Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-10-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:158

Zaaknummer

16-425/DB/LI

Inhoudsindicatie

Voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft acht geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 17 oktober 2016

in de zaak 16-425/DB/LI

 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline van 25 mei 2016 op de klacht van:

 

                                            

klager

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 29 november 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Limburg  (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 11 mei 2016 met kenmerk K15-140, door de raad ontvangen op 12 mei 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      Bij beslissing van 25 mei 2016 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) beslist dat de onderdelen 1, 2, 4, 7, 8 en 9 van de klacht kennelijk ongegrond zijn en dat de onderdelen 3, 5 en 6 kennelijk niet-ontvankelijk zijn, welke beslissing op 26 mei 2016 is verzonden aan klager.

1.4      Bij brief van 17 juni 2016 , door de raad ontvangen op 23 juni 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 29 augustus 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 17 juni 2016.

 

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

 

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    klager heeft gestalkt en onnodig op kosten heeft gejaagd;

2.    zichzelf heeft verrijkt;

3.    zich voor zijn werkzaamheden heeft laten betalen terwijl er een toevoeging was afgegeven en zijn cliënte was toegelaten tot de WSNP;

4.    ondanks de schuldsanering van zijn cliënte is opgetreden als advocaat;

5.    zijn facturen bij voorrang heeft laten betalen;

6.    een voorschot van € 6.000,- heeft bedongen;

7.    zich verbergt achter zijn cliënte;

8.    ondanks de leugens van zijn cliënte toch weer een procedure tegen klager is gestart;

9.    een procedure jegens klager aanhangig maakt terwijl hij zelf de door het hof vastgelegde afspraken niet nakomt.

3.2      De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

klager geen antwoorden heeft gekregen op de als klacht verwoorde vragen.

 

 

4          BEOORDELING

4.1      De raad overweegt naar aanleiding van de door klager aangevoerde verzetgronden dat, anders dan klager lijkt te veronderstellen, de tuchtprocedure niet dient ter beantwoording van vragen die bij klager leven. De tuchtrechter dient te beoordelen of de advocaat al dan niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.2      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de onderdelen 1, 2, 4, 7, 8 en 9 van de klacht kennelijk ongegrond zijn en dat de onderdelen 3, 5 en 6 kennelijk niet-ontvankelijk zijn.

4.3      Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond

 

 

Griffier                                                                       Voorzitter

 

Aldus beslist door mr.  G.J.E. Poerink, voorzitter, en mrs. H.C.M. Schaeken en U.T. Hoekstra ,  leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 oktober 2016.

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 oktober 2016

 

verzonden aan:

 

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

 

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen deze beslissing, voor zover het verzet on gegrond is  verklaard, geen rechtsmiddel open.