Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-10-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:162

Zaaknummer

16-896/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

 Klacht over werkzaamheden in de periode 2010-2011 niet ontvankelijk op grond van art. 469 lid 1 sub a Advocatenwet. Klacht niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 11 oktober 2016

in de zaak 16-896/DB/ZWB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klaagster

 

 

tegen:

 

 

 

verweerster

 

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 26 september 2016 met kenmerk K16-086, door de raad ontvangen op 27 september 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

 

1                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan:

1.1      Verweerster heeft klaagster bijgestaan in de periode van maart 2010 tot en met mei 2011 in een dagvaardingsprocedure welke aanhangig was gemaakt door klaagsters ex-partner. Klaagsters ex-partner vorderde een bedrag van klaagster ter zake de afwikkeling van de eenvoudige gemeenschap en de afwikkeling van de samenlevingsovereenkomst. Op 16 september 2010 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij verweerster klaagster heeft bijgestaan.

1.2      Verweerster heeft haar rechtsbijstand aan klaagster beëindigd in mei 2011 als gevolg van het beëindigd zijn van de procedure. Op 7 juli 2014 heeft klaagster zich opnieuw tot verweerster gewend met het verzoek de zaak te heropenen omdat zij over nieuwe informatie beschikte. Op 8 juli 2014 heeft tussen klaagster en verweerster een bespreking plaatsgevonden, maar verweerster heeft klaagsters zaak niet in behandeling genomen.

1.3      Bij brief van 2 juni 2016 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

in 2010 en 2011 klaagsters belangen niet goed heeft behartigd, ten gevolge waarvan klaagster schade heeft geleden tot een bedrag van 1,5 miljoen euro.

 

3             VERWEER

3.1      Verweerster heeft klaagster naar behoren bijgestaan. Verweerster heeft namens klaagster een conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie ingediend. Voorts heeft verweerster klaagster bijgestaan tijdens de comparitie van partijen op 16 september 2010. In mei 2010 is de procedure beëindigd en heeft verweerster haar werkzaamheden eveneens beëindigd.

3.2      In juli 2014 heeft klaagster zich opnieuw tot verweerster gewend omdat zij de zaak wilde heropenen. Tot een opdracht is het niet gekomen. Klaagster is tijdens het gesprek boos geworden en is door de politie uit verweersters kantoor verwijderd.

 

 

 

4             BEOORDELING

4.1       Gelet op artikel 46g lid 1 sub a van de Advocatenwet wordt een klacht die wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft, niet-ontvankelijk verklaard.

4.2       De voorzitter stelt vast dat de klacht betrekking heeft op verweersters bijstand in de periode van maart 2010 tot en met mei 2011. Klaagster heeft eerst op 2 juni 2016 een klacht ingediend over verweersters bijstand, zodat zij de in artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet genoemde termijn heeft overschreden.

4.3       Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet, dan ook niet-ontvankelijk verklaren.

 

 

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht met toepassing van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk.

 

Aldus beslist door mr. M.E. Bartels, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans- van Opstal als griffier op 11 oktober 2016.

 

 

Griffier                                            Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 13 oktober 2016

                                                                         

verzonden aan:

-     klaagster

-     verweerster

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

 

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster, verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.,

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

 

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

 

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

 

 

Informatie ook op raadvandiscipline.nl