Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-08-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2016:194
Zaaknummer
16-682
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Diverse klachten tegen 3 kantoorgenoten die klager achtereenvolgens hebben bijgestaan kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 26 augustus 2016
in de zaak 16-682
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerders
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 13 juli 2016 met kenmerk 2016 KNN019, 2016 KNN020 en 2016 KNN021, door de raad ontvangen op 14 juli 2016.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klager en mevrouw H zijn op 30 juni 1998 in gemeenschap van goederen gehuwd. Tijdens hun huwelijk hebben zij bij akte van 4 februari 2004 huwelijkse voorwaarden opgemaakt. Op 5 oktober 2005 heeft de rechtbank [naam A] tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 18 januari 2006 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand. Bij arrest van 9 maart 2010 heeft het gerechtshof in [plaats] voor recht verklaard dat de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden is vernietigd, omdat er sprake was van misbruik van omstandigheden. In de echtscheidingsprocedure en de procedures die hebben geleid tot het arrest van 9 maart 2010 werd klager bijgestaan door mr. X. Mevrouw H werd bijgestaan door mr. Y.
1.2 Als gevolg van deze vernietiging dienden klager en mevrouw H alsnog over te gaan tot verdeling van hun ontbonden huwelijksgemeenschap.
1.3 Verweerder sub 1 heeft klager bijgestaan in de procedure tot verdeling. Bij vonnis van 30 november 2011 heeft de rechtbank Assen gelast dat partijen op een in dat vonnis omschreven wijze hun ontbonden huwelijksgemeenschap dienen te verdelen.
1.4 Bij brief van 10 februari 2012 aan klager heeft verweerder sub 2 geadviseerd over klagers mogelijkheden ter zake van de boedelverdeling na het door de rechtbank [naam B] gewezen vonnis van 30 november 2011. Van dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld. Op 11 oktober 2012 heeft verweerder sub 2 op verzoek van klager conservatoir beslag gelegd op de woning van mevrouw H. In de daaropvolgende bodemprocedure heeft klager schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen door mevrouw H gevorderd. Bij vonnis van 17 juli 2013 is de vordering van klager afgewezen. Namens klager heeft verweerder sub 3 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 17 juli 2013. Bij arrest van 18 augustus 2015 is het vonnis van de rechtbank [naam B] bekrachtigd. In deze procedure werd mevrouw H bijgestaan door mr. B.
1.5 Op 24 februari 2015 heeft een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van verweerders, waarbij afspraken zijn gemaakt over door verweerder sub 2 namens klager te verrichten acties. Van deze bespreking is een gespreksverslag gemaakt.
1.6 Bij brief van 30 mei 2015 aan verweerders heeft klager een aantal klachten geuit. Op 20 augustus 2015 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klager en de klachtcoördinator van het kantoor van verweerders. Bij brief van 24 september 2015 aan klager heeft de klachtcoördinator de klachten als ongegrond aangemerkt.
1.7 Bij brief van 4 februari 2016 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerders.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
2.2 Verweerder sub 1 heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door:
a) ondanks herhaald verzoek daartoe te weigeren gespecificeerde urenverantwoording(en) wegens zijn werkzaamheden aan klager te verschaffen;
b) te weigeren het dossier aan klager te geven zodat dit aan een andere advocaat kan worden overgedragen;
c) zonder overleg een door klager op de derdenrekening overgemaakt bedrag te verrekenen met openstaande nota’s;
d) klager ten onrechte te hebben voorgespiegeld dat hij een vordering van ongeveer € 260.000,-- op zijn ex-echtgenote had;
e) klager onjuist te hebben geïnformeerd over zijn positie in de klachtprocedure tegen mr. X;
f) ondanks zijn belofte daartoe klager niet te hebben bijgestaan in de klachtprocedure tegen mr. X;
g) klager ten onrechte te hebben voorgespiegeld dat hij de declaraties van mr. X zou terugbrengen met een bedrag van € 40.000,--;
h) te hebben geweigerd mr. B aan te klagen wegens smaad en belediging op grond van het door mr. B gestelde in de memorie van antwoord.
2.3 Ter toelichting op klachtonderdeel e) heeft klager aangevoerd dat er onnodig en onkundig is geprocedeerd en dat verweerder sub 1 klager niet heeft gewezen op de procesrisico’s.
2.4 Verweerder sub 2 heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door:
i) in 2005 een verkeerde insteek te hebben gemaakt in de zaak tegen mr. Y;
j) geen pensioen te hebben aangevraagd;
k) de verjaring van de vordering op de [naam bank] niet te hebben gestuit en na stuiting van de vorderingen op de notaris en de accountant geen verdere actie te hebben ondernomen;
l) te hebben geweigerd mr. B aan te klagen wegen smaad en belediging.
2.5 Verweerder sub 3 heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door:
m) de cassatietermijn tegen de uitspraak van het hof [naam] van 18 augustus 2015 te laten verlopen;
n) ten onrechte er niet voor te hebben gezorgd dat klager voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking kwam;
o) ondanks herhaalde verzoeken te weigeren de vragen van klager naar aanleiding van het verslag van de bespreking van 24 februari 2015 te beantwoorden;
p) niet te hebben gedaan c.q. te hebben willen doen inzake de aangifte wegens meineed van de accountant;
q) te hebben geweigerd mr. B aan te klagen wegen smaad en belediging.
3 VERWEER
3.1 Verweerders hebben zich gemotiveerd tegen de klachten verweerd, op welk verweer hierna waar nodig zal worden ingegaan.
4 BEOORDELING
4.1 Voorop dient te staan dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De voorzitter zal het optreden van verweerders derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Ad klachtonderdelen a t/m h
4.2 Uit de door verweerder sub 1 overgelegde stukken blijkt dat hij wel degelijk specificaties van zijn declaraties heeft gegeven.
4.3 Verweerder sub 1 heeft aangeboden het dossier over te dragen indien en zodra klager een opvolgend advocaat heeft. Van dat laatste is niet gebleken.
4.4 Verweerder sub 1 betwist dat een bedrag is overgemaakt op de derdenrekening. Wel is destijds een voorschotnota aan klager gestuurd, welke nota is voldaan op de reguliere bankrekening van het kantoor, aldus verweerder sub 1. Dit blijkt ook uit een door verweerder sub 1 overgelegde e-mail van de boekhouder aan klager.
4.5 Verweerder sub 1 wijst er terecht op dat hij in het geheel niet was betrokken bij de procedure in hoger beroep, nu deze door verweerders sub 2 en 3 is gevoerd.
4.6 Verweerder sub 1 heeft onweersproken gesteld dat klager zelf heeft afgezien van bijstand in de klachtprocedure tegen mr. R en dat hij een eventuele vordering jegens haar afhankelijk heeft gesteld van de uitspraak in de klachtzaak. Deze klacht is door het Hof van Discipline ongegrond verklaard.
4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel h) heeft verweerder sub 1 ten slotte aangevoerd dat hij en zijn collega’s het niet nuttig achtten om mr. B aan te schrijven, nu klager dat zelf kon doen. Gelet op de hiervoor onder 4.1 bedoelde vrijheid, mocht verweerder sub 1 zodanig besluiten.
4.8 De klachtonderdelen zijn mitsdien kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel i
4.9 Klachtonderdeel i) ziet op handelen van verweerder sub 2 in 2005. Ingevolge het bepaalde in artikel 46g lid 1 sub a van de Advocatenwet wordt een klacht door de voorzitter van de raad niet-ontvankelijk verklaard indien het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop klager kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. De voorzitter zal dit klachtonderdeel, met toepassing van artikel 46g lid1 sub a Advocatenwet, niet-ontvankelijk verklaren.
Ad klachtonderdelen j t/m l
4.10 Ten aanzien van het aanvragen van pensioen heeft verweerder sub 2 erop gewezen dat mr. X destijds de pensioenuitvoerder kennelijk niet binnen twee jaar heeft aangeschreven. Met verweerder sub 2 is de voorzitter van oordeel dat (het kantoor van) verweerder 2 daarvoor niet verantwoordelijk is.
4.11 Verweerder sub 2 heeft onbetwist gesteld dat de vordering op de [naam bank] al was verjaard toen klager daarmee kwam. Mogelijke acties tegen de notaris en de accountant zijn uitgesteld onder voorbehoud van de rechten van klager om de proceskansen beter te kunnen inschatten zodra de procedures tegen zijn ex-echtgenote zijn voltooid.
4.12 Klachtonderdeel l) betreft dezelfde klacht als klachtonderdeel h).
4.13 De klachtonderdelen zijn mitsdien kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdelen m t/m q
4.14 Verweerder sub 3 heeft klager bij brief van 21 september 2015 geïnformeerd omtrent de cassatietermijn en de mogelijkheid respectievelijk de consequenties van (het vragen van) een second opinion. Dat was tijdig.
4.15 Er is een toevoeging aangevraagd. De Raad voor Rechtsbijstand heeft beslist dat de toevoeging wordt ingetrokken. Dat valt verweerder sub 3 niet te verwijten.
4.16 Op 24 februari 2015 heeft een bespreking met klager plaatsgevonden in aanwezigheid van een kantoorgenoot van verweerder sub 3. Deze kantoorgenoot heeft klager op 25 februari 2015 een uitgebreid verslag gestuurd, waarin de vragen van klager grotendeels zijn beantwoord.
4.17 Verweerder sub 3 heeft aangevoerd dat hij het niet in het belang van klager achtte om tegelijkertijd verschillende procedures te starten. Hij heeft klager daarover geïnformeerd bij brief van 10 februari 2012. Verweerder sub 3 stelt niet bekend te zijn met de opdracht om aangifte wegens meineed van de accountant te doen. Hij wijst erop dat klager een dergelijke aangifte zelf ook kan doen.
4.18 Klachtonderdeel q) betreft dezelfde klacht als klachtonderdeel h).
4.19 De klachtonderdelen zijn mitsdien kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- klachtonderdeel i), met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, niet-ontvankelijk;
- klachtonderdelen a) t/m h) en j) t/m q), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 26 augustus 2016.
Griffier Voorzitter