Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-12-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:186

Zaaknummer

16-755/DB/OB/d

Inhoudsindicatie

Gehandeld in strijd met art. 4.4 Voda, inhoudende dat een advocaat ten minste twintig opleidingspunten per jaar behaalt en met de deken gemaakte afspraken niet is nagekomen. Verplichting opleidingspunten te halen geldt ook indien praktijk binnen afzienbare tijd wordt gestaakt. Dekenbezwaar gegrond. Geldboete.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 5 december  2016

in de zaak 16-755/DB/OB/d

 

naar aanleiding van het bezwaar van:

 

de deken

 

tegen:

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 5 augustus 2016 met kenmerk nr. 48|16|0594K , door de raad ontvangen op 8 augustus 2016 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant, hierna: “de deken”, zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 17 oktober 2016 in aanwezigheid van de deken en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-           de brief van de deken d.d. 5 augustus 2016 en de daaraan gehechte stukken.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder heeft begin 2016 aan de deken medegedeeld dat hij in 2015 geen enkel opleidingspunt had behaald en dat hij dit ook in de CCV-opgave als zodanig zou vermelden. Verweerder heeft voorts aan de deken medegedeeld dat hij voornemens was om zijn praktijk in de loop van het jaar 2016 te staken.

2.2     De deken heeft daarop aan verweerder medegedeeld dat in ieder geval over het jaar 2015 alsnog twintig opleidingspunten moesten worden behaald. Verweerder heeft met de deken afgesproken dat hij een inhaalplan zou opstellen en dat hij de deken daarover zou berichten.

2.3     Omdat de deken op 11 april 2016 nog niets van verweerder had vernomen, heeft de deken verweerder die dag verzocht om uiterlijk die week te laten weten op welke wijze hij aan zijn inhaalverplichting over 2015 wenste te voldoen, alsmede hoe hij zou voldoen aan de verplichting om in 2016 opleidingspunten te behalen. Voorts heeft de deken verweerder verzocht om hem te laten weten op welke datum hij zich zou laten uitschrijven van het tableau.

2.4     Bij e-mailbericht d.d. 15 april 2016 heeft verweerder de deken bericht dat hij vanwege het overlijden van zijn Jack Russell en de problemen met een adoptiehond het niet kon opbrengen om cursussen te volgen. Verweerder heeft bij de deken aangegeven dat hij verwachtte in het jaar 2016 40 opleidingspunten te kunnen behalen en dat hij in elk geval in het jaar 2016 als advocaat werkzaam wilde blijven.

2.5     Bij e-mailbericht d.d. 13 juni 2016 heeft de deken verweerder in de gelegenheid gesteld om de twintig opleidingspunten over het jaar 2015 op uiterlijk 1 augustus 2016 te hebben ingehaald. De deken heeft verweerder verzocht om hem per 1 augustus 2016 de certificaten toe te sturen van alle behaalde opleidingspunten over 2015 en hem tevens te berichten over het aantal over het jaar 2016 behaalde opleidingspunten. Voorts heeft de deken verweerder onder verwijzing naar artikel 4.4 van de Verordening op de Advocatuur en de Toelichting op de Verordening op de Advocatuur erop gewezen dat de verplichting om opleidingspunten te halen ook geldt voor een advocaat die zich lopende een jaar laat uitschrijven en dat het niet behalen van voldoende opleidingspunten kan leiden tot het indienen van een dekenbezwaar, ook indien een advocaat niet meer op het tableau staat ingeschreven.

2.6     Verweerder heeft geen bewijsstukken van het behalen van opleidingspunten aan de deken toegezonden.

                                     

3          BEZWAAR

3.1      Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in hoofdstuk 4 (Vakbekwaamheid van de advocaat) van de Verordening op de Advocatuur (Voda), in het bijzonder het bepaalde in artikel 4.4, inhoudende dat een advocaat ten minste twintig opleidingspunten per jaar behaalt;

2.    met de deken gemaakte afspraken niet is nagekomen.

 

 

4          VERWEER

4.1     Verweerder erkent dat hij vanaf 1 januari 2015 geen opleidingspunten meer heeft behaald. Verweerder erkent voorts dat hij de met de deken gemaakte afspraken niet is nagekomen. Verweerder is bekend met de geldende regelgeving aangaande de verplichting tot het behalen van opleidingspunten. Verweerder is echter van mening dat regels wel nut moeten hebben. Nu verweerder per 31 december 2016 zijn advocatenpraktijk zal staken en hij de Nederlandse Orde van Advocaten reeds heeft verzocht om hem per 31 december 2016 van het tableau te schrappen, is het volslagen zinloos om nog opleidingspunten te behalen.

 

5          BEOORDELING

 

5.1     Artikel 4.4 lid 1 Voda bepaalt dat een advocaat elk kalenderjaar ten minste twintig opleidingspunten behaalt. Artikel 4.5 lid 1 bepaalt voorts dat, indien een advocaat niet voldoet aan het bepaalde in artikel 4.4, eerste lid, hij uiterlijk binnen twaalf maanden na afloop van het desbetreffende kalenderjaar het tekort aan opleidingspunten dient in te halen, hetgeen  volgens het bepaalde in artikel 4.5 lid 3 Voda onverlet laat dat de deken een dekenbezwaar kan indienen op grond van artikel 46f van de Advocatenwet.

 

5.2     Vaststaat dat verweerder in 2015 geen opleidingspunten heeft behaald. Verweerder heeft met de deken afgesproken dat hij een inhaalplan zou opstellen dat hij aan de deken zou voorleggen. Verweerder is deze afspraak, ondanks rappel van de deken, niet nagekomen. Verweerder heeft voorts ter zitting desgevraagd verklaard dat het, nu hij per 31 december 2016 zijn advocatenpraktijk zal staken en hij de Orde reeds heeft verzocht om hem per 31 december 2016 van het tableau te schrappen, volslagen zinloos zou zijn om nog opleidingspunten te behalen.

 

5.3     Derhalve staat vast dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in hoofdstuk 4 van de Voda en dat hij met de deken gemaakte afspraken niet is nagekomen. Aldus heeft verweerder niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Het dekenbezwaar is derhalve gegrond.

 

6          MAATREGEL

6.1     Verweerder heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in hoofdstuk 4 van de Voda en is de met de deken gemaakte afspraken niet nagekomen. De raad overweegt dat de deken op grond van artikel 45g lid 1 Advocatenwet bevoegd is ter zake van overtredingen van het bepaalde in hoofdstuk 4 van de Voda handhavend op te treden door het opleggen van een bestuurlijke boete. In het geval van het niet behalen van de jaarlijks te behalen 20 opleidingspunten is de deken op basis van de “Beleidsregel bestuurlijke handhaving advocatuur 2016 in het arrondissement Oost-Brabant” bevoegd om een bestuurlijke boete op te leggen van € 2.050,--.

6.2     In de onderhavige zaak heeft de deken om hem moverende reden echter niet voor de bestuurlijke maar voor de tuchtrechtelijke weg gekozen. De raad acht in de onderhavige zaak oplegging van een geldboete ex artikel 48 lid 2 sub c Advocatenwet passend. Ofschoon de raad vrij is om bij oplegging van een geldboete binnen de kaders van artikel 48aa Advocatenwet de hoogte van de geldboete te bepalen wenst de raad bij het bepalen van de op te leggen maatregel aansluiting te zoeken bij de door de deken op te leggen bestuurlijke boete, in die zin dat verweerder zoveel mogelijk in dezelfde (financiële) positie wordt gebracht als waarin hij zou verkeren indien de deken wel voor de bestuurlijke weg had gekozen. Mede gelet op het feit dat verweerder in de onderhavige procedure wegens gegrondverklaring van het bezwaar van de deken wordt veroordeeld in de proceskosten ten bedrage van € 1.000,-- (r.o. 7.1) acht de raad oplegging van een geldboete ten bedrage van € 1.000,-- passend en geboden.

 

7        KOSTENVEROORDELING

7.1.    De raad ziet aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart het bezwaar van de deken in beide onderdelen gegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van geldboete van EUR  1.000,-- op;

-        bepaalt dat bovenbedoeld boetebedrag binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moet worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL11 RBOS 0569989000 t.n.v. Ministerie van Veiligheid en Justitie , onder vermelding van “Tuchtrechtelijke boete advocatuur, DGRR,16-755/DB/OB/d “;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,-- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Aldus beslist door mr.  G.J.E. Poerink, voorzitter, en mrs. W.H.N.C. van Beek en N.M. Lindhout-Schot ,  leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 december 2016.

 

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 5 december 2016

verzonden aan:

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het Ministerie van V&J, Directie Financiën, Bedrijfsvoering en Control

 

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-          de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl