Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-09-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:209

Zaaknummer

16-049

Inhoudsindicatie

Klacht over vermeende grievende uitlatingen door advocaat wederpartij door voorzitter kennelijk ongegrond beoordeeld. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 12 september 2016

in de zaak 16-049

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 9 maart 2016 op de klacht van:

klager

tegen

verweerster

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 22 juni 2015 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 22 januari 2016 met kenmerk 15-0212, door de raad ontvangen op 25 januari 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 9 maart 2016 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 10 maart 2016 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 1 april 2016, door de raad ontvangen op 5 april 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 juni 2016 in aanwezigheid van klager, die mevrouw [Van V.] heeft meegebracht als toehoorder, en verweerster, die is bijgestaan door haar gemachtigde, mr. [naam gemachtigde].

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 1 april 2016 met bijlagen (1 tot en met 10). Daarnaast heeft de raad kennis genomen van:

-    de brief, met bijlagen (1 en 2), van de gemachtigde van verweerster van 2 juni 2016, ontvangen ter griffie op 3 juni 2016;

-    de brief, met bijlage (1), van klager van 9 juni 2016, ontvangen ter griffie op 14 juni 2016;

-    de pleitnotities van klager, die worden aangehecht aan het proces-verbaal.

2.    FEITEN EN KLACHT

Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3.    VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1    het enkele feit dat het summiere proces-verbaal van de zitting van het regionaal tuchtcollege, waarin niet een letterlijk gespreksverslag is gemaakt, niet staat dat verweerster de beklaagde ongenuanceerde uitspraken heeft gedaan, betekent niet dat verweerster die uitlatingen niet toch ter zitting heeft gedaan. Zij heeft dat gedaan op het moment dat er inhoudelijk gezien voor haar cliënt niets meer te winnen viel in de zitting om klager in een slecht daglicht te plaatsen;

3.2    dat verweerster de beschuldiging over bedreiging met fysiek geweld door klager ter zitting toen heeft gedaan wordt bevestigd door 1) het gespreksverslag van die zitting, zoals gemaakt door mevrouw [Van V.], die als BOA een betrouwbaar verslag kan opmaken en door 2) de advocaat van klager, die direct na genoemde zitting bij het regionaal tuchtcollege verweerster om opheldering heeft gevraagd over de door haar geuite beschuldigingen van bedreiging, náást haar opmerking dat klager brieven aan het privé adres van haar cliënt zou hebben gestuurd. Uit de enkele omstandigheid dat verweerster niet terstond op die vraag kon antwoorden, maar eerst overleg met haar cliënt wilde hebben, leidt klager af dat verweerster die uitspraak heeft gedaan. Pas na overleg met haar cliënt werd de beklaagde uitspraak gekoppeld aan een gesprek waarbij noch verweerster, noch haar cliënt aanwezig waren op 1 maart 2013;

3.3    in haar beantwoording  heeft verweerster ook zelf geschreven en verwezen naar een ander voorval, waar zij tot de beklaagde ongenuanceerde beledigende sturende uitspraak is gekomen, zodat achteraf niet ontkend kan worden dat zij die uitspraak feitelijk heeft gedaan. Bovendien heeft zij zelf het gesprek zoals dat is verlopen en de door haar gedane uitspraken in haar beantwoording geheel losgekoppeld van het feit dat klager ook post heeft gestuurd naar haar cliënt op zijn privé adres.

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De raad stelt vast dat de door partijen alsnog overgelegde verklaringen over hetgeen tijdens de zitting door verweerster zou zijn verklaard lijnrecht tegenover elkaar staan.

Tegenover de verklaring van klager, de notulen van [V.] en de mail van klagers raadsvrouw mr. [N] staan de verklaring van verweerster, het proces-verbaal van het regionaal tuchtcollege en de door de gemachtigde van verweerster overgelegde brief van [naam gemachtigde]. De bij de behandeling besproken mail van klager zelf van 26 augustus 2014 “Daarnaast ben ik tijdens de terechtzitting van 28 mei jl. beschuldigd van bedreigingen met fysiek geweld door dokter [naam dokter]” lijkt eerder verweersters standpunt te steunen.

Naar het oordeel van de raad is daarmee niet of onvoldoende komen vast te staan dat verweerster de uiting waarover klager klaagt, gedaan heeft.

Ten overvloede merkt de raad op dat áls verweerster een dergelijke mededeling zou hebben gedaan, terwijl die feitelijk onjuist is, dat niet zonder meer tuchtrechtelijk verwijtbaar is: zij mag immers in beginsel afgaan op hetgeen haar cliënt haar meedeelt.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. P.P. Verdoorn, H. Dulack, G.R.M. van den Assum, A.M.T. Weersink, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 september 2016.

griffier    voorzitter