Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-09-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:145

Zaaknummer

16-420/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Van een advocaat mag worden verwacht dat hij toezeggingen om te zullen reageren op nadere stukken en verzoeken om informatie van zijn cliënt nakomt. Het, ondanks waarschuwingen van de politie, niet nakomen van verplichtingen als auto-eigenaar valt advocaat niet te verwijten.

Inhoudsindicatie

Klacht gedeeltelijk gegrond; enkele waarschuwing

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 12 september 2016

in de zaak 16-420/DB/ZWB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

 

klager

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 14 december 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 9 mei 2016 met kenmerk K 15-139 , door de raad ontvangen op 10 mei 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 juli 2016 in aanwezigheid van verweerder . Klager is ter zitting niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 9 mei 2016, met bijlagen.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Klager, woonachtig in België, heeft in 2014 een auto met Nederlandse kentekenplaten gekocht van een Nederlandse verkoper. De verkoper heeft de auto op 21 maart 2014 in België aan klager overgedragen. In België kon de auto, wegens het ontbreken van een homologatieattest voor het aan de auto aangebrachte vervangingschassis, niet van Belgische kentekenplaten worden voorzien. Klager heeft de verkoper gemaand alsnog een certificaat van het vervangingschassis te leveren. Toen de verkoper hiermee in gebreke bleef, wenste klager over te gaan tot ontbinding van de verkoopovereenkomst.

2.2      Klager heeft zich in juni 2014 tot verweerder gewend met het verzoek hem bij te staan bij de ontbinding van de koopovereenkomst. Nadat verweerder zonder resultaat de verkoper had gemaand tot nakoming van de koopovereenkomst, heeft verweerder klager op 3 juli 2014 geadviseerd de zaak tegen de verkoper van de auto te laten rusten, Verweerder was na nadere bestudering van de zaak tot de conclusie gekomen dat de verkoper naar Nederlandse maatstaven aan zijn juridische verplichtingen had voldaan, terwijl de Belgische autoriteiten de Europese regels niet juist hadden toegepast.

2.3      Klager heeft op 10 juli 2014 door hem bij het RDW opgevraagde en verkregen nadere informatie aan verweerder toegezonden. Verweerder heeft klager per email van 10 juli 2014 bericht dat hij met die informatie aan de slag zou gaan.

2.4      Verweerder heeft geen juridische stappen ondernomen om tot ontbinding van de koopovereenkomst te komen, waardoor klager eigenaar van de auto is gebleven met de daaraan verbonden verplichtingen. Klager heeft op 22 augustus 2014 een brief van de politie ontvangen met het verzoek de door klager gekochte auto voor 29 augustus 2014 op private grond te parkeren, dan wel de verzekeringstechnische keuring en inschrijving te tonen. Klager heeft hieraan niet voldaan waarna de auto is weggehaald en door de Belgische autoriteiten is verkocht. Verweerder heeft de verkoper op 6 oktober 2014 andermaal aangeschreven, waarop diens advocaat bij schrijven van 27 oktober 2014 afwijzend reageerde. Klager is voor het op de openbare weg houden van een auto zonder kentekenplaten en het ontbreken van een verzekering bij verstek veroordeeld. Na verzet tegen het verstekvonnis werd zijn zaak ter zitting van de politierechter van 16 december 2015 opnieuw behandeld. Het verstekvonnis werd bekrachtigd.

2.5      Klager werd in de strafzaak bijgestaan door een Belgische advocaat, verder te noemen mr. X. Desgevraagd heeft verweerder mr. X bij brief van 15 december 2015 geïnformeerd over het verloop van de civiele zaak betreffende de koopovereenkomst van de betreffende auto.

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder de zaak inzake de ontbinding van de koopovereenkomst niet voortvarend heeft behandeld met gevolg dat klager eigenaar is gebleven van de auto en klager zich schuldig heeft gemaakt aan twee delicten;

2.    verweerder niet heeft gereageerd op redelijke verzoeken van klager om contact en informatie.

 

4          VERWEER

4.1      Klager werd in de strafzaak niet door verweerder, maar door mr. X  bijgestaan. Verweerder had geen andere mogelijkheden dan mr. X van informatie te voorzien.

4.2      Verweerder heeft mr. X bij brief van 15 december 2015 geïnformeerd. Het is juist dat verweerder te lang heeft gewacht met het verzenden van deze brief. De zitting van 16 december 2015 is uitgesteld, zodat de brief mr. X uiteindelijk nog ruim voordat de zitting daadwerkelijk plaatsvond heeft bereikt.

 

5          BEOORDELING

5.1      De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

 

 

Ad klachtonderdeel 1

 

5.2      Vast staat dat verweerder klager begin juli 2014 heeft geadviseerd om af te zien van een procedure tot ontbinding van de koopovereenkomst, waarna klager aanvullende informatie aan verweerder heeft toegestuurd, welke informatie voor verweerder aanleiding was nog nader op de zaak terug te komen. Verweerder heeft met zijn email van 10 juli 2014 aan klager bij klager de indruk gewekt de nadere stukken  te zullen bestuderen en naar aanleiding daarvan opnieuw een –al dan niet gewijzigd– advies te zullen uitbrengen. Verweerder heeft in augustus 2014 nogmaals toegezegd op de zaak te zullen terugkomen, maar heeft dit niet meer gedaan, wat verweerder tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij een toezegging tot heroverweging van een gegeven advies nakomt. In zoverre is het eerste onderdeel van de klacht gegrond.

5.3      Voor zover het eerste onderdeel van de klacht betrekking heeft op het gegeven dat klager zich als eigenaar van de auto schuldig heeft gemaakt aan twee delicten volgt de raad klager niet. Hiervan valt verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Hoewel het valt te begrijpen dat klager, in afwachting van een herzien advies van verweerder, er van uitging dat er mogelijk alsnog een procedure tot ontbinding van de koopovereenkomst zou volgen, was klager in augustus 2014 nog steeds eigenaar van de auto, wat met zich meebracht dat klager diende te voldoen aan de op hem als eigenaar van de auto rustende verplichtingen. Dat klager, ondanks waarschuwingen van de politie dat de auto van de weg moest worden gehaald, er voor heeft gekozen dat niet te doen, valt verweerder niet te verwijten. Het tweede gedeelte van het eerste klachtonderdeel is derhalve niet gegrond.

           Ad klachtonderdeel 2

 

5.4       Verweerder heeft ter zitting van de raad naar voren gebracht dat het juist is dat hij op 9 maart 2015 aan klager heeft geschreven dat  klager van hem zou vernemen en dat dit, ondanks meerdere rapellen in de periode van 20 april – 23 november 2015 van klager aan verweerder, niet is gebeurd. Ook de toezegging van 23 november 2015 om binnen een week op de zaak terug te komen is verweerder niet nagekomen. Wel heeft verweerder op 15 december 2015, een dag voor de zitting in de strafzaak, een feitenrelaas van de civiele zaak aan de advocaat in de strafzaak toegestuurd. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij zijn toezeggingen om klager nader te berichten niet (tijdig) is nagekomen. Hoewel klager in de strafzaak niet door verweerder werd bijgestaan en het de vraag is in hoeverre de informatie van verweerder over de civiele zaak van belang was voor het verloop van de strafzaak, mag van een advocaat worden verwacht dat hij zijn toezeggingen gestand doet en zijn cliënt conform zijn toezeggingen nader bericht en duidelijkheid verschaft over de afhandeling van zijn zaak.  Op grond hiervan zal de raad het tweede onderdeel van de klacht gegrond verklaren.

5.5       De raad acht de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

 

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart klachtonderdeel 1 voor zover dit onderdeel betrekking heeft op de onvoldoende voortvarende aanpak gegrond en voor het overige ongegrond;

-        verklaart klachtonderdeel 2 gegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

 

Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzitter, mrs. L.W.M. Caudri en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van

12 september 2016.

 

 

Griffier                                                                     Voorzitter

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 12 september 2016

 

verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant     

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing staat, ten aanzien van het  (gedeeltelijk) ongegrond verklaarde klachtonderdeel  hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-           klager

-            verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-          de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing staat, ten aanzien van het (gedeeltelijk) gegrond verklaarde klachtonderdeel  hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant    

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

 

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl