Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-12-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2015:318
Zaaknummer
15-422
Zaaknummer
15-605
Inhoudsindicatie
2 wrakingsverzoeken. 1e verzoek ongegrond omdat geen gronden zijn aangevoerd; 2e verzoek: is buiten behandeling gesteld wegens misbruik van recht.;
Uitspraak
Beslissing van 11 december 2015
in de zaken 15-422 en 15-605
naar aanleiding van de wrakingsverzoeken van:
verzoeker
tegen
verweerders sub 1 (in de zaak 15-422)
en tegen
verweerders sub 2 (in de zaak 15-605)
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
In de wrakingszaak 15-422
1.1 De raad heeft op 2 oktober 2015 het verzet van verzoeker behandeld tegen een voorzittersbeslissing in de zaak 101/14. In deze zaak gaat het om een klacht van verzoeker tegen mr. [naam] in zijn hoedanigheid van deken in het arrondissement [naam].
1.2 Tijdens de zitting van 2 oktober 2015 heeft verzoeker de raad gewraakt. Van die zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft dit wrakingsverzoek behandeld op 30 oktober 2015. De wrakingskamer van de raad bestond uit verweerders sub 2, bijgestaan door mr. [naam] als griffier.
1.4 Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
In de wrakingszaak 15-605
1.5 Vervolgens heeft verzoeker de leden van deze wrakingskamer gewraakt bij brief van 30 oktober 2015, door de Raad ontvangen op 3 november 2015. De voorzitter van de raad heeft verzoeker bij brief van 18 november 2015 laten weten dat dit verzoek niet ter zitting zal worden behandeld.
2 DE WRAKINGSVERZOEKEN
In de wrakingszaak 15-422
2.1 Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 2 oktober 2015 in de zaak met nummer 101/14 heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek op de volgende twee gronden gebaseerd.
- Verzoeker is door de raad beticht van misbruik van recht.
- Er is een beslissing door de wrakingskamer genomen ten aanzien van een wrakingsverzoek jegens henzelf.
In de wrakingszaak 15-605
2.2 Verzoeker legt aan dit wrakingsverzoek ten grondslag dat de zaak had moeten worden behandeld zoals de zaak van B., dat het krankzinnig is dat de raad geen antwoord wilde geven op de vraag of een raad van discipline zichzelf mag wraken, dat een vraag stellen aan iemand die er niet is of geen antwoord willen geven op een vraag die eenieder kan beantwoorden mede een reden is om te wraken en ten slotte dat de raad een structurele onwil heeft om vragen te willen beantwoorden.
3 BEOORDELING
In beide wrakingszaken
3.1 Op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet juncto artikel 512 Wetboek van Strafvordering kunnen de voorzitter en de leden van de raad worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2 Van dergelijke feiten en omstandigheden kan in de eerste plaats sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij dan wel een voorliggend geschil. Wraking is voorts mogelijk als feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling van de tuchtrechter, een partij in objectieve zin grond geeft te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is, in welk kader van belang is dat ook de schijn van partijdigheid wordt vermeden.
3.3 Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat de voorzitter en de leden van de raad uit hoofde van hun aanstelling geacht moeten worden onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat de voorzitter en/of de leden jegens een partij enige vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij een partij bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
In de wrakingszaak 15-422
3.4 In de beslissing van 29 september 2015 in de zaken 15-289 en 15-404 heeft de raad overwogen dat de gang van zaken rond de wraking van de wrakingskamer als misbruik van recht moet worden bestempeld. Die beslissing is genomen door een andere voorzitter en andere leden van de raad dan verweerders sub 1. Een verzoek om wraking dient een gemotiveerd bezwaar in te houden tegen ieder van de thans gewraakte leden waaruit van ieders partijdigheid afzonderlijk dient te blijken. Verzoeker heeft dit nagelaten. Daarom kan deze grond niet leiden tot toewijzing van het verzoek.
3.5 Bij een wrakingsverzoek wordt door de raad een kamer samengesteld met een andere voorzitter en andere leden dan die welke gewraakt zijn. Daardoor kan het niet voorkomen dat leden van de raad over een tegen henzelf gericht wrakingsverzoek oordelen. Verzoeker heeft niet kenbaar gemaakt welke voorzitter en leden over een tegen henzelf gericht wrakingsverzoek zouden hebben geoordeeld. Deze door verzoeker aangevoerde grond is dan ook niet onderbouwd.
3.6 De conclusie is dat verzoeker geen gronden heeft aangevoerd die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de gewraakte voorzitter en de leden van de raad jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren of dat naar objectieve maatstaven sprake is van partijdigheid van de voorzitter en de leden van de raad. Dat sprake is van onheuse bejegening van verzoeker is evenmin gebleken. Het wrakingsverzoek zal dan ook worden afgewezen.
In de wrakingszaak 15-605
3.7 Na de openbare terechtzitting maar nog voordat uitspraak is gedaan door de wrakingskamer heeft verzoeker de voorzitter de voorzitter en de leden van de wrakingskamer - verweerders sub 2 - gewraakt.
3.8 Uit de inhoud van het wrakingsverzoek van 30 oktober 2015 leidt de wrakingskamer af dat verzoeker met zijn wrakingsverzoek de bedoeling heeft de klachtprocedure te frustreren en enkel blijk geeft van achterdocht en wantrouwen tegen de leden van de wrakingskamer en de raad van discipline in het algemeen. Het indienen van een dergelijk wrakingsverzoek is naar het oordeel van de wrakingskamer misbruik van recht. De wrakingskamer ziet geen aanleiding om een zitting te houden voor de behandeling van het wrakingsverzoek en zal het wrakingsverzoek dan ook niet in behandeling nemen.
3.9. De wrakingskamer is bij misbruik van recht bevoegd is dat misbruik zelf vast te stellen en om te bepalen dat een wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen. De wrakingskamer verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 14 mei 2008 (ECLI:NL:HR:2008:2364) en naar de uitspraak van het Hof van Discipline van 10 september 2010 (zaaknr. 5702).
BESLISSING
De raad van discipline:
In de wrakingszaak 15-422:
- wijst het wrakingsverzoek van 2 oktober 2015 van verzoeker ten aanzien van verweerders sub 1 af;
In de wrakingszaak 15-605:
- stelt het wrakingsverzoek van 30 oktober 2015 van de leden van deze kamer van de raad te weten mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, E.H. de Vries, G.J. van der Veer, W.H. Kesler, buiten behandeling;
- verklaart het verzoek van 30 oktober 2015 ten aanzien van verweerders sub 2 kennelijk niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de verzetzaak 101/14 niet in behandeling zal worden genomen.
Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, E.H. de Vries, G.J. van der Veer, W.H. Kesler, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 december 2015.
griffier voorzitter