Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-10-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:152

Zaaknummer

16-422/DB/L

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat verweerder heeft nagelaten de aard en de omvang van de opdracht deugdelijk schriftelijk vast te leggen en doordat hij heeft verzuimd om klager schriftelijk en met deugdelijke onderbouwing te informeren over zijn kansen in de procedure. Tevens tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door honorarium en de door de familie van klager verrichte betaling niet schriftelijk te bevestigen, geen factuur op te maken en te versturen, geen kwitantie te verstrekken en toevoegingsmogelijkheid niet te onderzoeken en te bespreken. Deels gegrond. Tuchtrechtelijk verleden: schrapping.

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  17 oktober 2016

in de zaak 16-422/DB/L

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 15 juni 2015 heeft de gemachtigde van klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 9 mei 2016 met kenmerk K15-122 , door de raad ontvangen op 10 mei 2016 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 augustus 2016 in aanwezigheid van de gemachtigde van klager en verweerder, vergezeld van mr. X. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-              de brief van de deken d.d. 9 mei 2016 en de daaraan gehechte stukken.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1     Klager is strafrechtelijk veroordeeld waarbij aan hem TBS is opgelegd. Verweerder heeft klager bijgestaan. Klagers familie heeft verweerder op diens verzoek een bedrag betaald van € 15.000,--.

2.2     Op de door verweerder vervaardigde urenspecificatie is vermeld dat verweerder gedurende 48,30 uur aan de zaak heeft gewerkt.

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    jegens klager onvoldoende zorg heeft betracht. Verweerder is zijn toezeggingen niet nagekomen nu hij niets heeft ondernomen om de zaak aanhangig te maken bij het EHRM of de Hoge Raad en evenmin een onafhankelijke psycholoog heeft ingeschakeld voor onderzoek;

2.    de zaak niet naar behoren financieel heeft afgewikkeld nu hij het betaalde voorschot van € 15.000,-- niet heeft terugbetaald, terwijl hij geen werkzaamheden voor klager heeft verricht en terwijl hij naast de betaling door klager tevens een toevoeging had aangevraagd.

 

4          VERWEER

4.1     Klager is niet-ontvankelijk omdat is verzuimd om de interne klachtenregeling van verweerders kantoor te volgen voorafgaand aan indiening van de klacht.

4.2     Klachtonderdeel 1

          Verweerder heeft klager naar behoren bijgestaan en is de opdracht nagekomen. Verweerder heeft klager diverse malen bezocht en heeft diverse werkzaamheden in het dossier verricht. Na bestudering van het dossier heeft verweerder geconcludeerd dat het instellen van cassatie niet zinvol was om welke reden het aanhangig maken van de zaak bij het EHRM evenmin aan de orde kon zijn. Verweerder heeft dit ook mondeling aan klager medegedeeld, maar niet schriftelijk bevestigd. Verweerder heeft niet toegezegd dat een onafhankelijke psycholoog zou worden ingeschakeld; verweerder heeft enkel gezegd dat hij dit zou overwegen indien het dossier daartoe aanleiding zou geven, hetgeen niet het geval was.

4.3     Klachtonderdeel 2

Verweerder heeft een bedrag van € 15.000,-- contant in deelbetalingen van klagers familie ontvangen. Verweerder heeft aangeboden om kwitanties te verstrekken maar klagers zuster weigerde deze. Verweerder heeft geen toevoeging aangevraagd. De mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand is wel besproken maar klagers familie gaf bij verweerder aan dat men hem als gekozen raadsman wenste omdat men niet tevreden was over de toegevoegde advocaat. Dit is niet schriftelijk vastgelegd. Verweerder heeft nimmer een verzoek om terugbetaling van het betaalde bedrag van € 15.000,-ontvangen.   

 

5          BEOORDELING

 

5.1      Ontvankelijkheid

De raad overweegt dat er geen rechtsregel is die voorschrijft dat een klager, alvorens een klacht in te dienen bij de deken, eerst de interne klachtenregeling van het kantoor van de advocaat dient te volgen. Verweerders primaire verweer, dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht, treft dan ook geen doel. Klager is ontvankelijk in zijn klacht.

 

                                 5.2     Klachtonderdeel 1

          Verweerder heeft betwist dat hij heeft toegezegd dat hij ervoor zou zorgdragen dat de kwestie zou worden voorgelegd aan het EHRM of de Hoge Raad. Verweerder heeft eveneens betwist dat hij heeft toegezegd dat hij een onafhankelijk psycholoog zou inschakelen. Verweerder heeft in dat verband gesteld dat hij heeft gezegd dat hij eerst het arrest van het gerechtshof en de aanwezige psychologische rapporten diende te bestuderen. Bij gebreke van een schriftelijke opdrachtbevestiging van de zijde van verweerder en gelet op het feit dat de verklaringen van klager en verweerder uiteenlopen, kan de raad niet vaststellen wat verweerder exact heeft toegezegd. Voor zover de klacht luidt dat verweerder zijn toezeggingen niet is nagekomen is de klacht dan ook ongegrond.

5.3     Wel staat vast dat in klagers zaak niet binnen de daarvoor geldende termijn cassatieberoep is ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem en dat de zaak (derhalve) vervolgens evenmin is voorgelegd aan het EHRM. Verweerder stelt dat hij (de familie van) klager gelet op de geringe kans van slagen heeft geadviseerd om af te zien van het instellen van cassatieberoep en het voorleggen van de zaak aan het EHRM. De familie van klager betwist dat verweerder dit advies aan hen heeft medegedeeld. Verweerder heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat hij zijn advies niet schriftelijk aan (de familie van) klager heeft bevestigd.

5.4     De raad overweegt dat van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht dat hij een advies om af te zien van het instellen van een rechtsmiddel, gelet op de  daaraan verbonden grote rechtsgevolgen, motiveert en dat hij, indien wordt afgesproken van het instellen van een rechtsmiddel af te zien, om misverstanden, onzekerheid of geschil hierover te voorkomen, deze afspraak schriftelijk bevestigt. Als door verweerder erkend staat vast dat verweerder geen schriftelijke bevestiging van zijn advies aan (de familie van) klager heeft toegezonden, wat hem tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.

5.5     Een advocaat behoort de belangen van zijn cliënt zorgvuldig te behartigen. In het kader van een behoorlijke rechtshulpverlening dient een advocaat zijn cliënt gemotiveerd en met deugdelijke onderbouwing te informeren over zijn kansen in een te voeren procedure. Voor zover verweerder (de familie van) klager heeft geadviseerd om af te zien van het instellen van cassatie, heeft verweerder zijn advies niet nader onderbouwd. Verweerder heeft het arrest opgevraagd en is klaarblijkelijk op basis daarvan tot de conclusie gekomen dat een cassatieprocedure en procedure bij het EHRM geen kans van slagen hadden, zonder inzichtelijk te maken op grond waarvan hij tot die conclusie is gekomen. Ook in het kader van de onderhavige klachtprocedure heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt op grond van welke overwegingen hij tot die conclusie is gekomen. De raad kan aldus niet vast stellen welke afweging door verweerder is gemaakt om af te zien van het instellen van een rechtsmiddel.

5.6     Waar verweerder weinig kans zag in de cassatieprocedure en een procedure bij het EHRM, had van hem mogen worden verwacht dat hij in ieder geval binnen bekwame tijd een goed onderbouwd advies op schrift had gesteld, zodat (de familie van) klager de mogelijkheid had gehad om tijdig een andere advocaat te raadplegen, die mogelijk meer kansen in de procedure zag.

5.7     De raad is van oordeel dat verweerder jegens klager onvoldoende zorg heeft betracht doordat hij heeft nagelaten de aard en de omvang van de door klager verstrekte opdracht deugdelijk schriftelijk vast te leggen en doordat hij eveneens heeft verzuimd om klager schriftelijk en met deugdelijke onderbouwing te informeren over zijn kansen in de procedure. In zoverre is klachtonderdeel 1 gegrond.

 

                                 5.8     Klachtonderdeel 2

                                           Klager heeft gesteld dat de door verweerder verrichte werkzaamheden het betaalde bedrag van € 15.000,-- niet rechtvaardigden. De raad overweegt dat de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten, doch slechts waakt tegen excessief declareren. De raad kan op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet beoordelen of sprake is van excessief declareren. Dat verweerder geen werkzaamheden heeft verricht in klagers zaak en dat verweerder een toevoeging heeft aangevraagd is evenmin komen vast te staan. In zoverre is de klacht ongegrond.

 

5.9      Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder geen kwitantie heeft verstrekt.  Voorts heeft verweerder desgevraagd ter zitting verklaard dat hij in klagers zaak geen factuur heeft opgemaakt en verzonden.

 

5.10    De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt, dient hij de financiële consequenties daarvan met zijn cliënt te bespreken en inzicht te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren. Een advocaat is immers gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden (gedragsregel 23 lid 1). Verweerder heeft deze regel in ernstige mate geschonden.

 

                          5.11   Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is de raad niet gebleken dat verweerder de financiële consequenties van zijn inschakeling met (de familie van) klager heeft besproken of schriftelijk aan klager heeft bevestigd. Niet gebleken is dat verweerder aan (de familie van) klager een opdrachtbevestiging heeft gestuurd, waarin hij de aard en de omvang van de aan hem verstrekte opdracht, de met klagers familie omtrent het honorarium gemaakte afspraak en de door klagers familie verrichte betaling heeft bevestigd. Evenmin is gebleken dat verweerder de mogelijkheid van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand heeft onderzocht en met (de familie van) klager heeft besproken.

5.12   De raad is van oordeel dat verweerder, door de omtrent het honorarium gemaakte afspraak en de door de familie van klager verrichte betaling niet schriftelijk te bevestigen, geen factuur op te maken en te versturen, geen kwitantie te verstrekken en de mogelijkheid van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand niet te onderzoeken en te bespreken, de gedragsregels 8, 23 en 24 heeft overtreden en derhalve niet heeft gehandeld zoals het een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat betaamt. In zoverre is klachtonderdeel 2 gegrond.

 

6          MAATREGEL

6.1      De onderhavige klachtzaak staat niet op zichzelf. Verweerder is reeds vele malen tuchtrechtelijk veroordeeld, waarbij aan verweerder al voordat het hem in deze klachtzaak verweten handelen heeft plaatsgevonden door het Hof van Discipline voorwaardelijke en onvoorwaardelijke schorsingen zijn opgelegd, ook voor vergelijkbaar tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Daar komt nog bij dat door het Hof van Discipline bij beslissing d.d. 21 augustus 2015 opnieuw onvoorwaardelijke schorsingen aan verweerder van drie maanden (klachtzaak L 206-2014) en zes weken (klachtzaak L 305-014) zijn opgelegd en dat bij beslissing van de raad dd. 12 januari 2015  aan verweerder de maatregel van schrapping is opgelegd (klachtzaak L211-2014) welke beslissing op 7 maart 2016 door het Hof van Discipline is bekrachtigd.

6.2      De raad stelt op grond van het tuchtrechtelijk verleden van verweerder vast dat verweerder volhardt in zijn onbetamelijk handelen en klaarblijkelijk geen lering trekt uit aan hem opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen. Verweerder heeft er geen blijk van gegeven dat enige verbetering en wijziging in zijn handelen te verwachten vallen.

6.3      De raad overweegt dat de ernst van de aan verweerder in deze klachtzaak te maken tuchtrechtelijke verwijten en het tuchtrechtelijk verleden van verweerder in aanmerking genomen, de uitoefening van de praktijk door verweerder een zodanig aanzienlijk risico voor de behartiging van de belangen van huidige en toekomstige cliënten van verweerder vormt, dat het vertrouwen in de advocatuur ernstig zou worden ondermijnd indien verweerder zijn praktijk zou mogen uitoefenen. De ernst en omvang van de aan verweerder verweten gedragingen en het ontbreken van enig perspectief en verbetering brengen naar het oordeel van de raad opnieuw met zich dat verweerder geschrapt dient te worden van het tableau met openbaarmaking van die beslissing op de in het arrondissement gebruikelijke wijze.

 

 

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht grotendeels gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2.    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die (de familie van) klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 25 aan reiskosten.

 

7.3     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

 

 

                          BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart klachtonderdeel 1 gegrond, voor zover verweerder jegens klager onvoldoende zorg heeft betracht doordat hij heeft nagelaten de aard en omvang van de door klager verstrekte opdracht deugdelijk schriftelijk vast te leggen en doordat hij eveneens heeft verzuimd om klager schriftelijk en met deugdelijke onderbouwing te informeren over zijn kansen in de procedure, en voor het overige ongegrond;

-        verklaart klachtonderdeel 2 gegrond, voor zover verweerder heeft verzuimd om de omtrent het honorarium gemaakte afspraak en de door de familie van klager verrichte betaling schriftelijk te bevestigen, een factuur op te maken en te verzenden en een kwitantie te verstrekken, en de mogelijkheid van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand te onderzoeken en te bespreken, en voor het overige ongegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van schrapping op, ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat indien verweerder uit hoofde van een eerdere onherroepelijke tuchtrechtelijke beslissing reeds van het tableau is geschrapt, de schrapping voor zover verweerder opnieuw op het tableau mocht zijn ingeschreven, ingaat direct na die inschrijving;

-        beveelt dat het enkele feit van deze schrapping van verweerder van het tableau door de deken binnen het arrondissement openbaar zal worden gemaakt op de aldaar gebruikelijke wijze zodra deze onherroepelijk is geworden;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 25 aan klager;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Aldus beslist door mr.  G.J.E. Poerink, voorzitter, en mrs. H.C.M. Schaeken en U.T. Hoekstra ,  leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 oktober 2016.

 

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 oktober 2016

 

verzonden aan:

-            de gemachtigde van klager

-            de gemachtigde van verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-           klager

-            verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-          de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl