Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-10-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2016:208
Zaaknummer
16-628/DH/DH
Inhoudsindicatie
Klacht over eigen advocaat. Verwijt dat verweerder, hoewel de zaak van klager een relatief eenvoudige incassozaak betrof, na een jaar nog geen dagvaarding had verzonden, alsmede dat hij gedurende dat jaar nooit bereikbaar was en niet of nauwelijks reageerde op e-mails en vragen van klager. De raad is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerder zich in onvoldoende mate voor klager heeft ingespannen en dat hij niet goed bereikbaar is geweest. De klacht is derhalve gegrond. Waarschuwing en veroordeling betaling griffierecht aan klager.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 24 oktober 2016
in de zaak 16-628/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 9 maart 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 29 juni 2016 met kenmerk K063 2016 dk/ksl, door de raad ontvangen op 30 juni 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 augustus 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder.
1.4 De raad heeft kennis genomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49 lid 2 Advocatenwet.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Eind 2014 is verweerder op verzoek van klager een incassoprocedure gestart tegen de wederpartijen van klager.
2.2 Bij brief van 9 maart 2016 heeft klager een klacht over verweerder en twee voormalige kantoorgenoten van verweerder ingediend bij de deken.
2.3 Bij brief van 17 maart 2016 heeft de deken verweerder een afschrift van de klacht toegezonden en hem verzocht binnen drie weken op de inhoud daarvan te reageren.
2.4 Verweerder heeft niet op dit bericht van de deken gereageerd.
2.5 Bij brief van 6 juni 2016 heeft de deken klager bericht dat hij zijn onderzoek naar de klacht, bij gebreke van een reactie van verweerder daarop, niet kon afronden.
2.6 Bij brief van 29 juni 2016 heeft de deken, met instemming van klager, het klachtdossier doorgezonden aan de raad van discipline.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
- hoewel de zaak van klager een relatief eenvoudige incassozaak betrof, na een jaar nog geen dagvaarding had verzonden;
- hij gedurende dat jaar nooit bereikbaar was en niet of nauwelijks reageerde op e-mails en vragen van klager.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft op de zitting van 22 augustus 2016 gesteld dat hij wel een dagvaarding heeft opgesteld, maar dat hij daarna is ondergesneeuwd en dat de zaak vervolgens door een kantoorgenote is overgenomen, die de door hem opgestelde dagvaarding heeft laten uitbrengen. Verder heeft verweerder erkend dat hij slecht bereikbaar was voor klager en klager daarvoor zijn excuses aangeboden. Voorts heeft hij klager uitgelegd wat de reden was van zijn slechte bereikbaarheid.
5 BEOORDELING
5.1 De raad is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerder zich in onvoldoende mate voor klager heeft ingespannen en dat hij niet goed bereikbaar is geweest. De klacht is derhalve gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 In de gegeven omstandigheden, en mede gelet op de omstandigheid dat verweerder zijn excuses aan klager heeft aangeboden, acht de raad de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.
7.2 Daar de klacht is ingediend in 2016 is op de onderhavige procedure de sedert 1 januari 2015 van kracht zijnde Advocatenwet van toepassing, zodat de raad, gelet op artikel 48 lid 6 van die wet, dient te beslissen over een kostenveroordeling. De raad maakt van de bevoegdheid tot oplegging van een kostenveroordeling in deze zaak geen gebruik, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verweerder zoals hij deze ter zitting van de raad heeft toegelicht. Voorts acht de raad van belang dat verweerder blijk heeft gegeven van inzicht in zijn problematiek en hij zich reeds heeft laten schrappen van het tableau.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50,- aan klager.
Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, R. de Haan, J.A. van Keulen, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 oktober 2016.
Deze beslissing is in afschrift op 24 oktober 2016 verzonden.