Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-11-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:173

Zaaknummer

16-610/DB/LI

Inhoudsindicatie

Vast staat dat verweerder de opdracht om de financiële positie van klaagster in kaart te brengen niet heeft uitgevoerd. Het moge zo zijn dat verweerder goede gronden had om ervan af te zien, om de schuldeisers te benaderen, maar ook dan had het op de weg van verweerder gelegen klaagster duidelijkheid te verschaffen over haar juridische positie en haar te adviseren over de aanpak van de zaak en dit, om misverstanden te voorkomen, schriftelijk te bevestigen.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 14 november 2016

in de zaak 16-610/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 12 oktober 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 29 juni 2016  met kenmerk K15-123 , door de raad ontvangen op 30 juni 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 oktober 2016 in aanwezigheid van klaagster, de gemachtigde van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 29 juni 2016, met bijlagen

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Klaagster heeft van 2005 tot januari 2015 samengewoond met de heer P. Klaagster en haar gemachtigde hebben zich in maart 2015 tot verweerder gewend met het verzoek haar bij te staan bij de financiële afwikkeling van de samenwoning van klaagster met de heer P.

2.2      Verweerder heeft de ex-partner van klaagster bij brief van 10 april 2015 aangeschreven met het verzoek hem te berichten hoe hij zich de financiële afwikkeling van de samenwoning met klaagster voorstelde. De ex-partner van klaagster heeft bij brief van 18 april 2015 geantwoord dat met klaagster was overeengekomen dat hij de hypotheek en de restschuld op de woning zou overnemen. Hij verzocht hem te berichten welke “schuldeisers” klaagster aanspraken.

2.3      Verweerder heeft bij brief van 23 juni 2015 de namen van de schuldeisers aan de ex-partner van klaagster doorgegeven. Verweerder verzocht hem voorts te bevestigen dat hij voor alle tijdens de samenwoning ontstane schulden zou opkomen, dat klaagster geen vennoot meer was en dat zij ter zake van elke aansprakelijkheid werd gevrijwaard. Voorts verzocht verweerder de ex-partner van klaagster om een voorstel tot verdeling ter compensatie van de totale inbreng van klaagster in de periode van samenwonen en 6 jaar bedrijfsresultaten te doen. De ex-partner van klaagster heeft bij brief van 30 juni 2015 geantwoord dat hij met klaagster had afgesproken de schuldeisers over te nemen en dat zij geen deel meer uitmaakte van de vennootschap. Verweerder heeft zich vervolgens nog per brief van 18 augustus 2015 tot de ex-partner gewend welke brief door deze werd beantwoord op 30 augustus 2015.

2.4      Klaagster ontving op 8 oktober 2015 een aanmaning betreffende de betaling van een hypotheekachterstand.

2.5      Klaagster heeft bij brief van 12 oktober 2015 bij de deken een klacht over verweerder ingediend.

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder de aan hem verleende opdracht niet is nagekomen; de door verweerder ondernomen acties hebben niet geleid tot het afgesproken doel, te weten, het helder krijgen van de financiële situatie waarna verweerder zou bezien op welke wijze klaagster zou zijn te beschermen tegen de gevolgen van de schulden.

 

4          VERWEER

4.1      Verweerder heeft zich ingezet om te bezien of de ex-partner van klaagster zich uit de schulden kon werken, zodat klaagster ook geen problemen meer met schuldeisers zou hebben. De ex-partner van klaagster had verweerder laten weten dat hij de schulden (ook die van klaagster ) zou afbetalen.

4.2      Cliënte stond voor de keuze te bezien of haar ex-partner zijn toezeggingen zou nakomen of verdergaande actie te ondernemen, met als gevolg het stopzetten van alle betalingen van de  schulden door de ex-partner van klaagster, zoals door hem was aangekondigd.

4.3      Het probleem van klaagster was dat zij na vele jaren met en voor haar ex-partner te hebben gewerkt met niets was vertrokken en dat zij mede had getekend voor een hypotheekschuld en een vennootschap onder firma met haar ex-partner.

4.4      Verweerder heeft nimmer aangegeven zijn werkzaamheden als voltooid te beschouwen. De brieven van schuldeisers aan klaagster in oktober 2015 waren nieuwe ontwikkelingen in het dossier. Het was de insteek van verweerder om te bezien of de ex-partner zijn toezeggingen zou blijven nakomen.

 

5          BEOORDELING

5.1      Het ligt op de weg van een advocaat om met zijn cliënt te communiceren over de aanpak van een zaak en om ter voorkoming van misverstanden de afspraken hierover schriftelijk vast te leggen.

5.2      Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is gebleken dat tussen partijen onduidelijkheid bestaat over het plan van aanpak van de zaak van klaagster door verweerder. Vast staat dat verweerder heeft nagelaten zijn plan van aanpak en de gekozen strategie schriftelijk vast te leggen, op grond waarvan het tussen partijen hierover gerezen misverstand voor risico van verweerder komt. Uit de aan de raad overgelegde e-mails van (de gemachtigde van) klaagster aan verweerder blijkt dat klaagster andere verwachtingen van de inzet van verweerder had dan de door verweerder voorgestane aanpak.  Ook deze e-mailcorrespondentie heeft niet geleid tot communicatie over en schriftelijke bevestiging van de door verweerder gekozen strategie. Het had op de weg van verweerder gelegen om de risico’s van klaagster in kaart te brengen en om vervolgens in overleg met klaagster de aanpak van de zaak te bepalen en schriftelijk te bevestigen.

5.3      Vast staat dat verweerder de opdracht om de financiële positie van klaagster in kaart te brengen niet heeft uitgevoerd. De klacht is derhalve gegrond. Het moge zo zijn dat verweerder goede gronden had om ervan af te zien, om de schuldeisers te benaderen, maar ook dan had het op de weg van verweerder gelegen klaagster duidelijkheid te verschaffen over haar juridische positie en haar te adviseren over de aanpak van de zaak en dit, om misverstanden te voorkomen, schriftelijk te bevestigen.

6          MAATREGEL

6.1      De raad acht de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

 

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klaagster betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

7.2.    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50,= aan reiskosten.

 

7.3     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,= en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50,= aan klaagster;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 50,= aan  klaagster;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,= aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

 

 

Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzitter, mrs. L.W.M. Caudri en L.R.G.M. Spronken, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 november 2016.

 

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 november 2016

 

verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg    

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg      

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

 

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl