Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-11-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:205

Zaaknummer

16-743

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing.

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat van wederpartij kennelijk ongegrond. Verwijt dat advocaat zich onnodig grievend over klager heeft uitgelaten is niet komen vast te staan. Voorts behoefde de advocaat niet rechtstreeks aan klager mee te delen bij welke balie hij is ingeschreven nu klager door een eigen advocaat werd bijgestaan.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de raad van discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 7 november 2016

in de zaak 16-743

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

mr. Y

advocaat te B

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 3 augustus 2016 met kenmerk 16-0066/FH/sd, door de raad ontvangen op 4 augustus 2016.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerder is de advocaat van de wederpartij van klager, zijnde de echtgenote van klager, respectievelijk bestuurder van vennootschappen, in een zaak waarin onder meer een kort geding is gevoerd ten overstaan van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna de rechtbank te Utrecht). Klager heeft zich in deze zaak door een eigen advocaat laten bijstaan. Op 15 januari 2016 heeft de behandeling van het kort geding plaatsgevonden tijdens hetwelke verweerder in de visie van klager onoirbare uitlatingen heeft gedaan.

1.2    Bij e-mail van 6 februari 2016 heeft klager zich rechtstreeks tot verweerder gewend en hem onder meer het volgende geschreven:

“Om te voorkomen dat u bij de volgende zitting van de Rechtbank hetzelfde subjectieve en onethische waardeoordeel over mijn gedrag herhaalt, en dat u me bestempelt als “lui en ongeïnteresseerd”, stuur ik u een medisch document waaruit u zonder medisch specialist te zijn kunt opmerken dat ik [..] aan een lichamelijk letsel lijd […] en dat dit mijn gedrag beïnvloedt. [……….]. Ik heb me bij de echtscheidingzitting van de Roemeense rechtbank niet “gepresenteerd als advocaat”, zoals u mij voor de Utrechtse rechtbank afbeeldde.“

1.3    Bij e-mail van 14 februari 2016 heeft klager verweerder verzocht hem te laten weten bij welke advocatenbalie hij was aangesloten en hem de contactgegevens daarvan per e-mail te zenden.

1.4    Bij brief van 6 april 2016 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder. Blijkens de zich in het klachtdossier bevindende brief van de deken van 14 juli 2016 bevatten de e-mailberichten van klager aan verweerder van 23 en 24 juni 2016 geen nieuwe klachten maar dienen deze slechts als bewijs van het klachtwaardig handelen van verweerder.

1.5    Klager was of is advocaat te Roemenië.

2    KLACHT

2.1    De klacht met toelichting houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    bij het uitoefenen van zijn beroep bij de rechtbank (bedoeld wordt de rechtbank te Utrecht: voorzitter) door zijn taalgebruik jegens klager de grenzen van de beroepsethiek te overschrijden. De uitingen zijn tijdens en kort na afloop van de zitting gedaan,

b)    te weigeren gehoor te geven aan het verzoek van klager om kenbaar te maken bij welke Orde van Advocaten hij is aangesloten. De advocaat van klager was geen partij in deze klacht en derhalve diende klager zelf de gevraagde gegevens te ontvangen.

3    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Ad klachtonderdeel a)

3.1    Verweerder ontkent dat hij zich onheus over klager heeft uitgelaten en met name dat hij de woorden heeft gebruikt die door klager zijn gesuggereerd (lui en ongeïnteresseerd). Verweerder begrijpt niet hoe klager daarbij komt. Verweerder vermoedt dat klager niet goed heeft verstaan wat er is gezegd en dat dit de oorzaak is van zijn klacht. Verweerder kan zich niet herinneren dat hij na afloop van welke zitting dan ook een gesprek met klager heeft gevoerd.

3.2    Verweerder erkent dat hij heeft gemeld dat hij had begrepen dat klager in Roemenië advocaat is of was geweest. De echtscheidingsprocedure is ter zitting ter sprake geweest in verband met het feit dat daaraan werd gerefereerd in één van de dagvaardingen van klager. Over wat zich ter zitting in Roemenië heeft afgespeeld heeft verweerder zich niet uitgelaten. Verweerder heeft de advocaat van klager in kennis gesteld dat hij rechtstreeks door zijn cliënt werd benaderd.

Ad klachtonderdeel b)

3.3    Verweerder erkent dat hij klager nimmer kenbaar heeft gemaakt bij welke Orde van Advocaten hij was aangesloten. Verweerder stelt dat dit van hem niet verwacht kon worden.

3.4    Als klager niet bij machte zou zijn om zelf via raadpleging van de internetpublicaties de weg te vinden voor het indienen van een klacht had hij zich daarvoor met zijn eigen advocaat kunnen verstaan. Verweerder rekende het als advocaat van de wederpartij niet tot zijn taak om rechtstreeks met klager te communiceren, waar hij weet dat klager zich bedient van de diensten van een door hemzelf uitgezochte advocaat. Dit alles aldus verweerder.

4    BEOORDELING

4.1    Klager klaagt niet in een hoedanigheid van advocaat maar als wederpartij van de cliënte van verweerder. Verweerder is dus de advocaat van de wederpartij van klager. Die advocaat komt een grote vrijheid toe de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem in overleg met zijn cliënt passend voorkomt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de wederpartij van zijn cliënt, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad. Een dergelijke situatie doet zich onder meer voor indien de advocaat zich onnodig grievend jegens de wederpartij uitlaat.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Blijkens de door klager gegeven toelichting, zoals deze blijkt uit het klachtdossier, doelt klager in dit klachtonderdeel op een aantal in zijn visie grievende uitlatingen die verweerder tijdens en na een zitting bij de rechtbank te Utrecht zou hebben gedaan. Daarbij ging het tijdens de zitting om de mededeling, dat klager zich tijdens de behandeling van zijn echtscheiding bij een rechtbank in Roemenië als advocaat had voorgedaan en op of na de zitting om de mededeling dat klager lui en ongeïnteresseerd zou zijn.

4.3    Verweerder erkent, dat hij tijdens de zitting heeft meegedeeld dat hij had begrepen dat verweerder in Roemenië advocaat is of was geweest. Voorts stelt hij dat deze mededeling relevant was omdat de procedure in Roemenië in de kort geding dagvaarding van klager aan de orde was gesteld en dat deze in het belang van zijn cliënte was en niet nodeloos grievend jegens klager. Verweerder heeft zich - aldus zijn stelling - tot deze enkele mededeling beperkt.

4.4    De voorzitter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder door te handelen zoals hij heeft gedaan jegens klager de grenzen van het betamelijke heeft overschreden. Met name is niet gebleken dat de belangen van klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze zijn geschaad.

4.5    Voor wat betreft de op of na de zitting gedane mededeling dat hij lui en ongeïnteresseerd zou zijn is de feitelijke onderbouwing niet komen vast te staan. Verweerder betwist zich aldus te hebben uitgelaten. De stelling van klager dat deze mededeling ter zitting bij de mondelinge dupliek of nadien is gedaan wordt nergens door onderbouwd. Er is geen proces-verbaal van de zitting overgelegd.

Ad klachtonderdeel b)

4.6    Verweerder mocht een rechtstreeks verzoek van klager aan hem negeren. Klager werd bijgestaan door een eigen advocaat. Dat die advocaat bij de klacht geen partij was doet daaraan niet af.

4.7    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter beide klachtonderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch voorzitter, met bijstand van mr. A.M. van Rossum als griffier op 7 november 2016.

griffier    voorzitter