Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-08-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2016:193
Zaaknummer
16-587
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat kennelijk ongegrond. Geen tegenstrijdig belang.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 26 augustus 2016
in de zaak 16-587/AL/OV
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
tegen:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) van 14 juni 2016 met kenmerk 51/15/089, door de raad ontvangen op 15 juni 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Verweerder heeft vennootschappen van klagers, te weten [naam bedrijf A] (EP) en andere [naam bedrijf A] vennootschappen bijgestaan als advocaat.
1.2 EP was verwikkeld in een procedure met [naam bedrijf B]. De rechtbank heeft EP veroordeeld tot betaling aan [naam bedrijf B] van ruim anderhalf miljoen euro en een contractuele boete van meer dan zes ton.
1.3 In overleg met klagers heeft verweerder hoger beroep ingesteld. Nadat de memorie van grieven en de memorie van antwoord waren ingediend, werd het [naam bedrijf A]-concern in staat van faillissement verklaard met benoeming van een drietal curatoren.
1.4 De curatoren besloten om de procedure voort te zetten en hebben verweerder verzocht om als advocaat aan te blijven, waarmee verweerder akkoord ging.
1.5 In een tussenarrest heeft het gerechtshof [naam bedrijf B] een bewijsopdracht verstrekt. In verband daarmee heeft [naam bedrijf B] klager sub 1 opgeroepen om als getuige te verschijnen.
1.6 Bij brief van 24 november 2015 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder na het faillissement van het concern op verzoek van de curatoren is blijven optreden als advocaat van EP.
3 BEOORDELING
3.1 Klagers verwijten verweerder dat hij de curatoren bijstaat in de procedure tussen EP en [naam bedrijf B], terwijl de curatoren klagers en hun vennootschappen in verband met het faillissement van EP aansprakelijk hebben gesteld en verschillende procedures jegens hen zijn gestart. Naar de voorzitter begrijpt, zijn klagers bevreesd dat verweerder, die jarenlang als advocaat van de vennootschappen van klagers is opgetreden, vertrouwelijke (privé) informatie met de curatoren heeft gedeeld c.q. zal delen die van belang kan zijn in de jegens klagers aangespannen procedures.
3.2 Klagers miskennen dat verweerder niet optreedt tegen klagers, maar ten behoeve van de boedel van EP tegen [naam bedrijf B]. Verweerder heeft terecht aangevoerd dat klagers zijn positie ten onrechte vereenzelvigen met die van de curatoren. Verweerder heeft voorts gemotiveerd betwist dat hij vertrouwelijke informatie met de curatoren zou hebben gedeeld anders dan in het kader van het geschil tussen EP en [naam bedrijf B]. Daarvan is de voorzitter uit de stukken van het dossier ook niet gebleken. Het enkele feit dat klagers sub 1 het emotioneel bezwaarlijk heeft ervaren dat hij (door de advocaat van [naam bedrijf B]) als getuige is opgeroepen in de procedure waarin verweerder namens de curatoren optrad, is onvoldoende voor een tuchtrechtelijk verwijt aan het adres van verweerder.
3.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. C. van den Noort, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 26 augustus 2016.
Griffier Voorzitter