Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-09-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2016:137
Zaaknummer
16-287/DB/OB
Inhoudsindicatie
Geheimhoudingsplicht geschonden door de door klaagster gehanteerde franchiseovereenkomst onder vermelding van de naam van klaagster aan een andere cliënt toe te sturen.
Inhoudsindicatie
Klacht gegrond; enkele waarschuwing.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 5 september 2016
in de zaak 16-287/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
en het bezwaar van
de deken
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 1 december 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 29 maart 2015 met kenmerk 48/15/158k , door de raad ontvangen op 31 maart 2016 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht. Bij separate brief van 29 maart 2016 heeft de deken medegedeeld dat hij zich in het algemeen belang in de klachtprocedure wenste te voegen en dat hij de klachten van klaagster ondersteunde en tot de zijne maakte.
1.3 De klacht en het bezwaar zijn tegelijkertijd behandeld ter zitting van de raad van 27 juni 2016 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster, de deken van de orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken van 29 maart 2016, met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerder heeft in de periode van 1988-2000 juridische diensten verleend aan de heer K.S. en diens vennootschappen, waaronder klaagster. Verweerder heeft het eerste model franchisecontract van klaagster opgesteld en nadien tweemaal gewijzigd. Eind 2000/begin 2001 heeft mr. H, kantoorgenoot van verweerder, op verzoek van verweerder de werkzaamheden van verweerder ten behoeve van de heer K.S. en diens vennootschappen overgenomen.
2.2 Verweerder trad van oktober 2011 tot maart 2012 op voor een cliënt in een procedure tegen diens voormalige franchisegever. Deze cliënt wenste voor zichzelf te beginnen in de branche van klaagster en zelf een franchiseorganisatie op te richten. Verweerder heeft een drietal modellen met deze cliënt besproken, waaronder het door klaagster gehanteerde model. Mr. H heeft verweerder desgevraagd het meest recente model van klaagster toegezonden.
2.3 Verweerder heeft per e-mail van 16 maart 2012 het volgende aan zijn cliënt geschreven :
“Bijgaand het model dat (K.S.) hanteert.
Zoals ik meldde zend ik dit onder embargo; ik heb tegenover (K.S.) uiteraard geheimhoudingsplicht.
Ik hoor wel wat u ervan vindt en hoe u het wilt inrichten.”
2.4 Klaagster heeft in september 2015 ontdekt dat verweerder per e-mail van 16 maart 2012 een afschrift van het model franchisecontract van klaagster had toegezonden aan een andere cliënt van zijn kantoor. Die cliënt heeft een met klaagster concurrerende onderneming opgericht en daarbij het contract van klaagster als model voor haarzelf gebruikt en de kennis uit het contract gebruikt om potentiële franchisenemers te benaderen. Verweerder heeft nadat hij door klaagster met bovenstaande werd geconfronteerd erkend dat hij zijn geheimhoudingsplicht had geschonden en heeft aan klaagster zijn excuses aangeboden. Verweerder en klaagster hebben betreffende de aansprakelijkheidskwestie een regeling in der minne getroffen.
3 KLACHT EN BEZWAAR
3.1 De klacht en het bezwaar houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder heeft gehandeld in strijd met de op hem rustende geheimhoudingsplicht van gedragsregel 6, zoals thans ook gecodificeerd in artikel 11a Advocatenwet.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft het door mr. H aan hem toegezonden model van klaagster bewerkt. Verweerder heeft onder meer alle specifieke gegevens van klaagster verwijderd en een aantal bepalingen gewijzigd. Verweerder heeft waarschijnlijk de gewijzigde versie niet goed opgeslagen en de verkeerde, te weten de foutief opgeslagen, file aan de betrokken cliënt toegezonden. De cliënt van verweerder heeft die file, naar thans is gebleken, te eigen nutte gebruikt zonder overleg met verweerder.
4.2 Verweerder heeft het dossier van de betrokken cliënt wegens gezondheidsproblemen in maart 2012 aan een kantoorgenoot overgedragen. Bij terugkeer op kantoor heeft verweerder de zaken van de betrokken cliënt niet meer behandeld. Verweerder heeft zich totdat de heer K.S zich in september 2015 bij hem meldde niet meer met de zaak beziggehouden.
4.3 Verweerder kan verweten worden dat hij de heer K.S. in zijn e-mail van 16 maart 2012 heeft genoemd en dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door niet de juiste file op te slaan, waardoor hij de onjuiste file aan de betrokken cliënt heeft toegestuurd. Er is van opzet echter geen sprake geweest. Verweerder heeft het in zijn e-mail van 16 maart 2012 ook over “het model” en niet over de franchiseovereenkomst van klaagster.
4.4 Verweerder erkent tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld en heeft zijn excuses schriftelijk aan klaagster aangeboden. Verweerder heeft geheel onverplicht, ter voorkoming van een civiele procedure, uit eigen middelen een substantieel bedrag aan klaagster betaald, zulks terwijl er geen (aantoonbare) schade is geleden door klaagster.
5 BEOORDELING
5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.
5.2 Vast staat dat verweerder zijn geheimhoudingsplicht jegens klaagster heeft geschonden door de door klaagster gehanteerde franchiseovereenkomst onder vermelding van de naam van klaagster aan een andere cliënt toe te sturen. Het verweer dat het niet de bedoeling van verweerder was om een onbewerkte en niet geanonimiseerde versie van het contract aan zijn cliënt toe te sturen en dat hij de bewerkte file waarschijnlijk niet goed had opgeslagen doet niets af aan het onzorgvuldig handelen van verweerder jegens klaagster en de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid daarvan. Verweerder heeft zijn geheimhoudingsplicht jegens klaagster geschonden, wat hem tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. De klacht en het bezwaar zijn gegrond.
6 MAATREGEL
Schending van de geheimhoudingsplicht brengt schade toe aan het vertrouwen in de advocatuur en valt een advocaat daarom tuchtrechtelijk ernstig aan te rekenen, op grond waarvan in beginsel een zware tuchtrechtelijke maatregel op zijn plaats is. De raad houdt bij de bepaling van de aan verweerder op te leggen maatregel rekening met de omstandigheid dat verweerder tijdens het onderzoek door de deken en ter zitting van de raad heeft aangetoond inzicht te hebben in het tuchtrechtelijk verwijtbare karakter van zijn handelen. Verweerder heeft bovendien, nadat hij door klaagster op zijn handelen is aangesproken, erkend onzorgvuldig jegens klaagster te hebben gehandeld, daarvoor zijn excuses aangeboden en in onderling overleg een schadeloosstelling aan klaagster betaald. Bovenstaande omstandigheden, in samenhang met de omstandigheid dat aan verweerder niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, brengt de raad tot het oordeel dat thans kan worden volstaan met de oplegging van de maatregel van enkele waarschuwing.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1. Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klaagster betaalde griffierecht aan haar vergoeden.
7.2. De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 25 aan reiskosten. De raad ziet geen aanleiding om verweerder te veroordelen tot betaling van overige mogelijke, door klaagster verder niet onderbouwde, kosten van klaagster.
7.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht en het bezwaar van de deken gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klaagster;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 25,00 aan klaagster;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.
Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. A.L.W.G. Houtakkers en A.J.F. van Dok , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 september 2016.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 6 september 2016
verzonden aan:
- de gemachtigde van klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
-
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl