Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-10-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:151

Zaaknummer

16-325/DB/LI

Inhoudsindicatie

Geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen nu advocaat -na overleg met de deken- ontijdige terugtrekking vrijwel direct ongedaan heeft gemaakt. Definitieve terugtrekking tijdig en met voldoende zorg omgeven.

Inhoudsindicatie

Niet geleken dat verweerder in strijd met de wens van klagers heeft gehandeld.

Inhoudsindicatie

Terecht geen toevoegingsaanvraag voor een zakelijk geschil aangevraagd.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 17 oktober 2016

in de zaak 16-325/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klagers

 

tegen:

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 31 augustus 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 6 april 2016 met kenmerk K16-037 , door de raad ontvangen op 7 april 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 september 2016 in aanwezigheid van klagers en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-              de brief van de deken van 6 april 2016, met bijlagen.

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Klager heeft zich eind juli 2014 tot verweerder gewend inzake de overname van een procedure betreffende de financiële afwikkeling van een vennootschap onder firma en een erfeniskwestie. Verweerder heeft per e-mail d.d. 30 juli 2014 de tussen partijen gemaakte (financiële) afspraken bevestigd. Afgesproken werd dat klagers maandelijks een bedrag ad € 250,- aan verweerder zouden betalen.

2.2      Klager heeft per e-mail van 15 december 2014 aan verweerder bericht dat hij zich, behoudens een aanvulling, kon vinden in de door verweerder opgestelde akte.

2.3      Verweerder heeft klager per e-mail van 19 december 2014 om betaling van een aanvullend voorschot verzocht van € 1.000,-.

2.4      Op 9 februari 2015 heeft een telefoongesprek tussen klager en verweerder plaatsgevonden aangaande de openstaande en nog te factureren bedragen. Verweerder heeft per e-mail van 9 februari 2015 geschreven verbaasd te zijn dat klager stelde dat er niets meer te bespreken viel en het gesprek had beëindigd. Hij schreef bereid te zijn naar een oplossing te zoeken waarbij hij de belangen van klagers nog zou behartigen. Verweerder verzocht klagers een passend voorstel te doen en heeft hen er op gewezen dat de zaak op 18 februari 2015 op de rol stond voor een uitlating op grond van artikel 2:11 rolreglement.

2.5      Per e-mail dd. 12 februari 2015 heeft verweerder aan klagers bericht de zaak naar aanleiding van het telefoongesprek met klager en de e-mailcorrespondentie wegens het ontbreken van vertrouwen neer te zullen leggen. Verweerder heeft klagers er op gewezen dat de zaak op 18 februari 2015 op de rol stond voor uitlating verder procederen. Verweerder stelde dat zijns inziens om vonnis gevraagd diende te worden en er van uit te gaan dat de rechtbank, indien de rechtbank ter rolle van 18 februari 2015 niets zou vernemen, de zaak voor vonnis zou plaatsen.  Verweerder heeft klagers geadviseerd zich met spoed tot een andere advocaat te wenden, die de zaak van verweerder kon overnemen.

2.6      Verweerder heeft vervolgens overleg gevoerd met de deken, waarin de deken aangaf dat het gedragsrechtelijk niet was toegestaan zo kort voor een roldatum te desisteren. Verweerder heeft daarna op 13 februari 2015 telefonisch contact opgenomen met klaagster. Verweerder heeft vervolgens per e-mail van 13 februari 2015 bevestigd dat hij conform telefonische afspraak met klaagster vonnis had gevraagd. Verweerder wees op de mogelijkheid dat een deskundige zou worden benoemd, aan wie mogelijk een voorschot van enkele duizenden euro’s zou moeten worden betaald. Verweerder schreef voorts nog steeds bereid te zijn de zaak voor klagers te behandelen en verzocht klagers daartoe een afspraak met hem te maken.

2.7      Klager heeft per e-mail van 15 februari 2015 onder meer het volgende geschreven: “Volgens afspraak en na ons telefonisch onderhoud van 13 februari 2015 hebt u vonnis gevraagd bij de rechtbank Roermond. Echter hebt u wederom, de zo belangrijke bijlagen(n) niet meegezonden. (……).”

2.8      Verweerder heeft klager per e-mail van 19 februari 2015 bericht dat hij op 13 februari 2015 om vonnis had gevraagd, dat daarbij geen stukken konden worden ingediend en dat de rechtbank naar verwachting zou overgaan tot benoeming van een deskundige waarna nog de gelegenheid zou bestaan om stukken bij de deskundige in te dienen. Verweerder schreef voorts een oplossing te willen bereiken voor de betaling van zijn kosten, zo nodig via bemiddeling van de deken.

2.9      Klager heeft per e-mail van 22 februari 2015 geschreven dat als bleek dat verweerder de uitwerking van de eerder ingezonden stukken niet aan de rechtbank had toegezonden, hij het verzoek om bemiddeling aan de deken zou ombuigen in een klacht jegens verweerder.

2.10    Verweerder heeft klagers per e-mail van 3 maart 2015 geschreven de samenwerking nog een kans te willen geven en verzocht klagers om een afspraak voor een gesprek te maken om tot een oplossing te komen. Klagers wilden, gelet op de kosten, geen afspraak maken voor een gesprek voordat de rechtbank vonnis had gewezen. Verweerder heeft per e-mail van 19 maart 2015 geschreven na het tussenvonnis met klagers een gesprek aan te willen gaan, waarin alle vragen van klagers aan de orde zouden komen en tot die tijd niet meer te zullen corresponderen.

2.11    Verweerder heeft per e-mail van 2 juli 2015 een afschrift van het tussenvonnis van de rechtbank van 1 juli 2015 aan klagers toegezonden. Verweerder heeft klagers bericht dat op 29 juli 2015 een akte moest worden ingediend. Hij wees er op dat er voor de voortzetting van zijn werkzaamheden wederzijds vertrouwen diende te bestaan en dat er een oplossing voor de betaling van zijn  werkzaamheden diende te komen, bij gebreke waarvan verweerder klagers adviseerde een andere advocaat te gaan zoeken.

2.12    Verweerder heeft klagers per e-mail van 14 juli 2015 bericht dat nu hij via zijn secretaresse had vernomen dat klagers geen afspraak voor een gesprek met hem wilden maken, hij moest vernemen dat er weer een brief kwam en er nog steeds geen poging werd ondernomen om de kwestie betreffende de openstaande rekeningen op te lossen, hij geen vertrouwen meer had in een vruchtbare samenwerking. Verweerder heeft vervolgens zijn werkzaamheden neergelegd en klagers geadviseerd tijdig voor 29 juli 2015 een nieuwe advocaat te zoeken. Verweerder schreef voorts bereid te zijn mee te werken aan het verkrijgen van een uitstel voor het nemen van de akte.

2.13    Klager heeft verweerder per e-mail dd. 24 juli 2015 bericht dat uitstel zijns inziens geen optie was en hij verzocht alsnog zijn vragen te beantwoorden en de uitwerking aan de rechtbank toe te sturen. Verweerder heeft per e-mail geantwoord uitstel voor het nemen van een akte te zullen vragen en zich als advocaat terug te trekken. Verweerder heeft bij brief van 24 juli 2015 middels een B4-formulier om een uitstel van zes weken verzocht. Klager heeft per e-mail van 26 juli 2015 en klaagster per e-mail van 28 juli 2015 aan verweerder bericht niet akkoord te zijn met het verzochte uitstel. Verweerder heeft klagers per e-mail dd. 31 juli 2015 bericht geen werkzaamheden meer voor hen te verrichten en hen er op gewezen dat zij zich voor de overname van de zaak tot een andere advocaat dienden te wenden. Verweerder heeft het dossier in augustus 2015 aan de opvolgende advocaat overgedragen.

2.14    Klagers hebben bij brief van 29 augustus 2015 een klacht over verweerder bij de deken ingediend.

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

1.    zich ontijdig heeft teruggetrokken van de behandeling van de zaak;

2.    de door klagers gewenste bijlagen (stockboek) niet in het geding heeft gebracht;

3.    tegen de wens van klagers in vonnis heeft gevraagd;

4.    heeft nagelaten de rechtbank mee te delen dat klager de nalatenschap heeft verworpen;

5.    niet heeft getracht om klager in aanmerking te laten komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand;

6.    de akte uitlating deskundigenbericht betreffende de te formuleren vragen naar aanleiding van het tussenvonnis van de rechtbank van 1 juli 2015 niet heeft genomen;

7.    de executie van dwangsommen (uit hoofde van het vonnis van de rechtbank Roermond van 13 februari 2013) niet heeft doorgezet.

 

4          VERWEER

4.1     Verweerder heeft zich in eerste instantie ontijdig teruggetrokken, maar heeft dit na overleg met de deken rechtgezet. Nadat klager de aanpak van de zaak door verweerder steeds in twijfel trok, geen financiële afspraken wenste te maken en geen verdere gesprekken met verweerder meer wenste te voeren, heeft verweerder zich uiteindelijk (definitief) teruggetrokken. Verweerder heeft voor uitstel in de procedure gezorgd, zodat klagers ruimschoots in de gelegenheid waren een nieuwe advocaat aan te zoeken.

4.2     Het procesreglement laat het indienen van stukken niet toe als om vonnis is gevraagd. Klagers hadden bij gelegenheid van het deskundigenonderzoek nog stukken in het geding kunnen brengen, zodat zij niet in hun belangen zijn geschaad.

4.3     Klaagster heeft verweerder tijdens een telefoongesprek op 13 februari 2015 verzocht om vonnis te vragen. Verweerder heeft dit per e-mail d.d. 13 februari 2015 bevestigd. Dat klagers wilden dat vonnis werd gevraagd  blijkt ook uit de e-mail van klager van 15 februari 2015.

4.4     Verweerder kan zich niet herinneren dat hem is medegedeeld dat klager de erfenis had verworpen. Deze mededeling was overigens niet relevant. Indien klager de rechtbank later had medegedeeld dat hij de erfenis had verworpen, was de procedure tegen de overige erfgenamen gewoon doorgegaan.

4.5     Het was niet mogelijk om voor de afwikkeling van de vennootschap een aanvraag gefinancierde rechtsbijstand in te dienen aangezien het een zakelijk geschil betrof. In de erfeniskwestie is wel een toevoeging aangevraagd en verkregen.

4.6     Verweerder heeft op 14 juli 2015 zijn werkzaamheden voor klagers neergelegd. Klagers hebben het -door geen afspraken meer met verweerder te willen maken en geen regeling betreffende de kosten te willen treffen- aan zichzelf te wijten dat verweerder genoodzaakt was zich als advocaat terug te trekken. Verweerder heeft een uitstel voor het nemen van de akte van zes weken bewerkstelligd en klagers aldus ruimschoots de tijd gegeven om een nieuwe advocaat te vinden. Dat er klaarblijkelijk voor is gekozen om geen akte te nemen kan verweerder niet worden verweten.

4.7     Aanvankelijk was het de bedoeling dat verweerder zou worden betaald uit de incasso van verbeurde dwangsommen. Verweerder heeft klagers gelet op het standpunt van de wederpartij en de te verwachten discussie over de verschuldigdheid van de dwangsommen geadviseerd af te zien van de executie van het vonnis en met klagers een betalingsregeling van € 250,- per maand afgesproken.

 

5          BEOORDELING

Ad klachtonderdeel 1)

5.1      Verweerder heeft zich in februari 2015 in eerste instantie ontijdig teruggetrokken, maar heeft dit na overleg met de deken, op zeer korte termijn weer ongedaan gemaakt. Nu verweerder zijn ontijdige terugtrekking op zeer korte termijn ongedaan heeft gemaakt en klagers hiervan geen nadeel hebben ondervonden is de raad van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken valt. De raad zal het eerste onderdeel van de klacht daarom ongegrond verklaren.

  Ad klachtonderdeel 2)

5.2      Aan een advocaat komt een grote mate van vrijheid toe met betrekking tot de wijze waarop hij een hem opgedragen zaak behandelt. Verweerder heeft in december 2014 in overleg met en na goedkeuring van klagers een akte genomen. Het stond verweerder vrij in overleg met zijn cliënten te beslissen welke stukken daarbij dienden te worden overgelegd. Klagers hebben in reactie op de hen toegezonden akte klaarblijkelijk geen aanleiding gezien verweerder te verzoeken het stockboek bij de akte in te dienen. Klagers zijn bovendien niet in hun belang geschonden, aangezien zij in het kader van het deskundigenonderzoek nog in de gelegenheid waren om het bewijsmateriaal aan de deskundige over te leggen. De raad zal daarom ook het  tweede onderdeel van de klacht ongegrond verklaren.

           Ad klachtonderdeel 3)

5.3      Het is niet komen vast te staan dat verweerder tegen de wens van klagers vonnis heeft gevraagd. Klager heeft per e-mail van 15 februari 2015 zelf aan verweerder bevestigd dat hij conform afspraak en na telefonisch overleg vonnis heeft gevraagd. Dit  onderdeel van de klacht zal daarom als feitelijk ongegrond  worden afgewezen.

          Ad klachtonderdeel 4)

5.4      In de kwestie betreffende de nalatenschap heeft de wederpartij ervoor gekozen een procedure tegen de erfgenamen aanhangig te maken. Indien klager zou hebben medegedeeld dat hij de nalatenschap had verworpen zou de procedure tegen de overige erfgenamen zijn voortgezet. Verweerder stelt er niet van op de hoogte te zijn geweest dat klager de nalatenschap had verworpen. Wat hiervan ook moge zijn, nu de mededeling ook later nog aan de rechtbank had kunnen worden gedaan en niet in te zien valt welk belang van klager is geschaad, zal de raad ook dit onderdeel van de klacht ongegrond verklaren.

Ad klachtonderdeel 5)

5.5      Het is een vaststaand feit dat voor een zakelijk geschil geen toevoeging wordt verleend. Het valt verweerder derhalve niet te verwijten dat hij voor zijn werkzaamheden betreffende een zakelijk geschil geen toevoeging heeft aangevraagd. Bovendien heeft klager daarmee kennelijk ingestemd gelet op de met verweerder gemaakte betalingsafspraken.

  Ad klachtonderdeel 6)

5.6      Verweerder heeft zich twee weken voordat de akte genomen moest worden teruggetrokken als advocaat van klagers. Het valt verweerder derhalve niet te verwijten dat hij de akte niet heeft genomen. Verweerder heeft voor zes weken uitstel gezorgd en de stukken tijdig aan de opvolgend advocaat toegezonden. Dat uiteindelijk geen akte is genomen valt verweerder niet te verwijten.

           Ad klachtonderdeel 7)

5.7      Een advocaat dient zijn cliënt te behoeden voor procedures waarvoor hij geen mogelijkheid ziet deze met succes te voeren. Gelet op de stelling van de wederpartij van klager dat door hem zoals aan hem bij vonnis was opgedragen, rekening en verantwoording was afgelegd en de inhoud van de door hem overgelegde akte is het niet onbegrijpelijk dat verweerder klagers heeft geadviseerd af te zien van het executeren van het vonnis. Dit onderdeel van de klacht is eveneens ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

 

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond;

 

Aldus beslist door mr. M.E. Bartels, voorzitter, mrs. J.J.M. Goumans en E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 oktober 2016.

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 oktober 2016

 

verzonden aan:

-            klagers

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg     

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

-             

 

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            klagers

-            verweerder

-          de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg

-          de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl