Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-03-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2015:321
Zaaknummer
30/15
Inhoudsindicatie
Klacht over eigen advocaat. Voorzittersbeslissing. Kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 25 maart 2015
in de zaak 30/15
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel van 5 maart 2015 met kenmerk 51/14/52, door de raad ontvangen op 6 maart 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Bij brief van 23 juni 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.
1.3 Klager is in 2002 arbeidsongeschikt geraakt voor zijn werk als slijper bij zijn toenmalige werkgever N. B.V. Volgens klager was dit het gevolg van omstandigheden op de werkvloer. In 2008 is klager opnieuw uitgevallen wegens lichamelijke klachten en in 2010 is hij arbeidsongeschikt verklaard.
1.4 In 2010 heeft klager zich tot mr. S., advocaat te U. gewend. Deze kwam tot de conclusie dat de letselschadevordering van klager op zijn toenmalige werkgever N. B.V. was verjaard. Mr. S. heeft dit bij brief van 6 juni 2012 aan klager meegedeeld.
1.5 Klager heeft zich vervolgens tot verweerster gewend die klager op 2 juli 2012 heeft bezocht. Vervolgens is een toevoegingsaanvraag ondertekend die verweerster naderhand heeft ingediend. Op 14 augustus 2014 is een toevoeging afgegeven met oplegging van een eigen bijdrage van € 786,00.
1.6 Bij brief van 5 juli 2012 heeft verweerster de opdracht aan klager als volgt bevestigd:
“Namens S. advocaten en mediators aanvaard ik graag de opdracht u bij te staan in het geschil met uw voormalige werkgever, N. B.V.,
ter zake de aansprakelijkheid voor de letselschade die u stelt tijdens de uitoefening van de werkzaamheden te hebben opgelopen. Ik zal de behandeling van het dossier overnemen van mr. S." (afkortingen - voorzitter).
1.7 Verder heeft verweerster in deze brief de voortgang van de procedure aangegeven mede in verband met het feit dat zij kort na het gesprek met klager en zijn vrouw met zwangerschapsverlof zou gaan. Voorts beschrijft zij dat zij voordien voorbereidend werk zal doen, zoals het dossier opvragen, een toevoeging aanvragen en nadere informatie bij de voormalige werkgever en de ongevallenverzekeringsmaatschappij van de toenmalige werkgever opvragen, zodat zij na haar verlof meteen tot bestudering van het dossier zou kunnen overgaan.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerster ten onrechte aan klager de eigen bijdrage in rekening heeft gebracht. De toevoeging is aangevraagd met vervalsing van handschrift en handtekening. Omdat verweerster met zwangerschapsverlof zou gaan en dit niet goed uitkwam in verband met de verjaringskwestie, heeft klager duidelijk gemaakt dat hij met een andere advocaat verder wilde. Nadat de toevoeging ten onrechte als was ‘opgebruikt’ door verweerster, weigerden andere advocaten de zaak aan te nemen
b) verweerster alleen maar een paar brieven heeft geschreven en haar mening heeft gegeven, maar verder niets heeft gedaan.
c) verweerster de zaak zes maanden heeft laten liggen.
d) verweerster bij de eerste ontmoeting bij klager thuis heeft toegezegd dat zij de schadevergoeding en de ontslagvergoeding zou regelen en als dat niet zou lukken zou zij kijken naar de ongevallenverzekering en de WAO-hiaat verzekering bij [naam verzekeringsmaatschappij]. Hier is niets aan gedaan.
e) verweerster een ondeugdelijk advies heeft gegeven. Als zij het dossier goed had bestudeerd was zij tot de conclusie gekomen dat er geen sprake was van verjaring. Zij had een gerechtelijke procedure tegen de voormalige werkgever moeten starten. Op grond van het ziekteverloop van klager vanaf 2002 tot 2010, toen klager volledig arbeidsongeschikt werd verklaard door een UWV-arts, was er aanleiding voor verweerster om duidelijkheid te krijgen over de vraag of er nu sprake was van verjaring. Zij heeft zich daar niet in verdiept en heeft klager hieromtrent geen uitsluitsel gegeven.
3 VERWEER
Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Ad klachtonderdeel a)
3.1 In overleg met klager is een toevoeging aangevraagd. Verweerster heeft werkzaamheden verricht voor klager en de eigen bijdrage moest betaald worden. Tijdens de bespreking bij klager thuis op 2 juli 2012 heeft de echtgenote van klager het formulier voor de aanvraag van de toevoeging ten dele ingevuld. Het betreft de vragen 2 en 3; de vragen 4 tot en met 7 zijn door verweerster ingevuld. Tijdens de bespreking heeft klager het formulier ondertekend. Zijn naam en de datum heeft verweerster er bij geschreven. Van frauduleus handelen is geen sprake geweest. Bovendien is onjuist dat klager een andere advocaat wilde vanwege het zwangerschapsverlof van verweerster. Het zwangerschapsverlof is uitdrukkelijk aan de orde geweest bij de eerste bespreking bij klager thuis. Ook in de opdrachtbevestiging is daaraan gerefereerd. Klager maakte daar toen geen bezwaar tegen. Klager en zijn echtgenote wensten dat verweerster de zaak in behandeling zou nemen, ondanks het zwangerschapsverlof. Pas na het advies van verweerster wensten klager en zijn vrouw een andere advocaat. De toevoeging is niet opgebruikt. Deze kan worden gemuteerd.
Ad klachtonderdeel b)
3.2 Het totaal aantal uren dat verweerster aan de zaak heeft besteed bedraagt 10 uur. Zij heeft klager thuis bezocht, heeft correspondentie gevoerd, het dossier bestudeerd, geadviseerd, etc.
Ad klachtonderdeel c)
3.3 Het zwangerschapsverlof heeft vier maanden geduurd.
Ad klachtonderdeel d)
3.4 De overeenkomst van opdracht hield niets in over een mogelijke ontslagvergoeding. Verweerster was daar ook onvoldoende mee bekend omdat zij geen arbeidsrechtelijke zaken doet, noch zaken met betrekking tot de WAO-hiaat verzekering.
Ad klachtonderdeel e)
3.5 Afgesproken was dat verweerster zou onderzoeken of de voormalige werkgever van klager aansprakelijk kon worden gesteld voor de door klager geleden letselschade. Na bestudering van het dossier was de conclusie van verweerster dat de vordering was verjaard. In een brief van 27 december 2012 heeft zij dat aan klager uitgelegd, nadat zij dit op 3 december 2012 mondeling aan de echtgenote van klager had meegedeeld. Verweerster heeft haar conclusie uitgebreid gemotiveerd. In verband daarmee kon zij niet anders dan klager adviseren geen gerechtelijke procedure te starten tegen de voormalige werkgever.
4 BEOORDELING
4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
Ad klachtonderdeel a)
4.2 Verweerster heeft concreet uiteengezet op welke manier de toevoegingsaanvraag tot stand is gekomen. Deze gang van zaken is niet ongebruikelijk. Blijkbaar kwam klager in aanmerking voor gefinancierde rechtsbijstand en gebruikelijk is dat, afhankelijk van de hoogte van het inkomen/uitkering van de cliënt een eigen bijdrage wordt opgelegd door de Raad voor Rechtsbijstand. Vervolgens heeft verweerster werkzaamheden verricht. Niet gebleken is dat klager bij het eerste gesprek bezwaar heeft gemaakt tegen het feit dat verweerster met zwangerschapsverlof zou gaan waardoor zijn zaak enige tijd stil zou liggen. Integendeel, in de opdrachtbevestiging wordt daaraan gerefereerd. Bovendien heeft verweerster de toevoeging niet ‘opgebruikt’. Zoals verweerster heeft gesteld, kan deze door de opvolgend advocaat worden gemuteerd. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
4.3 Verweerster heeft gemotiveerd aangegeven welke werkzaamheden zij heeft verricht. Niet gebleken is dat het opgegeven aantal uren dat zij aan de zaak heeft gespendeerd (10 uur) niet juist is of onaannemelijk groot, gelet op het feit dat er een eerste bespreking heeft plaatsgevonden, het dossier bestudeerd is en er gecorrespondeerd is, waarna klager advies heeft ontvangen over de zaak. Klager heeft deze gang van zaken niet betwist, zodat de voorzitter tot het oordeel komt dat niet gebleken is dat verweerster teveel uren heeft opgegeven. Dit klachtonderdeel is ook kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel c)
4.4 Uit de stukken en de opdrachtbevestiging is gebleken dat klager op de hoogte was van het zwangerschapsverlof. Nu klager daar bij aanvang van de zaak geen bezwaar tegen heeft gemaakt, kan dit niet als tuchtrechtelijk verwijtbaar worden beschouwd. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel d)
4.5 Verweerster heeft aangegeven dat haar geen opdracht was verstrekt met betrekking tot een mogelijke ontslagvergoeding etc. Uit de opdrachtbevestiging zoals die onder de feiten staat weergegeven kan dit ook niet worden afgeleid. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel e)
4.6 Uit de stukken is niet gebleken dat verweerster niet tot de conclusie had kunnen komen dat de vordering was verjaard. Verweerster heeft in haar brief van 27 december 2012 aan klager uitgebreid gemotiveerd op welke gronden zij tot die conclusie was gekomen, zodat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.
4.7 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht in al haar onderdelen, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, dan kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.
Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 25 maart 2015.
griffier voorzitter