Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-07-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2016:224
Zaaknummer
16-239
Inhoudsindicatie
De klachten betreffen het feit dat verweerder niet met klagers heeft gecommuniceerd over het indienen van het gratieverzoek. Hij heeft het ingediend zonder het tevoren aan klagers voor te leggen. Klagers hebben veelvuldig contact met verweerder gezocht maar dat kwam niet of slechts minimaal tot stand. Bovendien heeft verweerder het gratieverzoek zelf ondertekend terwijl een van de klagers dit had moeten. De klachten zijn gegrond en verweerder krijgt een waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 25 juli 2016
in de zaak 16-239
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
tegen
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 28 maart 2015 hebben klagers bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 15 maart 2016 met kenmerk 15-0125, door de raad ontvangen op 16 maart 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 mei 2016 in aanwezigheid van klagers en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.1 Klagers hebben zich in 2013 tot verweerder gewend met het verzoek klager 1 bij te staan ter zake de dreigende tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis. Op 16 januari 2014 heeft verweerder aan klagers nadere informatie gevraagd in verband met een in te dienen gratieverzoek.
2.2 Bij brief van 17 februari 2014 heeft verweerder aan klagers gemeld, dat de politie een termijn tot eind februari 2014 had gegeven voor het indienen van het gratieverzoek. Op 28 februari 2014 is het gratieverzoek ingediend. Dit is ondertekend door verweerder maar niet door klager 1.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) hij slechte communicatie voerde; ondanks diverse verzoeken om een persoonlijk onderhoud hebben klagers verweerder pas op 8 april 2014 voor het eerst gesproken.
b) hij verzuimde voldoende informatie te verschaffen; verweerder informeerde klagers niet over het feit dat de politie hem op 17 januari 2014 liet weten dat het gratieverzoek uiterlijk eind februari 2014 moest zijn ingediend. Hij deelde klagers aanvankelijk mee dat er geen mogelijkheden bestonden voor een succesvol herzieningsverzoek. Later kwam hij daar op terug en zou het wel kunnen.
c) hij geen overleg voerde over beslissingen; het gratieverzoek is zonder overleg en zonder toestemming van klagers ingediend.
d) hij een onvolledig en onjuist gratieverzoek in heeft gediend; het gratieverzoek was onvoldoende onderbouwd. Verweerder heeft als “veroordeelde” het gratieverzoek getekend en heeft klager 1 niet mee laten tekenen.
4 VERWEER
4.1
Ad klachtonderdeel a) en b)
Verweerder heeft klagers telkens op de hoogte gehouden van zijn handelingen en beslissingen.
4.2
Ad klachtonderdeel c)
Door tijdsdruk is het gratieverzoek ingediend zonder overleg met klagers en zonder handtekening van klager 1.
4.3
Ad klachtonderdeel d)
Het is juist dat de ondertekening van het gratieverzoek niet juist is, maar dat had hersteld kunnen worden. Verweerder stond onder tijdsdruk. Hij heeft nooit de gevraagde medische informatie van klager 1 ontvangen.
5 BEOORDELING
5.1
Ad klachtonderdeel a) en c)
Klagers verwijten verweerder terecht dat hij onvoldoende communiceerde met hen. Ondanks een meermalen geuit, uitdrukkelijk verzoek om een persoonlijk onderhoud heeft dit pas in april 2014 plaatsgevonden. Ook overlegde hij niet met klagers over het indienen van het gratieverzoek. Hij zond het verzoek niet op voorhand aan hen toe zodat zij kennis konden nemen van de inhoud van het verzoek voordat het verzonden werd. Verweerder betwist dat hij onvoldoende met klagers heeft gecommuniceerd doch onderbouwt deze stelling niet met concrete feiten. Deze onderdelen van de klacht zijn daarom gegrond.
5.2
Ad klachtonderdeel b)
Dit onderdeel van de klacht is naar het oordeel van de raad ongegrond. Op 17 februari 2014 heeft verweerder klagers geïnformeerd over het overleg met de politie. Over het herzieningsverzoek kon verweerder geen zinnige informatie verstrekken zolang hij niet beschikte over de medische informatie waarom hij uitdrukkelijk had verzocht.
5.3
Ad klachtonderdeel d)
Door het gratieverzoek in te dienen met zijn handtekening in plaats van die van klager 1, zoals wettelijk voorgeschreven en dit niet toe te lichten en te herstellen heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Verweerder heeft geen afdoende verklaring gegeven voor het feit dat hij klager 1 het gratieverzoek niet tijdig heeft laten mee tekenen. Daar komt nog bij dat verweerder niet kan aantonen dat hij zoals hij aan klagers heeft toegezegd, het gratieverzoek heeft ingetrokken. Dit onderdeel van de klacht is gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 De raad acht de maatregel van een waarschuwing op zijn plaats.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klagers betaalde griffierecht aan hen vergoeden.
7.2 De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klagers in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00 aan reiskosten.
7.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdelen a, c en d gegrond;
- verklaart klachtonderdeel b ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 50,00 aan klagers;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.
Aldus gewezen door mr. mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. E. Bige, F.L.M. Broeders, R.J.A. Dil, P.J.F.M. de Kerf, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier. en uitgesproken ter openbare zitting van 25 juli 2016.
Griffier Voorzitter