Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-08-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:184

Zaaknummer

16-564/DH/RO

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Verwijten dat verweerster: a) klager heeft misleid door niet bij aanvang van de zaak aan te geven dat voor het verkrijgen van vervangende toestemming voor verhuizing naar het buitenland een aparte procedure gestart zou moeten worden; b) zij klager niet tijdig en deugdelijk heeft geïnformeerd over de voortgang van de zaak, zij niet met hem heeft overlegd wat er in de stukken moest staan en zij dikwijls stukken op het laatste moment heeft ingediend; c) zij haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door met haar partner over de zaak van klager te spreken; d) zij de klachten van klager niet serieus heeft genomen en heeft geweigerd hem een deel van het door hem betaalde bedrag terug te betalen; e) zij heeft geweigerd het dossier van klager over te dragen aan de opvolgend advocaat. Met betrekking tot klachtonderdeel a oordeelt de voorzitter dat niet aannemelijk is dat verweerster ten tijde van het opstellen van de opdrachtbevestiging kon voorzien dat een dergelijke aparte procedure zou moeten worden gevoerd en dat klager ervan uit mocht gaan dat deze procedure bij de prijs was inbegrepen. Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat uit de stukken niet blijkt dat verweerster klager te laat heeft geïnformeerd. Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat de partner van verweerster op haar kantoor werkzaam is en dat hij daarom een afgeleide geheimhoudingsplicht heeft. Klachtonderdeel d: tijdens een bespreking op 17 februari 2015 is de situatie tussen klager en verweerster geëscaleerd, waarna verweerster zich genoodzaakt heeft gezien haar werkzaamheden voor klager te beëindigen. Op dat moment waren alle werkzaamheden in de echtscheidingsprocedure reeds verricht. Op 11 maart 2015 is de echtscheiding tussen klager en zijn ex-echtgenote uitgesproken. Gelet daarop valt niet in te zien waarom klager recht zou hebben op terugbetaling van (een gedeelte van) het bedrag van EUR 4.000,-. Klachtonderdeel e: verweerster heeft gemotiveerd aangevoerd dat zij een compleet dossier heeft overgedragen aan de opvolgend advocaat van klager. Bovendien heeft klager na een bemiddelingsgesprek met de deken van verweerster het originele dossier ontvangen. Klacht geheel kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 3 augustus 2016

in de zaak 16-564/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:   

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 1 juni 2016 met kenmerk R 2016/45 ml, door de raad ontvangen op 2 juni 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager is door verweerster bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Op 11 maart 2014 heeft een intakegesprek plaatsgevonden. Op 17 maart 2014 heeft een tweede bespreking plaatsgevonden.

1.2 Op 17 maart 2014 heeft verweerster klager een opdrachtbevestiging gezonden, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

“(…) U verzocht mij kort gezegd u bij te staan in een echtscheidingsprocedure die uw echtgenote (…) voornemens is aanhangig te maken. Wij spraken af dat ik voor mijn werkzaamheden in deze zaak een uurtarief van € 200,- hanteer (…). U ging hier uitdrukkelijk mee akkoord. Voor de goede orde bevestig ik u dat wij in onderhavig dossier een vaste prijsafspraak ad € 4.000,- exclusief 21% BTW, 6% kantoorkosten en griffiekosten hebben gemaakt. (…)”

1.3 De ex-echtgenote van klager heeft op 23 juli 2014 een verzoekschrift tot echtscheiding met nevenverzoeken ingediend bij de rechtbank.

1.4 Op 11 december 2014 heeft de ex-echtgenote van klager een aanvullend verzoekschrift ingediend met daarin het verzoek te bepalen dat aan haar vervangende toestemming zou worden verleend om samen met haar minderjarige kinderen naar het buitenland te verhuizen. De advocaat van de vrouw heeft dit verzoekschrift op 11 december 2014 per e-mail aan verweerster toegezonden. Verweerster heeft dit verzoekschrift vervolgens bij e-mail van 15 december 2014 doorgestuurd naar klager.

1.5 Verweerster heeft vervolgens een verweerschrift opgesteld. De broer van klager heeft verweerster op 14 januari 2015 een e-mail met op- en

aanmerkingen op dit verweerschrift toegestuurd.

1.6 Verweerster heeft het verweerschrift vervolgens op 14 januari 2015 ingediend bij de rechtbank.

1.7 Op 15 januari 2015 heeft een zitting plaatsgevonden in het kader van de echtscheidingsprocedure. Ter zitting is aan partijen meegedeeld dat het onder 1.4 bedoelde aanvullende verzoekschrift zou worden afgesplitst, als aparte procedure zou worden voortgezet en zou worden behandeld door de meervoudige kamer van de rechtbank. De behandeling van het verzoek is vervolgens geappointeerd op een zitting van 2 maart 2015.

1.8 Bij e-mail van 11 februari 2015 te 15.59 uur heeft verweerster klager als volgt bericht:

“(…) Bijgaand zend ik je een oproep voor de thans bepaalde zitting in verband met de procedure vervangende toestemming verhuizing/emigratie (…). Voor de goede orde bevestig ik je dat ik mijn werkzaamheden in deze separaat aan je zal factureren op basis van een uurtarief ad € 200,-- exclusief BTW, kantoorkosten en overige kosten zoals griffiegeld, aangezien dit een separate procedure betreft. (…)”

1.9 Klager heeft verweerster bij e-mail van 11 februari 2015 te 17.45 uur bericht dat hij van mening was dat de bijstand door verweerster op de zitting van

2 maart 2015 onder de prijsafspraak van EUR 4.000,- viel.

1.10 Verweerster heeft klager bij e-mail van 12 februari 2015 te 10.05 uur bericht dat het verzoek vervangende toestemming verhuizing/emigratie buiten de prijsafspraak voor de echtscheidingsprocedure viel en dat zij bereid was om klager in eerstgenoemde procedure bij te staan tegen haar gebruikelijke uurtarief.

1.11 Klager heeft verweerster bij e-mail van 12 februari 2015 te 19.54 uur bericht dat hij daar niet mee instemde.

1.12 Op 17 februari 2015 heeft een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van verweerster. Bij deze bespreking waren klager, zijn broer, verweerster en haar partner, de heer T., aanwezig. Tijdens deze bespreking is ruzie ontstaan. Naar aanleiding daarvan heeft verweerster de politie ingeschakeld.

1.13 Bij e-mail van 23 februari 2015 heeft verweerster klager bericht dat zij zich in de twee procedures van klager had onttrokken als zijn advocaat.

1.14 Bij beschikking van 11 maart 2015 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen klager en zijn ex-echtgenote uitgesproken.

1.15 Klager heeft zijn geschil met verweerster voorgelegd aan de Geschillencommissie Advocatuur. Op 10 juli 2015 heeft in dat kader een hoorzitting plaatsgevonden.

1.16 Op 31 juli 2015 heeft de Geschillencommissie Advocatuur klager en verweerster schriftelijk een bindend advies gestuurd, waarin de klachten van klager ongegrond zijn verklaard.

1.17 Bij brief van 1 oktober 2015 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

1.18 Op 7 maart 2016 heeft een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden op het Bureau van de Rotterdamse Orde van Advocaten. Dit gesprek heeft niet tot een oplossing geleid.

1.19 Op 10 maart 2016 heeft klager het originele fysieke dossier in zijn zaak, dat verweerster na afloop van het bemiddelingsgesprek van 7 maart 2016 aan het Bureau van de Rotterdamse Orde van Advocaten had gestuurd, in ontvangst genomen.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij klager heeft misleid/opgelicht door niet bij aanvang van de zaak aan te geven dat voor het verkrijgen van vervangende toestemming voor verhuizing naar het buitenland een aparte procedure gestart zou moeten worden, terwijl klager verweerster vanaf de start van hun zakelijke relatie duidelijk heeft gemaakt dat zijn ex-echtgenote voornemens was om met hun kinderen naar het buitenland te verhuizen;

b) zij klager niet tijdig en deugdelijk heeft geïnformeerd over de voortgang van de zaak, zij niet met hem heeft overlegd wat er in de stukken moest staan en zij dikwijls stukken op het laatste moment heeft ingediend;

c) zij haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door met haar partner, de heer T., over de zaak van klager te spreken;

d) zij de klachten van klager niet serieus heeft genomen en heeft geweigerd hem een deel van het door hem betaalde bedrag van EUR 4.000,- terug te betalen;

e) zij heeft geweigerd het dossier van klager over te dragen aan de opvolgend advocaat.

3 VERWEER

Klachtonderdeel a

3.1 Zoals blijkt uit de opdrachtbevestiging d.d. 17 maart 2014 had de vaste prijsafspraak betrekking op de echtscheidingsprocedure. Het spreekt voor zich dat verweerster in haar opdrachtbevestiging niet behoefde op te nemen dat een separate procedure buiten het bestek van de vaste prijsafspraak zou vallen. Klager stelt ten onrechte dat hij bij aanvang van de echtscheidingsprocedure aan verweerster heeft medegedeeld dat zijn (inmiddels ex-)echtgenote voornemens was om met hun minderjarige kinderen te emigreren. Van dit voornemen heeft verweerster voor het eerst vernomen middels het aanvullend verzoekschrift van de vrouw d.d. 11 december 2014. Als zij bij aanvang van de echtscheidingsprocedure kennis zou hebben gehad van het kennelijke voornemen van de vrouw om te willen verhuizen, zou een en ander uiteraard met klager besproken zijn.

Klachtonderdeel b

3.2 Klager geeft ten onrechte aan dat verweerster zou zijn tekortgeschoten in het uitvoeren van haar werk als advocaat. Klager heeft verweerster in de periode die zij hem heeft bijgestaan, nimmer verweten dat zij haar werk niet goed zou doen. Klager verwijt verweerster ten onrechte dat zij documenten die zij op 18 en 19 december 2014 van de advocaat van de wederpartij heeft ontvangen, niet direct aan klager zou hebben doorgezonden. Verweerster heeft in die periode vanwege haar kantoorverhuizing problemen gehad met haar telefoon- en internetverbinding. Derhalve heeft zij de bedoelde documenten tijdens haar bespreking met klager op haar nieuwe kantoor op 22 december 2014 aan klager overgelegd en de inhoud daarvan met hem besproken. Klager heeft derhalve wel degelijk tijdig kennis genomen van de inhoud van bedoelde stukken. Daarnaast zijn alle processtukken met klager besproken en door hem geaccordeerd. In overleg met de rechtbank en klager heeft verweerster het verweerschrift namens klager een dag voor de zitting van 15 januari 2015 ingediend.

Klachtonderdeel c

3.3 Klager heeft verweerster tijdens het gesprek op 17 maart 2014 medegedeeld dat hij zelfstandig ondernemer was en dat de financiële status van zijn onderneming relevant was voor de echtscheidingsprocedure. Klager wilde in dit kader geadviseerd worden. Daarop heeft verweerster de heer T. aan klager voorgesteld, als zijnde de persoon die intern over bedrijfseconomische vraagstukken ging. Vervolgens hebben zij met zijn drieën besproken wat de vervolgstappen zouden zijn. Klager en verweerster hebben meerdere besprekingen gevoerd waarbij de heer T. vaker wel dan niet aanwezig was. De heer T. werkt als de partner van verweerster mee op haar kantoor en heeft derhalve eveneens een geheimhoudingsplicht.

Klachtonderdeel d

3.4 Verweerster betwist dat zij zich niet professioneel heeft gedragen door klagers klachten niet serieus te nemen. Vanwege de escalatie tijdens de bespreking van 17 februari 2015 is verweerster genoodzaakt geweest om haar werkzaamheden voor klager per direct te beëindigen. Klager verwijt haar daarom ten onrechte dat zij hem het overeengekomen bedrag niet heeft terugbetaald.

Klachtonderdeel e

3.5 Het verwijt dat verweerster het dossier in de zaak van klager niet zou hebben overgedragen aan de opvolgend advocaat is onterecht. Verweerster heeft het dossier op verzoek van de opvolgend advocaat per post op 10 maart 2015 aan haar doen toekomen. Voorts heeft verweerster het een en ander per e-mail aan de opvolgend advocaat gezonden.

4 BEOORDELING

Klachtonderdeel a: kosten procedure vervangende toestemming

4.1 Uit de opdrachtbevestiging d.d. 17 maart 2014 volgt dat klager en verweerster een vaste prijsafspraak hebben gemaakt voor de behandeling van de echtscheiding. Verweerster heeft aangevoerd dat zij niet eerder dan 11 december 2014 op de hoogte was van het voornemen van de ex-echtgenote van klager om naar het buitenland te verhuizen, terwijl klager stelt dat zij dat wel degelijk wist. Het dossier bevat geen aanknopingspunten voor de juistheid van de stelling van klager. Niet aannemelijk is derhalve dat verweerster ten tijde van het opstellen van de opdrachtbevestiging kon voorzien dat een dergelijke aparte procedure zou moeten worden gevoerd en dat klager ervan uit mocht gaan dat deze procedure bij de prijs was inbegrepen. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b: informatieplicht en tijdigheid indienen stukken

4.2 Verweerster heeft betwist dat zij klager niet tijdig heeft geïnformeerd. Uit de onderhavige stukken blijkt dat verweerster het aanvullende verzoekschrift van de ex-echtgenote van klager op 11 december 2014 heeft ontvangen en dit op 15 december 2014 per e-mail naar klager heeft doorgestuurd. Op 22 december 2014 hebben verweerster en klager deze stukken besproken. Niet valt in te zien dat verweerster klager te laat zou hebben geïnformeerd. Bovendien blijkt uit de stukken dat de broer van klager verweerster op 14 januari 2015 een e-mail heeft gestuurd met daarin opmerkingen over het concept verweerschrift. Verweerster heeft het verweerschrift vervolgens op 14 januari 2015 bij de rechtbank ingediend. Uit de beschikking van 11 maart 2015 volgt dat de rechtbank rekening heeft gehouden met het verweerschrift, alsmede dat het moment van toezending geen negatieve gevolgen heeft gehad.

4.3 Gelet op bovenstaande is het klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c: schenden geheimhoudingsplicht 

4.4 Uit het dossier volgt dat de heer T. op het kantoor van verweerster werkzaam is en dat hij daarom een afgeleide geheimhoudingsplicht heeft. Ook dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel d: terugbetalen EUR 4.000,-

4.5 Uit de onderhavige stukken blijkt dat verweerster met klager heeft afgesproken dat zij hem in de echtscheidingsprocedure zou bijstaan voor een vast bedrag van EUR 4.000,-. Vervolgens is tijdens de bespreking van 17 februari 2015 de situatie tussen klager en verweerster geëscaleerd, waarna verweerster zich genoodzaakt heeft gezien haar werkzaamheden voor klager te beëindigen. Op dat moment waren alle werkzaamheden in de echtscheidingsprocedure reeds verricht. Op 11 maart 2015 is de echtscheiding tussen klager en zijn ex-echtgenote uitgesproken. Gelet daarop valt niet in te zien waarom klager recht zou hebben op terugbetaling van (een gedeelte van) het bedrag van EUR 4.000,-. Het klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel e: weigeren het dossier over te dragen

4.6 Verweerster heeft gemotiveerd aangevoerd dat zij op 10 maart 2015 een compleet dossier heeft overgedragen aan de opvolgend advocaat van klager. Bovendien heeft klager, na het bemiddelingsgesprek van 7 maart 2016, van verweerster het originele dossier ontvangen. Het verwijt van klager treft derhalve geen doel.

4.7 Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster is niet gebleken. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 onder c Advocatenwet, dan ook in haar geheel kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 3 augustus 2016.

 

 

Griffier  Voorzitter

Mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 4 augustus 2016 verzonden.