Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-10-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2016:204
Zaaknummer
16-105/DH/DH
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerster heeft de minderjarige oudste dochter van klager en haar cliënte zonder toestemming van beide ouders gesproken. Zij heeft daarmee niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Klacht deels gegrond, deels ongegrond, deels niet-ontvankelijk. Waarschuwing. Kostenveroordeling t.b.v. klager en de NOvA.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 24 oktober 2016
in de zaak 16-105/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 1 juli 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Bij brief aan de raad van 1 februari 2016 met kenmerk K174 2015 dk/ksl, door de raad ontvangen op 2 februari 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 augustus 2016 in aanwezigheid van klager, zijn vader en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerster staat de ex-echtgenote van klager sinds juli 2012 bij in diverse procedures betreffende de minderjarige kinderen.
2.2 Bij brief van 23 juli 2012 heeft verweerster namens haar cliënte klager bericht dat haar cliënte het hoofdverblijf van de kinderen wenste te wijzigen met ingang van het nieuwe schooljaar, te weten per 20 augustus 2012.
2.3 Op 8 augustus 2012 heeft verweerster vervolgens een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Haarlem tot wijziging hoofdverblijf van de kinderen.
2.4 Bij beschikking van 17 oktober 2012 heeft de rechtbank de behandeling omtrent de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling aangehouden in afwachting van een advies van de Raad voor de Kinderbescherming.
2.5 Op 12 december 2012 heeft de Raad voor de Kinderbescherming advies uitgebracht.
2.6 Bij brief van 15 april 2013 heeft verweerster het verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen ingetrokken.
2.7 Bij beschikking van 7 mei 2013 van de Rechtbank Amsterdam zijn de kinderen onder toezicht gesteld voor de duur van één jaar.
2.8 Op 31 mei 2013 heeft verweerster een verzoekschrift ingediend tot nihilstelling van de kinderalimentatie.
2.9 De Rechtbank Amsterdam heeft bij beschikking van 24 juli 2013 vonnis gewezen in het geschil omtrent gezamenlijke gezagsuitoefening.
2.10 Bij beschikking van 23 april 2014 is het verzoek van de cliënte van verweerster tot wijziging bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen afgewezen.
2.11 Verweerster heeft op 25 november 2014 een gesprek gehad met klagers minderjarige dochter, zonder dat klager hier toestemming voor had gegeven.
2.12 Op 4 maart 2015 heeft verweerster wederom een verzoekschrift ingediend tot nihilstelling van de kinderalimentatie.
2.13 Op 8 mei 2015 heeft verweerster een verzoekschrift ingediend tot benoeming van een bijzonder curator voor de minderjarige oudste dochter van klager.
2.14 Bij beschikking van de Rechtbank Amsterdam van 7 oktober 2015 is een bijzonder curator benoemd over de kinderen van klager en zijn ex-echtgenote.
2.15 Bij brief van 1 juli 2015 heeft klager een klacht ingediend over verweerster.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
a) in drie jaar tijd vier ongefundeerde verzoekschriften heeft ingediend;
b) zonder klagers toestemming of medeweten met zijn vijftienjarige dochter heeft gesproken;
c) onjuiste adviezen heeft gegeven in haar correspondentie.
3.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a) heeft klager aangevoerd dat verweerster tot twee keer toe ongefundeerde verzoekschriften heeft ingediend, waarvan de inhoud onjuist is. Aanvankelijk had klager ingestemd met de nihilstelling van de kinderalimentatie, maar toen verweerster namens haar cliënte wederom een procedure tegen klager startte is hij op deze eerdere instemming teruggekomen.
3.3 Met betrekking tot klachtonderdeel b) heeft klager aangegeven dat verweerster zonder zijn toestemming met zijn oudste dochter heeft gesproken over een eventuele wijziging van haar hoofdverblijf, terwijl dit verzoek reeds door verweerster was ingetrokken. Klager acht deze handelwijze onzorgvuldig. Het had op de weg van verweerster gelegen om klagers dochter door te verwijzen naar een andere advocaat en/of naar de kinder- en jongerenrechtswinkel.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft ter zitting medegedeeld dat het haar inschatting was, gelet op de verhouding tussen partijen, dat het geraden was om de onderlinge afspraak met betrekking tot de nihilstelling van de kinderalimentatie vast te laten leggen door de rechtbank. Dit achtte zij onder deze omstandigheden in het belang van haar cliënte.
4.2 Verweerster heeft erkend dat zij zonder toestemming van klager met zijn oudste dochter heeft gesproken. Zij heeft dit op uitdrukkelijk verzoek van het kind gedaan en buiten aanwezigheid van haar cliënte. Klagers dochter wilde informatie over de stappen die zij zelf zou kunnen ondernemen. Verweerster heeft haar in eerste instantie uitgelegd dat zij zich zelf rechtstreeks tot de rechter kon wenden met haar verzoek. Vervolgens heeft zij, na overleg met haar cliënte, op 8 mei 2015 namens de dochter een verzoekschrift tot benoeming van een bijzonder curator ingediend bij de rechtbank Amsterdam.
5 BEOORDELING
5.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de tegenpartij, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad. De raad zal het optreden van verweerster aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Ad klachtonderdeel a)
5.2 Verweerster heeft een verzoekschrift ingediend tot wijziging hoofdverblijf van de kinderen, zij heeft tweemaal een verzoekschrift ingediend tot nihilstelling van de kinderalimentatie en ten slotte heeft zij een verzoekschrift ingediend tot benoeming van een bijzonder curator voor de minderjarige oudste dochter van klager. Naar het oordeel van de raad vallen genoemde procedures, gelet op hetgeen verweerster in verweer heeft aangevoerd, binnen voornoemde vrijheid die verweerster heeft bij de behartiging van de belangen van haar cliënte. Dit klachtonderdeel is daarmee ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.3 In de onderhavige zaak staat vast dat verweerster de minderjarige oudste dochter van klager en haar cliënte zonder toestemming van beide ouders heeft gesproken. Zij heeft daarmee niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Ook de omstandigheid dat de minderjarige dochter uitdrukkelijk om dit gesprek gevraagd zou hebben maakt dit niet anders. Verweerster had de toestemming van beide ouders, en dus ook van klager, dienen te hebben. Het klachtonderdeel is gegrond.
Ad klachtonderdeel c)
5.4 Het klachtrecht komt alleen diegene toe die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. De raad is van oordeel dat klager niet in zijn belang getroffen kan worden door de adviezen die verweerster geeft aan haar cliënte. Dit klachtonderdeel is niet-ontvankelijk.
6 MAATREGEL
6.1 De raad is alle omstandigheden in aanmerking nemende van oordeel dat volstaan kan worden met de maatregel van een waarschuwing.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Aangezien de klacht gedeeltelijk gegrond is verklaard, moet verweerster het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.
7.2 De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 25 aan reiskosten.
7.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a) ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel b) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel c) niet-ontvankelijk;
- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van EUR 25 aan klager;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.
Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. J.A. van Keulen en H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. K.N. Schuurmans-van Erkel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 oktober 2016.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 24 oktober 2016 verzonden.