alvast te beginnen met het aflossen van de openstaande schuld, maar stuurt hij de stichting rekeningen met het verzoek de bedragen te voldoen op zijn derdenrekening.

2.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c heeft klager sub 2 aangevoerd dat verweerder zijn cliënt heeft laten doorprocederen terwijl de eigen kas leeg was. Verweerder heeft nooit zijn verantwoordelijkheid genomen.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft in de onderhavige kwestie voor de vereniging drie procedures gevoerd. Twee van deze procedures waren geëntameerd door de vereniging. Deze procedures waren noodzakelijk om de stichting te dwingen haar verplichtingen na te komen. De stichting heeft alle tijd gehad om de procedures te voorkomen. De derde procedure is door de stichting geëntameerd.

3.2 De kosten voor het opstellen van de balansen zijn geen kosten die door de vereniging zijn veroorzaakt. De balansen moesten door de stichting worden opgesteld. Klagers kunnen verweerder niet verwijten dat daarmee kosten gemoeid waren. 

3.3 Dat de vereniging al enige tijd onder curatele stond, is verweerder niet bekend.

3.4 Bij zijn optreden als advocaat van de vereniging heeft verweerder ook rekening gehouden met de belangen van de stichting. Hij heeft de advocaat van de stichting verzocht om het geschil in onderling overleg op te lossen, hetgeen de wederpartij heeft geweigerd. Verweerder heeft in overleg met de vereniging gewacht met de betekening van het vonnis in de hoop dat de stichting over de brug zou komen. De stichting heeft daar niet op gereageerd.

3.5 Voor het overige wordt op het verweer – waar nodig – ingegaan bij de beoordeling van de klacht. 

4 BEOORDELING

4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van de advocaat van de wederpartij van klagers. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.2 Dit klachtonderdeel betreft het verwijt – kort gezegd – dat verweerder misbruik heeft gemaakt van het recht door de stichting in juridische procedures te betrekken.

4.3 De voorzitter overweegt als volgt.

4.4 Het stond verweerder vrij om namens de vereniging procedures jegens de stichting aanhangig te maken. Het is begrijpelijk dat het aanhangig maken van deze procedures klagers niet welgevallig was, maar dit betekent niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dat verweerder door het aanspannen van deze procedures misbruik heeft gemaakt van het recht, is de voorzitter niet gebleken.

4.5 Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdelen b en c

4.6 Klagers verwijten verweerder dat hij de rechter heeft misleid en zijn verantwoordelijkheid niet heeft genomen. Verweerder heeft deze verwijten gemotiveerd betwist.

4.7 De voorzitter kan op basis van de onderhavige stukken de juistheid van deze stellingen van klagers niet vaststellen. Het had op de weg van klagers gelegen om deze klachtonderdelen nader te onderbouwen, hetgeen zij hebben nagelaten. Dat verweerder namens zijn cliënt in de juridische procedures standpunten heeft ingenomen die evident in strijd zijn met de waarheid, is de voorzitter bovendien niet gebleken.

4.8 Alles overziend is niet gebleken dat verweerder op enigerlei wijze de grenzen van de onder 4.1 genoemde vrijheid heeft overschreden. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 onder c Advocatenwet, dan ook in haar geheel kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 onder c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 20 juli 2016.

 

 

Griffier  Voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 21 juli 2016 verzonden.