Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-07-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2016:177
Zaaknummer
16-503
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Betreft klacht van (huidige) rechsthulpverlener tegen de voormalige advocaat van de cliënt. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 27 juli 2016
in de zaak 16-503
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland van 30 mei 2016 met kenmerk K 15/113, door de raad ontvangen op 31 mei 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Bij brief van 17 november 2015, aangevuld bij brieven d.d. 29 december 2015, 5 februari 2016 en 11 mei 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend tegen verweerder.
1.3 Klager is de belangenbehartiger van een aantal voormalige cliënten van verweerder. Klager heeft (al dan niet namens zijn cliënten) bij de deken een aanzienlijk aantal klachten ingediend tegen verweerder. Deze klachten vinden ten dele hun oorsprong in dossierbehandelingen en ten dele zien deze, zoals de onderhavige, op het optreden van verweerder tijdens/na de klachtbehandeling/ tuchtrechtprocedure.
1.4 In het kader van het onderzoek naar een door klager namens een voormalige cliënt van verweerder ingediende klacht, heeft verweerder op 5 november 2015 een brief aan de deken geschreven waarin de volgende passage voorkomt:
“Gezien het feit dat mr. H. een nieuwe reeks klachten schijnt voor te bereiden en ook mijn voormalige kantoorgenoten die met de zaak niets van doen hebben, blijft lastigvallen, heb ik besloten op geen enkele brief, fax of e-mail van mr. H. meer te reageren, behalve als een verzoek daartoe mij bereikt via u, de Raad van Discipline of het Hof van Discipline.” (afkortingen-voorzitter)
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerder in zijn brief van 5 november 2015 aan de deken in algemene zin zonder voorbehoud bericht dat hij op geen enkele brief, fax of e-mailbericht van klager meer zal reageren, behalve als de deken of de tuchtrechter daar om vraagt. Verweerder treft hiermede klager in zijn belang, omdat hij klager belet de belangen van zijn cliënten naar behoren te behartigen. Er zijn met enige regelmaat nieuwe kwesties, waarin klager zich namens zijn cliënten tot verweerder moet wenden. Verweerder reageert in het geheel niet op berichten van klager. Klager ontkent dat reacties van verweerder onvermijdelijk tot nieuwe klachten leiden. Dit is alleen het geval als verweerder zelf daarop aanstuurt.
3 VERWEER
3.1 Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerder bij de bespreking van de klacht aan de orde.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht is gericht tegen de mededeling van verweerder dat hij op geen enkele brief, fax of e-mail van klager zal reageren, behalve als de deken, de raad van discipline of het Hof van Discipline daar om vraagt. Verweerder heeft aangevoerd dat klager geen cliënt is van verweerder en dat hij geen relatie heeft met klager. Verweerder stelt verder dat klager slechts kan optreden namens zijn cliënten en dat hem geen zelfstandig klachtrecht toekomt zodat hij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De voorzitter volgt verweerder hierin niet. De klacht betreft de betrekking tussen klager en verweerder, waarbij klager de belangen behartigt van de voormalige cliënten van verweerder tegen verweerder. Klager heeft in die hoedanigheid een belang. Klager kan in zijn klacht worden ontvangen.
4.2 De voorzitter stelt voorop dat het een advocaat vrijstaat om, binnen de grenzen van de door diens cliënt gegeven instructies, niet op brieven, faxen en e-mails van derden te reageren, behoudens in zover hij daarmee niet handelt zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Gelet daarop zal correspondentie in beginsel moeten worden beantwoord, althans in zoverre daarin een (redelijke) vraag wordt gesteld. Verweerder heeft thans als voorwaarde gesteld dat hij enkel en alleen antwoordt als de deken daar om vraagt, de raad van discipline of het Hof van Discipline. Die voorwaarde is niet onbegrijpelijk gelet op het feit dat klager namens zijn cliënten reeds meer dan 60 klachten tegen verweerder heeft ingediend. Veruit de meeste daarvan zijn ongegrond verklaard. In elke nieuwe brief van verweerder ziet klager kennelijk aanleiding voor weer nieuwe klachten. Het is niet onbegrijpelijk en ook niet klachtwaardig dat verweerder nu enige afstand tot klager wil bewaren. Het handelen van verweerder is dan ook niet in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. De klacht is kennelijk ongegrond.
4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 27 juli 2016.
griffier voorzitter