Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-07-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:182

Zaaknummer

16-554/DH/RO

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Verwijt dat verweerder, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, al dan niet samen met zijn cliënt en/of diens boekhouder heimelijk overleg heeft gevoerd met de vereffenaar/rechtbankdeskundige. Voorts heeft verweerder en/of zijn cliënt, buiten medeweten van klagers, aan de vereffenaar/deskundige een specificatie van de vordering van verweerders cliënt op klagers overgelegd, welke informatie de vereffenaar/deskundige pas tweeënhalf jaar later aan klagers heeft bekendgemaakt. Uit de overgelegde stukken volgt dat de vereffenaar/deskundige, zowel in zijn definitieve deskundigenbericht aan de rechtbank als in het kader van de onderhavige klachtprocedure, heeft verantwoord op welke wijze hij te werk is gegaan. In zijn urenspecificatie heeft hij de contactmomenten met de verschillende personen vastgelegd. Dat er heimelijk overleg heeft plaatsgevonden tussen verweerder en de vereffenaar/deskundige is op geen enkele wijze gebleken.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 27 juli 2016

in de zaak 16-554/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager sub 1

gemachtigde:

klager sub 2

gemachtigde:

klager sub 3

gemachtigde:

 

tegen:

 

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 30 mei 2016 met kenmerk R 2016/43 ml, door de raad ontvangen op 31 mei 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klagers en hun wederpartij zijn, na de beëindiging van hun samenwerking in een vennootschap onder firma, reeds vele jaren verwikkeld in een juridisch geschil. Verweerder treedt op als advocaat van de wederpartij.

1.2 Tussen 1999 en 2003 hebben in drie instanties civiele procedures plaatsgevonden. Deze procedures zijn geëindigd met een arrest van de Hoge Raad d.d. 3 oktober 2003. In dit arrest is het door klagers ingestelde cassatieberoep verworpen.

1.3 Op 10 maart 2005 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Partijen hebben de rechtbank verzocht om de verdeling vast te stellen en een vereffenaar te benoemen.

1.4 Bij vonnis van 29 juni 2005 heeft de rechtbank Rotterdam een deskundigenonderzoek bevolen en mr. X als vereffenaar en deskundige benoemd.

1.5 In opdracht van de cliënt van verweerder heeft een accountant een rapport d.d. 26 april 2006 opgesteld. Dit rapport is aan de vereffenaar/deskundige toegezonden. In het rapport is onder meer het volgende opgenomen:

“Geachte [cliënt van verweerder],

Ingevolge uw opdracht hebben wij een aantal specifieke werkzaamheden verricht met betrekking tot uw vordering op [klagers] (…). (…) Uit ons onderzoek op de aan ons verstrekte bescheiden, waaronder administratie en betalingsbewijzen en correspondentie met de bewindvoerder inzake de surseance van [cliënt van verweerder], is gebleken dat de vordering van [cliënt van verweerder] op [klagers] kan worden gesteld op € 51.353 (…). Wij wijzen erop dat deze rapportage voor u, uw advocaat en de door de rechtbank benoemde vereffenaar is bestemd en niet aan anderen mag worden verstrekt, zonder onze uitdrukkelijke toestemming vooraf. (…)”

1.6 Op 21 oktober 2008 heeft de vereffenaar/deskundige de toenmalige advocaat van klagers een kopie van het rapport van de accountant toegezonden, met het verzoek aan te geven hoeveel tijd hij wenste voor het geven van een reactie op het rapport.

1.7 Op 11 april 2013 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden waarbij aan de orde is gesteld de voortgang in de vereffening van de ontbonden vennootschap onder firma. Op voorstel van de rechter is een aantal afspraken gemaakt met partijen en de vereffenaar/deskundige over de wijze waarop de afwikkeling van het definitieve deskundigenbericht verder diende plaats te vinden.

1.8 Klagers hebben bij brief van 24 mei 2013 verzocht om mr. X als vereffenaar en deskundige te ontslaan en een andere deskundige te benoemen. Bij vonnis van 29 januari 2014 heeft de rechtbank Rotterdam dit verzoek afgewezen.

1.9 De vereffenaar/deskundige heeft vervolgens bij de rechtbank Rotterdam zijn deskundigenbericht d.d. 6 november 2014 ingediend.

1.10 Op 27 maart 2015 heeft de vereffenaar/deskundige zijn declaratie ter hoogte van EUR 12.733,- inclusief urenspecificatie ingediend bij de rechtbank Rotterdam. Uit de urenspecificatie volgt dat de vereffenaar/deskundige telefonisch contact heeft gehad met de toenmalige advocaat van klagers. Ook blijkt uit de specificatie dat de vereffenaar/deskundige besprekingen heeft gehad met verweerder, de cliënt van verweerder en de accountant van verweerders cliënt.

1.11 Bij brief van 12 augustus 2015, aangevuld bij brief van 21 augustus 2015, heeft de gemachtigde van klagers namens klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerder. In deze brief heeft hij de deken in het arrondissement Rotterdam verzocht om de klacht in behandeling te nemen, te onderzoeken en gegrond te verklaren, althans door te leiden naar de raad van discipline. De deken heeft, conform het bepaalde in artikel 46c lid 4 Advocatenwet, de behandeling van de klacht overgedragen aan de waarnemend deken.

1.12 De gemachtigde van klagers heeft de (waarnemend) deken verzocht de behandeling van de klacht over te dragen aan een deken uit een ander arrondissement. De (waarnemend) deken heeft dit verzoek niet ingewilligd. 

1.13 Verweerder heeft zich bij brief van 11 oktober 2015 tegen de klacht verweerd.

1.14 Op 28 april 2016 heeft de waarnemend deken partijen zijn visie op de klacht kenbaar gemaakt.

1.15 Bij brief van 13 mei 2016 heeft de gemachtigde van klagers de deken verzocht het klachtdossier door te zenden naar de raad van discipline.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, al dan niet samen met zijn cliënt en/of diens boekhouder heimelijk overleg heeft gevoerd met de vereffenaar/rechtbankdeskundige. Voorts heeft verweerder en/of zijn cliënt, buiten medeweten van klagers, aan de vereffenaar/deskundige een specificatie van de vordering van verweerders cliënt op klagers overgelegd, welke informatie de vereffenaar/deskundige pas tweeënhalf jaar later aan klagers heeft bekendgemaakt. 

3 VERWEER

3.1 Verweerder meent dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard. Tussen hem, de accountant van zijn cliënt en de vereffenaar/deskundige heeft nimmer heimelijk gezamenlijk overleg plaatsgevonden.

3.2 Mr. X heeft, in zijn hoedanigheid van deskundige en vereffenaar, verweerder en zijn cliënt uitgenodigd voor een bespreking op zijn kantoor in april 2007. Tijdens die bespreking is de door de accountant opgestelde rapportage, die mr. X op 26 april 2006 is toegezonden, ter sprake gekomen naast de vraag of er nog verhaalsobjecten in de vennootschap onder firma aanwezig waren. Van enige manipulatie is in dat gesprek geen sprake geweest en daarvan kon ook geen sprake zijn gezien het feit dat de cijfers al op 26 april 2006 – dus een jaar voor de bespreking – vast lagen en bovendien waren gebaseerd op de door de accountant opgemaakte balans per 31 juli 1996 en de winst- en verliesrekening over de periode 1 januari 1996 tot en met 31 juli 1996. Deze stukken zijn in de procedure tussen klagers en de cliënt van verweerder reeds ter rolle van 20 september 1997 bij conclusie van dupliek in conventie en conclusie van repliek in reconventie overgelegd.

3.3 Blijkens de inhoud van het deskundigenbericht heeft de vereffenaar/deskundige geen informatie gebruikt die klagers niet bekend was en/of niet bekend zou zijn.

3.4 Voor het overige komt het verweer hierna – waar nodig – aan de orde bij de beoordeling van de klacht.

4 BEOORDELING

4.1 Voor zover na indiening van de klacht bij de deken bezwaar is opgekomen en gehandhaafd tegen de behandeling van de klacht door de (waarnemend) deken, zal de voorzitter daar niet op ingaan, aangezien die kwestie niet ziet op de inhoud van de ter beoordeling voorliggende klacht tegen verweerder. Het staat klagers uiteraard vrij om desgewenst een nieuwe klacht te formuleren waarin het handelen van de (waarnemend) deken aan de orde wordt gesteld.

4.2 De klacht betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Het tuchtrecht dient er niet toe een advocaat ten faveure van de wederpartij te beknotten in zijn vrijheid om zijn cliënten bij te staan in de wijze die hem goeddunkt. De advocaat dient in een rechtsgeding de vrijheid te hebben om die proceshandelingen te verrichten die hem, in overleg met zijn cliënt, geraden voorkomen. Deze vrijheid kan slechts worden beperkt indien zonder enig te respecteren belang van zijn eigen cliënt, de belangen  van de wederpartij nodeloos worden geschaad. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

4.3 Klagers verwijten verweerder dat hij heimelijk overleg heeft gevoerd met de vereffenaar/deskundige, alsmede dat hij aan de vereffenaar/deskundige informatie heeft verstrekt waar klagers pas tweeënhalf jaar later kennis van hebben genomen. Verweerder heeft deze stellingen gemotiveerd betwist.

4.4 Uit de overgelegde stukken volgt dat de vereffenaar/deskundige, zowel in zijn definitieve deskundigenbericht aan de rechtbank als in het kader van de onderhavige klachtprocedure, heeft verantwoord op welke wijze hij te werk is gegaan. In zijn urenspecificatie d.d. 27 maart 2015 heeft hij de contactmomenten met de verschillende personen vastgelegd. Dat er heimelijk overleg heeft plaatsgevonden tussen verweerder en de vereffenaar/deskundige is op geen enkele wijze gebleken.

4.5 Dat het rapport van de accountant niet direct is toegezonden aan de toenmalige advocaat van klagers, kan verweerder niet worden verweten. Uit hetgeen bij randnummer 1.5 is opgenomen volgt dat het rapport uitsluitend bestemd was voor verweerder, diens cliënt en de vereffenaar/deskundige. Laatstgenoemde heeft dit rapport aan de toenmalige advocaat van klagers verstrekt zodra hij daarvoor toestemming had van de accountant. De toenmalige advocaat van klagers is door de vereffenaar/deskundige bovendien in de gelegenheid gesteld om op dat rapport te reageren.

4.6 Alles overziend is niet gebleken dat verweerder op enigerlei wijze de grenzen van de onder 4.2 genoemde vrijheid heeft overschreden. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 onder c Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 onder c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 27 juli 2016.

 

 

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 28 juli 2016 verzonden.