Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-10-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2016:155
Zaaknummer
16-461/DB/LI
Inhoudsindicatie
Niet gebleken tegenstrijdige belangenbehartiging. Wel gebrekkig met cliënten gecommuniceerd, waardoor onduidelijkheid is ontstaan over verweerders positie, de bestemming van het door de financier beschikbaar gestelde saneringsbudget en de stand van zaken. Deels gegrond, berisping
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 17 oktober 2016
in de zaak 16-461/DB/L
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 25 september 2015 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 19 mei 2016 met kenmerk K15-103 , door de raad ontvangen op 20 mei 2016 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 augustus 2016 in aanwezigheid van klagers, vergezeld van hun adviseur de heer M., en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken d.d. 19 mei 2016 en de daaraan gehechte stukken;
- de nagekomen brief met bijlagen van de gemachtigde van klagers d.d. 12 augustus 2016.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Klagers zijn vennoten in de vennootschap onder firma PS, hierna: “de VOF”, PNL was een grote opdrachtgever van de VOF. Door conflicten met PNL was een situatie ontstaan waarbij de continuïteit van de VOF in gevaar kwam. In juni 2014 hebben klagers met PNL een vaststellingsovereenkomst gesloten.
2.2 Verweerder heeft klagers vanaf 11 augustus 2014 bijgestaan. Teneinde een faillissement van de VOF te voorkomen hebben klagers met verweerder afgesproken dat een crediteurensanering zou plaatsvinden en dat verweerder hen hierin zou begeleiden. Verweerder heeft de opdracht bij brief d.d. 11 augustus 2014 aan klagers bevestigd.
2.3 Bij brief d.d. 29 augustus 2014 heeft verweerder namens klagers informatie toegestuurd aan PNL. In deze brief heeft verweerder tevens aan PNL voorgesteld om zijn declaraties op naam van PNL te stellen en in de opdrachtbevestiging te vermelden dat hij voor PNL werkt.
2.4 Onder begeleiding van verweerder hebben klagers met PNL afspraken gemaakt over de crediteurensanering welke zijn vastgelegd in de e-mailberichten van PNL aan verweerder d.d. 3 en 7 september 2014 en in de e-mailberichten van verweerder aan PNL d.d. 5 en 10 september 2014. In het kader van de gemaakte afspraken heeft PNL een saneringsbudget van € 100.000,-- ter beschikking gesteld, welk bedrag is gestort op de derdengeldrekening van verweerder. Voorts is afgesproken dat PNL zou zorgdragen voor betaling van de door verweerder verrichte en te verrichten werkzaamheden tot een maximum van €15.000,--. PNL was daarnaast bereid om het (lease-) wagenpark van klagers over te nemen.
2.5 Bij e-mailberichten d.d. 29 oktober 2014 van respectievelijk 11:27 uur en 11:32 uur heeft verweerder aan klagers geschreven: “Zet de auto’s waar [X] voor komt even op een andere plek. Hij zal nu beslag aan het vragen zijn.” en “Goed, maar zet de auto’s waar hij voor komt toch maar even weg op een andere plek.”
2.6 Op 27 november 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen PNL en verweerder, welk gesprek door PNL is bevestigd bij e-mailbericht van diezelfde dag. In het e-mailbericht is vastgelegd dat het saneringsbudget enkel mag worden aangewend voor de betaling van crediteuren, dat PNL bereid is om het wagenpark over te nemen en dat de door klagers vervaardigde bandopnames zullen worden vernietigd.
2.7 Bij brief d.d. 7 januari 2015 heeft de lease-maatschappij klagers bericht dat ondanks herhaalde verzoeken van de leasemaatschappij aan verweerder er van verweerder geen bevestiging is ontvangen van de overname door PNL van de lease-auto’s. Na daartoe verleend verlof heeft de lease-maatschappij conservatoir beslag doen leggen op de lease-auto’s. De lease-maatschappij heeft aangekondigd tot het veilen van de voertuigen over te gaan indien de openstaande vordering niet voor of uiterlijk op 12 januari 2015 was betaald dan wel van PNL een bevestiging was ontvangen dat zij tot betaling zou overgaan.
2.8 Bij e-mailberichten d.d. 28 januari en 30 april 2015 heeft verweerder aan klagers en PNL medegedeeld dat de laatste concurrente crediteur was toegetreden en dat zou worden overgegaan tot uitbetaling.
2.9 Bij e-mailbericht d.d. 16 februari 2015 heeft de advocaat van PNL aan verweerder bevestigd dat als blijkt dat het akkoord uit de €100.000,-- kan worden gefinancierd, PNL toestemming geeft voor uitkering conform het door verweerder ontworpen akkoord, maar dat PNL, alvorens enig akkoord te verlenen, wel volledige transparantie wenst van alle vorderingen die door het akkoord worden bestreken. Voorts heeft de advocaat van PNL aan verweerder bevestigd dat indien de kosten ter zake de door verweerder verrichte werkzaamheden (tot een bedrag van maximaal € 15.000,--) niet uit de € 100.000 kunnen worden gefinancierd, PNL bereid is die kosten separaat te vergoeden mits er een akkoord tot stand komt op basis van de eerder afgesproken randvoorwaarden.
2.10 Bij e-mailbericht d.d. 12 mei 2015 heeft verweerder aan klagers bevestigd dat hij conform hun verzoek geen werkzaamheden meer voor hen zal verrichten.
2.11 Bij e-mailbericht d.d. 6 juli 2015 heeft verweerder het door T Uitzendbureau tegen de VOF ingediende faillissementsverzoek aan de advocaat van PNL doorgestuurd met het klemmende verzoek om medewerking te verlenen aan de uitbetaling van de kleine crediteuren die reeds hebben ingestemd, dit om het faillissement te voorkomen.
2.12 Bij e-mailbericht d.d. 22 juli 2015 heeft de advocaat van PNL verweerder bericht dat moest worden vastgesteld dat de sanering niet was geslaagd zodat het door PNL voor de sanering ter beschikking gestelde bedrag van € 100.000,-- moest worden terugbetaald, met uitzondering van een bedrag van € 15.000,-- ter zake van verweerders honorarium.
2.13 Bij e-mailbericht d.d. 24 juli 2015 hebben klagers verweerder verzocht om in het dossier geen enkele actie meer te ondernemen.
2.14 Op 27 juli 2015 hebben klagers bij de politie tegen verweerder aangifte gedaan van het onttrekken van goederen aan beslag.
2.15 In september 2015 is de VOF gefailleerd.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
1. in 2014 als advocaat van klagers aan hen bewust verkeerde informatie heeft gegeven waardoor de sanering is mislukt en het faillissement van hun VOF is uitgesproken;
2. klagers heeft aangezet tot verduistering door hen te adviseren om de lease auto’s aan het zicht van crediteuren te onttrekken;
3. het door PNL op zijn derdengeldrekening gestorte bedrag van € 100.000,-- voor andere doeleinden heeft aangewend dan hetgeen was afgesproken, namelijk het sluiten van een 20% akkoord met de crediteuren. Vanuit het bedrag van € 100.000,-- zijn aanzienlijke betalingen verricht aan enige schuldeisers, waaronder aan hemzelf;
4. ten onrechte aan klagers heeft medegedeeld dat alle crediteuren akkoord gingen, terwijl in werkelijkheid 10% niet akkoord bleek;
5. crediteuren onheus heeft bejegend met als gevolg dat het akkoord niet door ging;
6. de belangen van PNL is gaan behartigen in plaats van de belangen van klagers;
7. het e-mailbericht van PNL aan verweerder d.d. 7 september 2014 en het e-mailbericht van verweerder aan PNL d.d. 10 september 2014 niet ter kennis van klagers heeft gebracht.
4 VERWEER
4.1 Klachtonderdeel 1
Verweerder heeft niet bewust onjuiste informatie verstrekt. Verweerder heeft geen e-mailberichten of andere documenten achtergehouden. Verweerder heeft klagers bijgestaan tot 12 mei 2015. Vanaf dat moment werden klagers bijgestaan door een andere advocaat. Een half jaar later is de vennootschap gefailleerd.
4.2 Klachtonderdeel 2
Verweerder heeft klagers bij e-mailberichten d.d. 29 oktober 2014 weliswaar geadviseerd om de auto’s even op een andere plek te zetten, maar verweerder heeft klagers niet aangezet tot verduistering. Verweerder heeft klagers enkel geadviseerd om de leaseauto’s feitelijk te verplaatsen om PNL te stimuleren de contracten over te nemen; het ophalen van de auto’s zou de sanering benadelen omdat dit zou leiden tot een tekort waarmee in de sanering geen rekening was gehouden. Op geen enkel moment was het de bedoeling deze lease-auto’s te onttrekken aan een pandrecht of ander zekerheidsrecht om vervolgens de goederen weg te maken. Verweerder heeft diezelfde dag ook gesproken met klagers en de deurwaarder. De lease-auto’s zijn vervolgens geretourneerd aan de leasemaatschappij.
4.3 Klachtonderdelen 3 en 6
De klachtonderdelen 3 en 6 zijn eveneens ongegrond. Verweerder werd betaald door PNL om te saneren en een akkoord te bereiken voor klagers. Verweerder heeft in dat kader van PNL € 100.000,-- ter beschikking gekregen. Zowel klagers als PNL waren akkoord met de betalingen die zijn verricht vanuit de derdengeldenrekening. Verweerder heeft enkel klagers als advocaat bijgestaan en heeft de belangen van PNL niet laten prevaleren boven de belangen van klagers.
4.4 Klachtonderdeel 4
Verweerder erkent dat hij eenmaal aan klagers heeft bericht dat alle crediteuren akkoord waren. Na controle bleek dat toch niet alle crediteuren akkoord waren waardoor uitbetaling niet kon plaatsvinden. Verweerder heeft dit direct gemeld aan klagers.
4.5 Klachtonderdeel 5
Verweerder heeft zich nimmer onheus of bedreigend opgesteld. Klagers hebben zelf een onjuiste bejegening gehanteerd, waardoor niet alleen PNL uiteindelijk is afgehaakt maar ook verschillende crediteuren.
4.6 Klachtonderdeel 7
Verweerder heeft alle correspondentie doorgestuurd aan klagers en heeft alles met hen besproken. Verweerder heeft geen informatie achtergehouden.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in art. 46 Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes -zoals over procesrisico en kostenrisico - waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoren het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat te worden gewezen op de proceskansen en het kostenrisico in zijn zaak. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.
5.2 Klachtonderdelen 1 en 5
Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 1 en 5 zal de raad deze gezamenlijk behandelen. Klagers verwijten verweerder dat door zijn toedoen de sanering is mislukt en het faillissement van hun VOF is uitgesproken. In dat verband hebben klagers gesteld dat verweerder hun bewust onjuiste informatie heeft verstrekt en dat hij crediteuren onheus heeft bejegend met als gevolg dat het akkoord niet door ging.
5.3 Verweerder heeft deze beide stellingen van klagers uitdrukkelijk en gemotiveerd weersproken. Aldus lopen de standpunten van partijen uiteen. In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klagers minder geloof verdient dan het woord van verweerder maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is voor wat betreft deze onderdelen van de klacht niet het geval. Naar het oordeel van de raad hebben klagers onvoldoende duidelijk gemaakt welke onjuiste informatie door verweerder zou zijn verstrekt. Voorts is uit de aan de raad overgelegde stukken niet gebleken dat verweerder crediteuren onheus heeft bejegend. De raad heeft in de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geen aanwijzingen gevonden dat het mislukken van het akkoord en het faillissement van de VOF de gevolgen zijn van tuchtrechtelijke verwijtbaar handelen zijdens verweerder. De klachtonderdelen 1 en 5 zijn dan ook ongegrond.
5.4 Klachtonderdeel 2
Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerder klagers bij e-mailberichten d.d. 29 oktober 2014 van respectievelijk 11:27 uur en 11:32 uur heeft geadviseerd om de auto’s op een andere plek neer te zetten. Verweerder heeft echter uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist dat hij klagers heeft aangezet tot verduistering en heeft toegelicht wat de achtergrond was van zijn advies om de auto’s te verplaatsen.
5.5 De raad is van oordeel dat de e-mailberichten d.d. 29 oktober 2014 waarop klagers zich voor de onderbouwing van klachtonderdeel 2 op beroepen zonder nadere toelichting –die ontbreekt- niet leiden tot de conclusie dat er zijdens verweerder sprake is geweest van het aanzetten tot het plegen van een strafbaar feit. De raad zal klachtonderdeel 2 derhalve ongegrond verklaren.
5.6 Klachtonderdelen 3 en 6
Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 3 en 6 zal de raad deze gezamenlijk behandelen. Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat PNL bij e-mailberichten d.d. 3 en 7 september 2014 heeft geschreven dat het beschikbaar gestelde bedrag van €100.000,-- aangewend moest worden voor het betalen van de schuldeisers van de VOF en dat PNL daarnaast instaat voor betaling van het honorarium van verweerder tot maximaal een bedrag van € 15.000,-- exclusief kantoorkosten en BTW. Blijkens de brief van verweerder aan klagers d.d. 29 augustus 2014 is ook hij hiervan uitgegaan. Eerst uit het e-mailbericht van 16 februari 2015 van de advocaat van PNL aan verweerder blijkt dat verweerders honorarium uit het bedrag van € 100.000,-- dient te worden voldaan, voor zover mogelijk. Op dat moment had de betaling van verweerders declaraties evenwel reeds plaatsgevonden. Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt niet dat klagers en/of PNL uitdrukkelijk met betaling van verweerders declaraties vanuit de beschikbare derdengelden hebben ingestemd.
5.7 Ofschoon naar het oordeel van de raad uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet is gebleken dat de betaling van verweerders honorarium uit de beschikbare derdengelden de oorzaak is geweest van het mislukken van het crediteurenakkoord, kan verweerder wel een verwijt worden gemaakt van de – naar het oordeel van de raad gebrekkige – wijze waarop hij met klagers heeft gecommuniceerd. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder onduidelijkheid laten bestaan over de wijze waarop het bedrag van €100.000,-- zou worden aangewend en heeft verweerder klagers niet tijdig en adequaat geïnformeerd over de juridische positie ten opzichte van de verschillende crediteuren en de zich ontwikkelde stand van zaken. Voorts heeft verweerder de bijzondere status van de derdengelden en de daaraan verbonden verplichtingen miskend door zonder de uitdrukkelijke toestemming van klagers en /of PNL tot betaling van zijn honorarium, over te gaan. In zoverre is klachtonderdeel 3 gegrond.
5.8 Verweerder heeft het verwijt van klagers, dat verweerder de belangen van PNL is gaan behartigen in plaats van de belangen van klagers, uitdrukkelijk weersproken. Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerder PNL bij brief d.d. 29 augustus 2014 heeft bericht dat hij de VOF en klagers als advocaat bijstaat. In dezelfde brief heeft verweerder PNL benaderd als financier voor de sanering alsook voor de aan de werkzaamheden van verweerder verbonden kosten. Verweerder heeft voorgesteld om zijn declaraties ten name van PNL te stellen, hetgeen echter niet is gebeurd, nu de facturering op naam van klagers heeft plaatsgevonden.
5.9 Verweerders declaraties zijn vervolgens voldaan uit het door PNL beschikbaar gestelde budget. Dit enkele feit leidt echter nog niet tot de conclusie dat verweerder tegenstrijdige belangen heeft behartigd, noch dat hij de belangen van PNL heeft laten prevaleren boven die van de VOF en/of klagers. De raad is van oordeel dat klagers onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren hebben gebracht waaruit blijkt dat verweerder zich heeft laten leiden door de belangen van PNL in plaats van door die van de VOF en/of klagers. Klachtonderdeel 6 is dan ook ongegrond.
5.10 De raad overweegt dat de toegepaste constructie er echter wel toe leidt dat verweerder extra bedacht had moeten zijn op zijn verhouding tot klagers en PNL en hierover helder had moeten communiceren. Ofschoon naar het oordeel van de raad niet is gebleken dat verweerder in concrete situaties tegenstrijdige belangen heeft behartigd, noch dat hij de belangen van PNL heeft laten prevaleren boven die van de VOF en/of klagers, acht de raad wel voorstelbaar dat ten gevolge van de gebrekkige communicatie door verweerder bij klagers onduidelijkheid is ontstaan over verweerders positie ten opzichte van klagers en PNL.
5.11 Klachtonderdeel 4
Bij e-mailberichten d.d. 28 januari en 30 april 2015 heeft verweerder aan klagers en PNL medegedeeld dat de laatste concurrente crediteur was toegetreden en dat zou worden overgegaan tot uitbetaling. Na controle bleek evenwel dat niet alle crediteuren akkoord waren, ten gevolge waarvan uitbetaling niet kon plaatsvinden. Door aan klagers tot tweemaal toe te berichten dat alle crediteuren akkoord waren en dat tot uitbetaling kon worden overgegaan, heeft verweerder bij klagers verwachtingen gewekt die hij niet kon waarmaken. Alvorens een dergelijk bericht aan klagers te versturen had verweerder zich ervan dienen te vergewissen dat het akkoord daadwerkelijk rond was en tot uitbetaling kon worden overgegaan. Door zulks na te laten en ten onrechte aan klagers te berichten dat het akkoord rond was heeft verweerder niet naar behoren met klagers gecommuniceerd en heeft hij jegens klagers tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel 4 is derhalve gegrond.
5.12 Klachtonderdeel 7
Gedragsregel 8 bepaalt dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Klagers hebben gesteld dat verweerder de e-mailberichten d.d. 7 en 10 september 2014 niet aan hen heeft doorgestuurd. Verweerder heeft gesteld dat hij dat wel heeft gedaan, maar dit blijkt niet aan de raad overgelegde stukken. Nu niet is gebleken dat verweerder klagers op de hoogte heeft gebracht van de e-mailberichten d.d. 7 en 10 september 2014 is dit onderdeel van klacht gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 De raad is van oordeel dat verweerder niet naar behoren heeft gecommuniceerd met klagers. Verweerder heeft onduidelijkheid laten bestaan over de wijze waarop het bedrag van €100.000,-- zou worden aangewend en heeft klagers niet tijdig en adequaat geïnformeerd over de juridische positie ten opzichte van de verschillende crediteuren en de zich ontwikkelde stand van zaken. De raad acht voorts voorstelbaar dat ten gevolge van de gebrekkige communicatie door verweerder bij klagers onduidelijkheid is ontstaan over verweerders positie ten opzichte van klagers en PNL. Aldus heeft verweerder niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De raad acht een berisping een passende maatregel.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1. Aangezien de klacht deels gegrond is verklaard, moet verweerder het door klagers griffierecht aan hen vergoeden.
7.2. De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klagers in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50 aan reiskosten.
7.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klachtonderdelen 3, 4 en 7 gegrond;
- verklaart de klachtonderdelen 1, 2, 5 en 6 ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klagers;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 50 aan klagers;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.
Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, en mrs. H.C.M. Schaeken en U.T. Hoekstra , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 oktober 2016.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 17 oktober 2016
verzonden aan:
- de gemachtigde van klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl