Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-06-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:167

Zaaknummer

15-555

Inhoudsindicatie

Klacht  tegen eigen advocaat betreffende een echtscheiding op gemeenschappelijk verzoek. Verweerder is ingeschakeld door een jurist/niet-advocaat, mr.X., die een convenant en een vaststellingsovereenkomst had opgesteld en verweerder had ingeschakeld voor het opstellen en indienen van het echtscheidingsverzoek. De kwaliteit van de dienstverlening is ernstig beneden de maat, want verweerder draagt de volle verantwoordelijkheid voor de procedure en de informatievoorziening aan de cliënten en mocht niet enkel afgaan op de informatie die hij van mr. X had ontvangen zonder die te checken bij de cliënten of de inhoud met hen te bespreken. Verweerder is niet verantwoordelijk voor de declaraties van mr. X. Klacht gegrond, onvoorwaardelijke schorsing van 1 maand en proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 17 juni 2016

in de zaak 15-555

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

tegen

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 10 juni 2015  heeft klaagster zich bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement  Noord-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 11 november 2015 met kenmerk 2015 KNN100, door de raad ontvangen op 13 november 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 maart 2016 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Verweerder heeft op 27 februari 2015 namens klaagster en haar ex-echtgenoot een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding ingediend, tezamen met een ondertekend echtscheidingsconvenant en een vaststellingsovereenkomst d.d. 14 november 2014. De werkzaamheden daarvoor zijn verricht door mr. X., die geen advocaat is, maar jurist/bemiddelaar  en werkzaam in een juristenpraktijk te A.

2.2    Op 18 maart 2015 is de echtscheiding uitgesproken door de rechtbank Noord-Nederland en op 28 april 2015 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

2.3    Verweerder heeft klaagster op 2 maart 2015 een nota gestuurd ter zake van de eigen bijdrage in het kader van gefinancierde rechtsbijstand ad € 287,00 en het griffierecht ad € 78,00. In verband met het ontbreken van het Diagnosedocument van het Juridisch Loket is de eigen bijdrage alsnog verhoogd naar € 340,00 en is klaagster de korting van € 53,00 op 19 maart 2015 alsnog in mindering gebracht.

2.4    Klaagster heeft verweerder omstreeks mei 2015 benaderd met vragen over de dienstverlening van mr. X en over de door de rechtbank vastgestelde alimentatie.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder als advocaat, die de zaken van mr. X. bij de rechtbank “afhandelt”, mede verantwoordelijk is voor de door mr. X in de daaraan voorafgaande periode verrichte werkzaamheden, waarover klaagster onder meer de navolgende klachten heeft.

-    De nota’s van mr. X. zijn niet juist, te hoog en er zijn dubbele nota’s. Verweerder reageert niet op brieven en e-mailberichten van klaagster met het verzoek om hulp in haar zaak tegen mr. X.

-    Mr. X. heeft klaagster niet/onvoldoende geïnformeerd over het bruto/nettobedrag van de alimentatie (€ 500,- per maand).  In de uitspraak van de rechtbank van 18 maart 2015 is uitgegaan van een brutobedrag terwijl klaagster en haar ex-echtgenoot een netto bedrag zijn overeengekomen. Mr. X. verwijst naar verweerder en verweerder verwijst naar mr. X.

b)    verweerder heeft nagelaten te controleren of de inhoud van het convenant juridisch correct was en of klaagster had begrepen dat het alimentatiebedrag een bruto bedrag was. Als verweerder dat wel had gedaan was voorkomen dat het netto overeengekomen alimentatiebedrag door verweerder als brutobedrag in het verzoekschrift was overgenomen. Klaagster verwijst in dit verband naar een uitspraak van de raad van discipline : http://tuchtrecht.overheid.nl/nieuw/advocaten/uitspraak 2013/ECLI NL TADRSGR 2013 233. Verweerder reageert niet op de brieven en e-mailberichten van klaagster waarin zij om hulp vraagt om het alimentatiebedrag aan te passen en belt ook niet terug. Klaagster heeft verweerder bij brief van 23 juni 2015 aansprakelijk gesteld.

 

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Eind december 2014 heeft mr. X., namens klaagster en haar ex-echtgenoot, verweerder benaderd in verband met een echtscheidingsprocedure. Verweerder zou een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding opstellen en bij de rechtbank indienen. Verweerder ontving daartoe vervolgens op 29 december 2014 van mr. X een uitvoerig gedocumenteerd en door partijen ondertekend convenant en vaststellingsovereenkomst. Voor de werkzaamheden van mr. X. aanvaardt verweerder geen enkele verantwoordelijkheid noch aansprakelijkheid, omdat hij daarbij formeel noch materieel betrokken is geweest. De dubbele nota’s waar klaagster over spreekt, heeft verweerder niet gezien. Klaagster heeft alleen de eigen bijdrage aan verweerder betaald die het Juridisch Loket had opgelegd van € 287,-. Dit bedrag is nadien verhoogd tot € 340,- maar de verhoging heeft klaagster niet betaald.

4.2    Tussen de ontvangst van het convenant in december 2014 en de indiening van het verzoekschrift op 27 februari 2015 hebben de echtelieden zich niet tot verweerder gewend. Verweerder heeft klaagster nooit ontmoet of gesproken. Er is geen overeenkomst van opdracht ex art. 7:400 BW met klaagster gesloten. Eerst op 5 of 6 mei 2015 heeft klaagster zich telefonisch tot het kantoor van verweerder gewend met het verzoek om hulp met betrekking tot de dienstverlening en facturering van mr. X. Later heeft klaagster zich schriftelijk tot verweerder gewend met het verzoek om correctie van het alimentatiebedrag. Verweerder heeft vanwege vakantie en drukke werkzaamheden besloten te volstaan met verwijzing naar het Juridisch Loket door zijn secretaresse. Dat spijt hem. Het was beter geweest als hij zelf schriftelijk naar klaagster toe had gereageerd.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    Verweerder heeft als advocaat de formeel-juridische werkzaamheden verricht, zoals het opstellen van het echtscheidingsverzoek. Het verzoekschrift heeft hij op 27 februari 2015 bij de rechtbank ingediend met een afschrift aan beide echtelieden. Van tevoren heeft hij onderzocht of formeel aan alle wettelijke vereisten voor indiening was voldaan. In het convenant wordt gerefereerd aan de Tremanormen en omdat belastingbedragen altijd bruto worden vastgesteld, is door verweerder in het verzoekschrift uitdrukkelijk melding gemaakt van een brutobedrag. Verweerder is ervan uitgegaan dat klaagster bekend was met het feit dat over een brutobedrag, zoals expliciet in het verzoekschrift vermeld en dat in afschrift aan haar is gezonden, belasting moet worden betaald. De echtscheiding is vervolgens op 18 maart 2015 uitgesproken.

 

5    BEOORDELING

5.1     De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    De raad overweegt dat verweerder niet verantwoordelijk is voor de nota’s en de daarop betrekking hebbende handelwijze van mr. X. Verweerder heeft in dat stadium geen bemoeienis met de zaak gehad. Pas vanaf het moment dat de zaak via mr. X., met instemming van klaagster en haar ex-echtgenoot, aan hem is overgedragen, is verweerder verantwoordelijk voor de gang van zaken. Van verweerder kan niet worden verwacht dat hij zich achteraf met de nota’s van mr. X.  bemoeit.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    Voorop dient te staan dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. De kwaliteit dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

5.4    De raad overweegt dat verweerder als behandelend advocaat de volle verantwoordelijkheid draagt voor de procedure en de informatievoorziening aan zijn cliënten. Verweerder is door mr. X. ingeschakeld om de echtscheidingsprocedure bij de rechtbank aanhangig te maken en de echtscheiding af te wikkelen en heeft die opdracht,  kennelijk met instemming van klaagster en haar ex-echtgenoot, aanvaard. Vervolgens heeft hij van mr. X. het convenant en de vaststellingsovereenkomst ontvangen. Daarmee is verweerder volledig verantwoordelijk voor de behandeling van de zaak en zijn handelen dient te voldoen aan de onder 5.3 genoemde maatstaf.

5.5    De raad stelt vervolgens vast dat verweerder zijn cliënten niet heeft gesproken vóór de indiening van het echtscheidingsverzoek om hen te informeren over de gang van zaken, de gevolgen van de echtscheiding en de daarbij behorende kosten. Evenmin heeft hij de onderliggende stukken met hen doorgenomen om zich ervan te overtuigen dat de inhoud daarvan voor hen duidelijk was en dat zij daarmee akkoord waren. Verder heeft hij nagelaten bij hen te informeren of het voorgestelde bedrag van € 500,-  per maand ter zake van alimentatie een bruto of netto bedrag was en de consequenties van één en ander met hen te bespreken, terwijl het bovendien op zijn weg had gelegen zelf een alimentatieberekening op te stellen om te beoordelen of het voorgestelde bedrag correct was. Hij heeft zonder overleg met, laat staan toestemming van zijn cliënten, in het verzoekschrift opgenomen dat het om een bruto bedrag ging, omdat dat volgens hem het meest voor de hand liggend was. Op grond van bovenstaande is de raad van oordeel dat de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder ver beneden de maat is gebleven. Verweerder kan zich niet verschuilen achter de stelling dat hij mocht afgaan op hetgeen mr. X hem heeft meegedeeld. Verweerder is zelf verantwoordelijk voor de hele echtscheidingsprocedure inclusief convenant. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.

 

6    MAATREGEL

6.1    De raad acht het handelen van verweerder in hoge mate verwijtbaar. De raad houdt verder rekening met het tuchtrechtelijk verleden van verweerder die eerder is geconfronteerd met gegrond bevonden klachten in gevallen waar het ging om de kwaliteit van de dienstverlening. Bovendien rekent de raad het verweerder aan dat hij ter zitting er geen blijk van heeft gegeven dat hij het laakbare van zijn handelen inziet. Op grond van deze omstandigheden acht de raad onderstaande maatregel passend en geboden.

 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klaagster betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

7.2    De raad ziet daarnaast termen aanwezig om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 25,00 aan reiskosten.

7.3    De raad ziet eveneens termen aanwezig om verweerder  overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen een maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel b gegrond;

-    verklaart klachtonderdeel a ongegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van één maand op;

-    bepaalt dat de schorsing ingaat één maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:

-     de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,

-     verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat

-     de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder  niet op het tableau staat ingeschreven;

-    veroordeelt verweerder  tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klaagster;

-    veroordeelt verweerder  tot betaling van de proceskosten van € 25,00 aan klaagster;

-    veroordeelt verweerder  tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

 

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. A.H. Lanting, M.J.J.M.  van Roosmalen, L.J. van der Veen, N.H.M. Poort, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 juni 2016.

 

Griffier                                                                             Voorzitter