Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-10-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2015:322
Zaaknummer
82/14
Inhoudsindicatie
Klaagsters klachten zijn al eerder door de raad behandeld en ongegrond verklaard. Zij heeft geen gezichtspunten aangevoerd die thans leiden tot een ander oordeel dan dat van de voorzitter. Het verzet is ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 30 oktober 2015
in de zaak 82/14
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 2 december 2014 op de klacht van:
klaagster
tegen
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 20 januari 2015 heeft klaaster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 3 november 2014 met kenmerk 2014KNN 122, door de raad ontvangen op 5 november 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 2 december 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter (hierna "de voorzitter") van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 8 december 2014 is verzonden aan klaagster.
1.4 Bij brief van 16 december 014 door de raad ontvangen op 22 december 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 21 augustus 2015 in aanwezigheid van klaagster.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klaagster d.d. 16 december 2014.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.2 Verweerder heeft in de jaren 2006 tot en met 2008 aan klaagster rechtsbijstand verleend. Dit betrof een procedure over een nalatenschap.
2.3 Verweerder heeft voor zijn werkzaamheden een (voorwaardelijke) toevoeging aangevraagd. Deze toevoeging is later ingetrokken wegens overschrijding van de vermogensgrens. Verweerder heeft klaagster vervolgens declaraties voor zijn werkzaamheden gezonden.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) Hij klaagster niet op de juiste wijze heeft bijgestaan in de procedure;
b) Verweerder verzuimd heeft een toevoeging aan te vragen. Ter zitting heeft klaagster een brief van de Raad voor Rechtsbijstand voorgelezen waarin wordt geschreven dat verweerder naar het lijkt voorbarig was met het laten intrekken van de voorwaardelijke toevoeging omdat het beleid van de raad in 2008 (anders dan in 2005) was dat een definitieve toevoeging voor een hoger beroep zou zijn afgegeven. Maar uiteindelijk zou ook deze toevoeging op grond van het vermogen van klaagster zijn ingetrokken;
c) Zijn declaraties te hoog waren;
d) Verweerder het hoger beroep tegen het vonnis heeft ingesteld en zich daarna aan de zaak heeft onttrokken.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:
Verweerder de zaak totaal verknoeid heeft en de rechter heeft voorgelogen. Bovendien heeft klaagster tegen haar zin de declaraties van verweerder betaald doordat verweerder beslag had laten leggen.
4 VERWEER
4.1 De klachten van klaagster zijn reeds meerdere malen door de raad van discipline beoordeeld en ongegrond verklaard. Er worden geen nieuwe feiten aangevoerd.
4.2 Er is een toevoeging aangevraagd en verkregen. Door overschrijding van de vermogensgrens is deze toevoeging later weer ingetrokken.
4.3 Klaagster is toen zij nog een toevoeging had steeds op de hoogte gehouden van de urenbesteding.
4.4 Nadat verweerder hoger beroep had ingesteld diende klaagster een klacht tegen hem in. Verweerder meende dat er toen geen sprake meer was van het noodzakelijke vertrouwen om zijn werkzaamheden naar behoren te verrichten.
5 BEOORDELING
5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
5.2 De klachten zoals hierboven verwoord zijn aan de orde geweest in de door de raad behandelde zaken die afgedaan zijn met de beslissingen van 18 juni 2010 (zaaknummer 73/09) en 1 november 2013 (zaaknummer 53/11). In die beslissingen zijn de klachten althans is het verzet tegen de daaraan voorafgaande voorzittersbeslissingen ongegrond respectievelijk niet-ontvankelijk verklaard.
5.3 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van onderhavige klacht de juiste maatstaf heeft toegepast en acht heeft geslagen op de relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk geacht.
5.4 De raad merkt op dat het standpunt van de Raad voor de Rechtsbijstand geen ander licht werpt op de zaak aangezien klaagster hoe dan ook niet voor door de overheid gefinancierde rechtshulp in aanmerking kwam. Het verzet van klaagster bevat geen nieuwe gezichtspunten. Er is dan ook geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht. Het verzet zal dan ook ongegrond worden verklaard
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. P.L.G. Buisman, G.W. Brouwer, M.J.J.M. van Roosmalen, E.A.C. van de Wiel, leden en bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 oktober 2015.
griffier voorzitter