Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-09-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2016:140
Zaaknummer
16-275/DB/OB
Inhoudsindicatie
Voor zover klaagster zich onvoldoende heeft doen informeren door een fiscalist over de fiscale gevolgen van het echtscheidingsconvenant kan verweerster daarvoor tuchtrechtelijk niet verantwoordelijk worden gehouden. Verweerster heeft voldoende duidelijk aangegeven dat zij geen specialist was op het gebied van de fiscale aspecten van de echtscheiding. Verweerster heeft zorgvuldig gehandeld door klaagster naar een fiscaal specialist te verwijzen en heeft dit voldoende duidelijk schriftelijk vastgelegd.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 5 september 2016
in de zaak 16-275/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 24 juli 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 22 maart 2016 met kenmerk 48/15/061k , door de raad ontvangen op 24 maart 2016 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 juni 2016 in aanwezigheid van klaagster, de gemachtigde van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken van 22 maart 2016, met bijlagen
- de brief van verweerster van 11 april 2016;
- de brief van de gemachtigde van klaagster van 12 juni 2016.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerster heeft klaagster in de periode van 2013-2015 bijgestaan in een echtscheidingsprocedure tegen de heer Y. Verweerster heeft bij brief van 30 augustus 2013 aan klaagster bevestigd een uurtarief van € 235,00 exclusief kantoorkosten en btw te zullen hanteren en dat het honorarium pas in rekening zou worden gebracht indien klaagster op grond van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden dan wel ontvangst van alimentatie in de gelegenheid zou zijn de facturen van verweerster te betalen. Verweerster heeft conform afspraak met klaagster maandelijks kostenoverzichten aan klaagster toegezonden.
2.2 Klaagster en de heer Y hebben op 17 april 2015 een echtscheidingsconvenant ondertekend.
2.3 Verweerster heeft op 1 mei 2015 een conceptdeclaratie voor de door haar in de periode van augustus 2013 – april 2015 verrichte werkzaamheden aan klaagster verzonden. Verweerster heeft bij brief dd. 7 mei 2015 naar aanleiding van het telefoongesprek die dag tussen klaagster en verweerster bevestigd dat klaagster akkoord was met de conceptdeclaratie en tevens met de tussen partijen getroffen betalingsregeling onder toezending van de declaratie dd. 7 mei 2015. Klaagster heeft bij brief dd. 19 mei 2015 aan verweerster bericht het niet eens te zijn met de hoogte van de declaratie. Op 21 mei 2015 heeft een telefoongesprek tussen klaagster en verweerster plaatsgevonden. Klaagster heeft bij brief van 27 mei 2015 aan verweerster onder meer bericht in een moeilijke financiële positie te verkeren en dat verweerster had nagelaten haar op de fiscale gevolgen van het convenant te wijzen. Verweerster heeft bij brief van 29 mei 2015 op voormeld schrijven gereageerd. Verweerster heeft vervolgens op 2 juni 2015 aangekondigd tot incasso van haar vordering over te gaan, indien verweerster niet tot betaling zou overgaan. Daarbij was nog een factuur voor aanvullende werkzaamheden gevoegd. Klaagster heeft zich bij brief van 22 juni 2015 beklaagd over het optreden van verweerster en gesteld de zaak aan de deken te willen voorleggen. Zij stelde erop te vertrouwen dat verweerster in afwachting daarvan niet tot incassomaatregelen zou overgaan.
2.4 Verweerster heeft klaagster bij dagvaarding van 7 juli 2015 in rechte betrokken en betalingen van haar facturen gevorderd.
2.5 De gemachtigde van klaagster heeft zich bij brief van 24 juli 2015 met een klacht over verweerster tot de deken gewend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij de belangen van klaagster in de echtscheidingsprocedure onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd als gevolg waarvan klaagster schade heeft geleden.
4 VERWEER
4.1 Klaagster werd tijdens de echtscheidingsprocedure steeds begeleid door haar financieel adviseur, de heer X. De heer X is bij iedere stap betrokken geweest. De heer X was bij de besprekingen aanwezig en ontving ook alle correspondentie over de zaak. Verweerster heeft klaagster voor advies ten aanzien van de fiscale consequenties van het convenant verwezen naar een fiscalisten-/accountantskantoor. Klaagster had ook zelf al fiscaal/financieel advies ingewonnen. Klaagster heeft zich naast de heer X door meerdere financiële/fiscale en juridische adviseurs laten bijstaan.
4.2 Klaagster heef aan verweerster duidelijk gemaakt dat aan de wijze van verdeling niet meer kon worden getornd en dat ter zake geen advies werd gewenst. Deze verdeling was volgens klaagster na langdurig overleg en mediation tot stand gekomen. De wijze van verdeling, zoals die in het echtscheidingsconvenant is opgenomen, was aldus conform de wens en opdracht van klaagster en de heer X.
4.3 Verweerster heeft klaagster steeds een goed overzicht gegeven van de lopende zaak en de te maken keuzes. Verweerster heeft uitvoerig gecorrespondeerd met klaagster en meerdere gesprekken met klaagster en de heer X gevoerd.
4.4 Verweerster heeft klaagster juridisch inhoudelijk correct geadviseerd waarbij zij ook oog heeft gehad voor de fiscale gevolgen van bepaalde juridische keuzes. Verweerster betwist dat het echtscheidingsconvenant schadelijke gevolgen voor klaagster heeft. Alle gevolgen van het convenant zijn punt voor punt met klaagster en de heer X besproken. Verweerster heeft duidelijk en zorgvuldig gecommuniceerd met klaagster en de heer X. Zij heeft duidelijk te kennen gegeven dat zij geen fiscalist is. Verweerster is door klaagster expliciet naar een fiscalist doorverwezen in verband met de berekening van de belastingaanslag (IB) en ter toetsing van de fiscale gevolgen van het convenant. Over de IB-claim heeft verweerster tegen klaagster gezegd dat dit het bedrag is dat klaagster aan belasting moet betalen en ter zake de alimentatie heeft verweerster tegen klaagster gezegd dat zij daarvan ruim de helft aan belasting dient af te dragen. Ook heeft verweerster met klaagster en de heer X voldoende besproken dat de heer Y in het kader van het echtscheidingsconvenant uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de betreffende hypotheekschuld moest worden ontslagen, dat daarom de hypotheek moest worden afgelost en welke mogelijkheden daartoe voorhanden waren. Alle financiële/fiscale gevolgen zijn aldus voor ondertekening van het convenant met klaagster besproken, dan wel is zij verwezen naar een fiscalist. Dat klaagster thans een andere verdeling voorstaat betekent niet dat er sprake is van het oplossen van schade uit het oorspronkelijke echtscheidingsconvenant. Concluderend stelt verweerster dat zij jegens klaagster zorgvuldig heeft gehandeld, het convenant geen schadelijke gevolgen heeft voor klaagster, maar wel fiscale consequenties die vooraf zijn ingeschat en door klaagster akkoord zijn bevonden, alsmede dat verweerster uit gedragingen en uitlatingen van klaagster en de heer X heeft mogen opmaken dat klaagster had begrepen welke afspraken zij in het convenant heeft gemaakt.
5 BEOORDELING
5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken] ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.
5.2 De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening in die zin dat klaagster stelt dat verweerster de belangen van klaagster bij de totstandkoming van het echtscheidingsconvenant niet goed heeft behartigd waardoor klaagster financiële/fiscale schade heeft geleden. Voorts verwijt klaagster verweerster dat zij klaagster niet expliciet en in duidelijke bewoordingen heeft geïnformeerd over de nadelige financiële/fiscale gevolgen van de bepalingen in het echtscheidingsconvenant, waardoor klaagster thans in een benarde liquiditeitspositie is komen te verkeren.
5.3 Vast is komen te staan dat klaagster tijdens haar gesprekken met verweerster steeds werd vergezeld door de heer X en dat de heer X van alle correspondentie op de hoogte is gehouden. Klaagster heeft ter zitting verklaard dat de heer X haar adviseerde en dat zij met hem ook haar financiën besprak, zodat de raad het ervoor houdt dat de heer X, zoals verweerster gemotiveerd heeft gesteld, optrad als (financieel) adviseur van klaagster.
5.4 Uit de aan de raad overgelegde stukken (de brief van 19 februari 2015 van verweerster aan klaagster, de brief van verweerster aan de advocaat van de wederpartij van klaagster van 2 maart 2015 en de brief van verweerster aan klaagster van 2 maart 2015) blijkt dat verweerster voldoende duidelijk aan klaagster te kennen heeft gegeven dat zij klaagster wat betreft de fiscale regeling niet kon adviseren en dat zij haar daarvoor heeft doorverwezen naar een fiscalist. Uit de e-mail van klaagster aan verweerster van 1 maart 2015 en de handgeschreven brief van klaagster aan verweerster van 2 juni 2015 blijkt dat klaagster dit advies heeft opgevolgd en een fiscalist heeft ingeschakeld. Klaagster heeft zich tot verweerster gewend nadat reeds een langdurig mediationtraject had plaatsgevonden. Klaagster heeft in dit verband geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat zij zich niet kon verenigen met de in het echtscheidingsconvenant vastgestelde regeling. Mede gelet op de begeleiding en de voortdurende aanwezigheid van de heer X en de verwijzing naar een fiscalist mocht verweerster erop vertrouwen dat de financiële/ fiscale gevolgen voor klaagster voldoende duidelijk waren of hadden kunnen zijn. Voor zover klaagster zich onvoldoende heeft laten informeren en voorlichten door een fiscalist over de fiscale gevolgen van het echtscheidingsconvenant kan verweerster daarvoor tuchtrechtelijk niet verantwoordelijk worden gehouden. Verweerster heeft voldoende duidelijk kenbaar gemaakt dat zij geen specialist is op het gebied van de fiscale aspecten van de echtscheiding. Verweerster heeft zorgvuldig gehandeld door klaagster naar een fiscaal specialist te verwijzen en heeft dit voldoende duidelijk schriftelijk vastgelegd. Ook overigens is niet gebleken dat verweerster jegens klaagster onzorgvuldig heeft gehandeld of onvoldoende de financiële consequenties van het convenant met klaagster heeft besproken. De raad zal de klacht op grond van het bovenstaande ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. A.L.W.G. Houtakkers en A.J.F. van Dok , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 september 2016.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 6 september 2016
verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl