Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-10-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:209

Zaaknummer

16-675/DH/DH

Inhoudsindicatie

Klacht over eigen advocaat. Verwijt dat verweerder niet heeft gereageerd op voicemailberichten, e-mailberichten en sms-berichten van klager, ook niet na toezeggingen dat klager door hem terug zou worden gebeld. De raad stelt vast dat verweerder in onvoldoende mate bereikbaar is geweest voor klager. Waarschuwing en veroordeling betaling griffierecht aan klager.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 24 oktober 2016

in de zaak 16-675/DH/DH 

naar aanleiding van de klacht van:

klager 

tegen:   

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij e-mail van 20 april 2016 heeft klager de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) verzocht te bemiddelen, aangezien klager geen contact met verweerder kon krijgen. Dit verzoek is later omgezet in een klacht.

1.2 Bij brief aan de raad van 6 juli 2016 met kenmerk K137 2016 dk/ak, door de raad ontvangen op 7 juli 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 augustus 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49 lid 2 Advocatenwet.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een kwestie betreffende de aan- en verkoop van een onroerende zaak.

2.2 Bij e-mail van 20 april 2016 heeft klager de deken bericht dat hij er niet in slaagde contact met verweerder te krijgen en de deken verzocht in die kwestie te bemiddelen.

2.3 Bij e-mail van 20 april 2016 heeft de deken verweerder een afschrift van de e-mail van klager toegezonden en hem verzocht binnen één week op de inhoud daarvan te reageren.

2.4 Verweerder heeft niet op dit bericht van de deken gereageerd.

2.5 Bij e-mail van 18 mei 2016 heeft de deken klager bericht dat hij het verzoek tot bemiddeling, bij gebreke van een reactie daarop van verweerder, niet verder in behandeling kon nemen en heeft hij klager op de mogelijkheid gewezen om het verzoek om te zetten in een klacht.

2.6 Bij e-mail van 23 mei 2016 heeft klager de deken verzocht het verzoek tot bemiddeling om te zetten in een klacht. De klacht is vervolgens door de deken doorgezonden aan de raad van discipline.

2.7 Verweerder heeft ter zitting van 22 augustus 2016 kenbaar gemaakt dat het dossier in de zaak van klager nog bij hem lag en dat hij een poging wilde doen om zijn werkzaamheden voor klager af te ronden. Klager heeft daarmee ingestemd. Verweerder heeft voorts ter zitting kenbaar gemaakt dat hij de stukken die klager terug wenste, zo spoedig mogelijk aan klager zou zenden.

2.8 Ter zitting van 22 augustus 2016 heeft de voorzitter van de raad klager verzocht om uiterlijk 22 september 2016 aan de griffie van de raad kenbaar te maken of hij zijn klacht wenste te handhaven.

2.9 Bij brief van 19 september 2016 heeft klager de griffie als volgt bericht:

“(…) Hierbij verzoek ik u beleefd de klacht tegen [verweerder] voort te zetten. Tijdens de zitting van (…) 22 augustus 2016 is besloten om de zaak onderling te regelen. (…) Helaas kregen wij alsnog geen behoorlijke medewerking van [verweerder]. Mede hierdoor heb ik besloten de klachtzaak voort te zetten zodat de Raad van Discipline een uitspraak doet. (…)”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij niet heeft gereageerd op voicemailberichten, e-mailberichten en sms-berichten van klager, ook niet na toezeggingen dat klager door hem terug zou worden gebeld. 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft ter terechtzitting van 22 augustus 2016 uitgelegd waarom de zaak van klager is stilgevallen. Hij heeft klager op die zitting aangeboden om de zaak alsnog voor klager af te ronden.

5 BEOORDELING

5.1 De raad is, gelet op het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, van oordeel dat verweerder in onvoldoende mate bereikbaar is geweest voor klager. De klacht is derhalve gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder is niet goed bereikbaar geweest voor zijn cliënt. Dit valt hem aan te rekenen. Daar komt nog bij dat verweerder zijn op 22 augustus 2016 aan klager gedane toezeggingen niet (afdoende) gestand heeft gedaan. In de gegeven omstandigheden acht de raad de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2  Daar de klacht is ingediend in 2016 is op de onderhavige procedure de sedert 1 januari 2015 van kracht zijnde Advocatenwet van toepassing, zodat de raad, gelet op artikel 48 lid 6 van die wet, dient te beslissen over een kostenveroordeling. De raad maakt van de bevoegdheid tot oplegging van een kostenveroordeling in deze zaak geen gebruik, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verweerder zoals hij deze ter zitting van de raad heeft toegelicht. Voorts acht de raad van belang dat verweerder blijk heeft gegeven van inzicht in zijn problematiek en hij zich reeds heeft laten schrappen van het tableau.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50,- aan klager.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, R. de Haan, J.A. van Keulen, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 oktober 2016.

Deze beslissing is in afschrift op 24 oktober 2016 verzonden.