Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-08-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2016:191
Zaaknummer
16-246/DH/DH
Inhoudsindicatie
Deels gegronde klacht over eigen advocaat. De klacht houdt in dat: a) verweerder het dossier van klager digitaal heeft overgedragen aan de opvolgend advocaat van klager, die vervolgens voor het uitprinten van het dossier kosten aan klager in rekening heeft gebracht, alsmede dat hij een tweetal originele stukken, die klager in juli 2014 aan hem had overhandigd, niet aan klager heeft geretourneerd; b) hij ten onrechte een incassobureau heeft ingeschakeld, aangezien klager geen betalingsachterstand jegens verweerder had. T.a.v. klachtonderdeel a overweegt de raad dat klager voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet alle stukken van verweerder retour heeft ontvangen. Bovendien heeft klager gespecificeerd welke stukken dit betreffen. Gelet op de onderbouwde stelling van klager had het op de weg van verweerder gelegen om zijn betwisting van klagers stelling nader te staven. Door zulks na te laten, heeft verweerder onduidelijkheid laten bestaan over de vraag welke stukken verweerder van klager heeft ontvangen en welke stukken hij aan klager heeft geretourneerd. Deze onduidelijkheid dient voor rekening van verweerder te komen. Klachtonderdeel a is in zoverre gegrond. Dat verweerder het dossier digitaal heeft overgedragen aan de opvolgend advocaat van klager, acht de raad niet klachtwaardig. T.a.v. klachtonderdeel b overweegt de raad dat verweerder onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het schriftelijk formuleren van de betalingsregeling, aangezien daaruit niet kan worden opgemaakt dat klager het bedrag in tien maandelijkse termijnen diende te betalen. Verweerder heeft als gevolg daarvan vóór de in de betalingsregeling genoemde eindtermijn incassomaatregelen genomen, terwijl klager daar niet op bedacht hoefde te zijn. Deze onzorgvuldigheid dient voor rekening van verweerder te komen. Klachtonderdeel b is gegrond. Berisping, terugbetaling griffierecht en kostenveroordeling t.g.v. NOvA.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 29 augustus 2016
in de zaak 16-246/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 11 oktober 2015 heeft klager per e-mail een klacht over verweerder ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken). Klager heeft zijn klacht vervolgens aangevuld bij e-mail van 13 oktober 2015.
1.2 Bij brief aan de raad van 9 maart 2016 met kenmerk K265 2015 dk/cdk, door de raad ontvangen op 10 maart 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 juli 2016 in aanwezigheid van klager. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
1.4 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerder heeft klager rechtsbijstand verleend in een juridisch geschil. Op 19 augustus 2014 heeft verweerder klager een opdrachtbevestiging, een voorschotnota en de algemene voorwaarden van zijn kantoor toegezonden. Klager heeft de opdrachtbevestiging op 26 augustus 2014 ondertekend.
2.2 In artikel 8 van de algemene voorwaarden is het volgende opgenomen:
“8-1 De dossiers worden door de advocaat, met uitzondering van procesdossiers en bewijsstukken, slechts digitaal bewaard. Na afloop van de zaak worden de cliënt en opdrachtgever gedurende een termijn van 4 weken in staat gesteld het procesdossier en de bewijsstukken op te halen, na afloop waarvan zij worden vernietigd. Cliënt of opdrachtgever worden van het ingaan van deze termijn op de hoogte gesteld.”
2.3 Op 28 augustus 2014 zijn klager en verweerder een betalingsregeling overeengekomen. Bij brief van 28 augustus 2014 heeft verweerder klager een rekeningoverzicht toegestuurd, waarin (onder meer) het volgende is opgenomen:
“Betreft: Uitstel van betaling
Onlangs heeft u aangegeven een (…) betalingsregeling te willen treffen. Wij verlenen u daarom betalingsuitstel voor 10 maanden vanaf dagtekening van deze brief. (…) Bij uitblijven van betaling binnen de gestelde termijn van 10 maanden, zal de vordering worden overgedragen aan een incassobureau. (…)”
2.4 Op 28 november 2014 heeft klager verweerder per e-mail als volgt bericht:
“(…) Graag had ik binnen de vijf (…) dagen vanaf heden (…) een duidelijke specificatie gekregen van de werkzaamheden die u in mijn dossier (…) heeft uitgevoerd. Ook wil ik de stukken die ik u heb aangeleverd en de bijgekomen stukken uit het dossier terugkrijgen dit ook binnen vijf (…) dagen vanaf heden (…).”
2.5 Verweerder heeft klager bij e-mail van 2 december 2014 laten weten dat hij zou proberen om klager nog diezelfde maand de gevraagde gegevens te verstrekken.
2.6 Bij e-mail van 6 maart 2015 heeft klager verweerder onder meer het volgende bericht:
“(…) Ik heb nog de mogelijkheid om bij de Raad van Discipline mijn zaak kenbaar te maken en voor te leggen. Ook kan ik nog naar de rechter stappen. (…) Hierbij wil ik u nog eens kenbaar maken dat ik uw factuur betwist en dus voorlopig niet zal voldoen. (…)”
2.7 Verweerder heeft daar bij e-mail van 6 maart 2015 als volgt op gereageerd:
“Dan zal ik de vordering aan de deurwaarder laten zien. U ziet dan maar of u daar dan ook nog de rechter in gaat betrekken.”
2.8 Bij brief van 17 april 2015 heeft een incassobureau klager bericht dat hij een betalingsachterstand had en dat hij binnen 14 dagen een bedrag van
EUR 540,99 diende te betalen.
2.9 Klager heeft het incassobureau vervolgens bericht dat hij de vordering betwistte, aangezien de hoofdsom eerst binnen tien maanden na 28 augustus 2014 moest zijn voldaan.
2.10 Verweerder heeft klager bij e-mail van 11 december 2014 het volgende bericht:
“(…) als het goed is heeft u vandaag per post een DVD met alle bestanden gekregen, die heb ik namelijk eergisteren per koeriersdienst aan u verzonden. Graag verneem ik (na morgen en per email) van u indien deze morgen nog niet bezorgd is. (…)”.
2.11 Klager heeft verweerder bij e-mail van 12 december 2014 bericht dat hij de DVD niet had ontvangen.
2.12 Klager heeft op 11 oktober 2015, aangevuld bij e-mail van 13 oktober 2015, een klacht over verweerder ingediend bij de deken.
2.13 De deken heeft klager en verweerder bij brief van 3 februari 2016 zijn visie op de klacht kenbaar gemaakt.
2.14 Klager heeft de deken bij e-mail van 4 februari 2016 bericht dat hij zich niet kon vinden in de visie van de deken, waarna het klachtdossier is doorgestuurd naar de raad van discipline.
2.15 Klager heeft de raad bij brief van 21 maart 2016 o.a. bericht dat hij een aantal originele stukken, die hij in juli 2014 aan verweerder had overhandigd, nog niet van verweerder retour had ontvangen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) hij het dossier van klager digitaal heeft overgedragen aan de opvolgend advocaat van klager, die vervolgens voor het uitprinten van het dossier kosten aan klager in rekening heeft gebracht, alsmede doordat hij een tweetal originele stukken, die klager in juli 2014 aan hem had overhandigd, niet aan klager heeft geretourneerd;
b) hij ten onrechte een incassobureau heeft ingeschakeld, aangezien klager geen betalingsachterstand jegens verweerder had.
3.2 Ter aanvulling op klachtonderdeel a heeft klager aangevoerd dat de originele stukken betreffen: een bankafschrift en een factuur van een door klager betaalde verwarmingsboiler uit 2002. Klager heeft de raad ter zitting van 4 juli 2016 kopieën van deze originele stukken getoond.
3.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b heeft klager opgemerkt dat uit het rekeningoverzicht van 28 augustus 2014 enkel blijkt dat uiterlijk tien maanden na dagtekening van die brief het totaalbedrag op de bankrekening van verweerder moest staan. Derhalve was er nog geen sprake van een betalingsachterstand op het moment dat verweerder het incassobureau inschakelde.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft aangevoerd dat hij jegens klager in financieel opzicht altijd zeer coulant is geweest. Pas toen klager de betalingsregeling niet nakwam, is gedreigd met incassomaatregelen. Dat geschiedde op 17 april 2015. Dit resulteerde erin dat op 26 juni 2015 de laatste betaling is binnengekomen, waarna geen incassomaatregelen meer zijn genomen en daarmee ook niet meer is gedreigd.
4.2 Het zou duidelijker zijn geweest indien in het rekeningoverzicht van 28 augustus 2014 preciezer stond wat was overeengekomen, namelijk een regeling in tien maandelijkse termijnen. Die regeling werd sinds 23 oktober 2014 niet meer nagekomen, terwijl klager in zijn e-mail van 6 maart 2015 duidelijk had aangegeven deze ook niet meer te zullen nakomen. Daarmee was er volgens verweerder voldoende aanleiding om te stellen dat klager in gebreke was en dat dit in april 2015 de inschakeling van de deurwaarder rechtvaardigde.
4.3 Er staat niets aan in de weg om een dossier digitaal te verzenden. Verweerder bewaart al zijn dossiers slechts digitaal, zoals ook is vermeld in zijn algemene voorwaarden.
4.4 Voor het overige zal op het verweer hierna waar nodig worden ingegaan.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a)
5.1 In dit klachtonderdeel wordt verweerder het verwijt gemaakt dat hij het dossier van klager digitaal heeft overgedragen aan de opvolgend advocaat van klager, die vervolgens voor het uitprinten van het dossier kosten aan klager in rekening heeft gebracht.
5.2 Klager heeft daarenboven gesteld dat verweerder een tweetal originele stukken, die klager in juli 2014 aan hem had overhandigd, niet aan klager heeft geretourneerd.
5.3 Verweerder heeft gesteld dat hij nooit originele stukken van klager onder zich heeft gehad, althans geen stukken waarvan hem duidelijk had moeten zijn dat deze in originele staat bewaard moesten worden en aan klager geretourneerd dienden te worden. Verweerder heeft het gehele dossier digitaal naar zijn opvolger verzonden en niet van die opvolger vernomen dat het dossier incompleet was.
5.4 De raad oordeelt als volgt.
5.5 Klager heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij niet alle stukken van verweerder retour heeft ontvangen. Bovendien heeft klager gespecificeerd welke stukken dit betreffen, te weten een bankafschrift en een factuur van een door klager betaalde verwarmingsboiler uit 2002. Gelet op de onderbouwde stelling van klager had het op de weg van verweerder gelegen om zijn betwisting van klagers stelling nader te staven. Door zulks na te laten, heeft verweerder onduidelijkheid laten bestaan over de vraag welke stukken verweerder van klager heeft ontvangen en welke stukken hij aan klager heeft geretourneerd.
5.6 Blijkens artikel 8 van de algemene voorwaarden van verweerders kantoor worden de cliënt en opdrachtgever na afloop van de zaak gedurende een termijn van vier weken in staat gesteld het procesdossier en de bewijsstukken op te halen en dienen zij van het ingaan van deze termijn op de hoogte te worden gesteld. Dat verweerder klager op de hoogte heeft gesteld van het ingaan van de termijn van vier weken, althans klager in staat heeft gesteld om de originele stukken op te halen, is door verweerder op geen enkele wijze aangetoond.
5.7 Aangezien verweerder de onderbouwde stelling van klager onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, dient de gerezen onduidelijkheid voor zijn rekening te komen. Het klachtonderdeel is in zoverre gegrond.
5.8 Ten aanzien van het verwijt dat verweerder het dossier van klager digitaal heeft overgedragen aan de opvolgend advocaat van klager, overweegt de raad dat niet valt in te zien waarom dit handelen van verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar zou zijn. Dit geldt temeer nu in de algemene voorwaarden van het kantoor van verweerder staat dat de dossiers, met uitzondering van procesdossiers en bewijsstukken, slechts digitaal worden bewaard. Deze algemene voorwaarden zijn klager bovendien reeds op 19 augustus 2014 toegezonden, zodat hij daar tijdig (nog vóór het ondertekenen van de opdrachtbevestiging) kennis van heeft kunnen nemen. Derhalve is het klachtonderdeel in zoverre ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.9 De raad stelt voorop dat de advocaat is gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden, zoals gedragsregel 23 lid 1 dat uitdrukt.
5.10 Verweerder heeft aangevoerd dat het rekeningoverzicht van 28 augustus 2014 ongelukkig is geformuleerd en dat het duidelijker ware geweest indien daarin preciezer was weergegeven wat was overeengekomen, namelijk een regeling voor betaling in tien maandelijkse termijnen.
5.11 Vast staat, dat in het rekeningoverzicht van 28 augustus 2014 aan klager uitstel van betaling is gegeven tot tien maanden na dagtekening van die brief. Ook staat vast dat een incassobureau namens verweerder klager bij brief van 17 april 2015 heeft verzocht het resterende totaalbedrag binnen 14 dagen te voldoen.
5.12 Nu uit de brief van 28 augustus 2014 niet kan worden opgemaakt dat klager het bedrag in tien maandelijkse termijnen diende te betalen, is de raad van oordeel dat verweerder onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het schriftelijk formuleren van de betalingsregeling. Verweerder heeft als gevolg daarvan vóór de in het rekeningoverzicht van 28 augustus 2014 genoemde eindtermijn incassomaatregelen genomen, terwijl klager daar niet op bedacht hoefde te zijn. Deze onzorgvuldigheid dient voor rekening van verweerder te komen.
5.13 Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtredingen acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Aangezien de klacht gedeeltelijk gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.
7.2 De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,- en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en zaaknummer 16-246/DH/DH.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a gedeeltelijk gegrond, namelijk voor zover dit betreft het verwijt dat verweerder een tweetal originele stukken, die klager in juli 2014 aan hem had overhandigd, niet aan klager heeft geretourneerd;
- verklaart klachtonderdeel a voor het overige ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel b gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.
Aldus gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, T. Hordijk, P.S. Kamminga en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door
mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van
29 augustus 2016.
Deze beslissing is in afschrift op 29 augustus 2016 verzonden.