Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-07-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:223

Zaaknummer

16-126

Inhoudsindicatie

Terecht verwijt klager verweerder dat hij zijn zaak onvoldoende voortvarend heeft behandeld. Ondanks vragen van klager en een toezegging van verweerder duurde het na het opstellen van de sommatiebrief 5 maanden voordat er een dagvaarding was opgesteld. Bovendien zond verweerder stukken van de wederpartij niet door ondanks een uitdrukkelijke verzoek van klager daarom. Verweerder krijgt een berisping.

Uitspraak

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 25 juli 2016

in de zaak 16-126

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

mr. [S]

advocaat te [plaats]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 17 augustus 2015 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 9 februari 2016 met kenmerk K 15/82, door de raad ontvangen op 10 februari 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 mei 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Op 14 januari 2015 heeft klager aan verweerder opdracht gegeven zijn belangen te behartigen in een geschil met zijn zuster over het door haar gevoerde beheer over de financiën van hun moeder en over het beheer van haar nalatenschap na haar overlijden. Verweerder heeft namens klager over deze kwestie een brief aan de zuster/wederpartij gezonden.

2.2    Bij brief van 21 januari 2015 heeft verweerder een brief met een reactie van de advocaat van de wederpartij aan klager toegezonden.

2.3    Op 30 januari 2015 heeft klager bij brief stukken aan verweerder toegezonden waaronder een overzicht van de gebeurtenissen in deze zaak.

2.4    Klager en verweerder hebben op 3, 13 en 17 februari 2015 via e-mail berichten uitgewisseld over de verdere gang van zaken.

2.5    Bij brief van 24 maart 2015 heeft verweerder klager een concept dagvaarding toegezonden. In de brief schrijft verweerder: “Mocht u thans reeds aanvullingen kunnen verstrekken dan houd ik mij aanbevolen; ik werk ondertussen door aan de dagvaarding met aanvullingen en/of wijzigingen in de formuleringen.”

2.6    Bij brieven van 13 en 17 augustus 2015 heeft klager zijn opdracht aan verweerder ingetrokken.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder niet heeft gereageerd op vragen van klager die hij via de e-mail stelde, documenten die door de wederpartij zijn toegestuurd niet heeft doorgezonden en zijn terugbelverzoeken onbeantwoord heeft gelaten;

b)    hij na het toezenden van de concept dagvaarding vijf maanden niets van zich heeft laten horen;

c)    verweerder geweigerd heeft het betaalde voorschot te restitueren.

4    VERWEER

4.1   

Ad klachtonderdeel a)

Verweerder is van oordeel dat deze klacht vaag is. Hij heeft regelmatig telefonisch contact gezocht met klager. Er heeft ook e-mail wisseling plaats gevonden.

4.2   

Ad klachtonderdeel b)

Om de dagvaarding te complementeren had verweerder zoveel mogelijk feiten nodig ter onderbouwing van de stelling dat sprake was van een onrechtmatige daad. Verweerder heeft dat aan klager kenbaar gemaakt in een bespreking en in zijn brief van 25 augustus 2015. Zonder deze feiten zou een procedure onverantwoord zijn.

4.3   

Ad klachtonderdeel c)

De betaalde voorschot nota is gezien de door verweerder bestede declarabele uren niet onredelijk.

5    BEOORDELING

5.1   

Ad klachtonderdeel a)

De raad is van oordeel dat klager recht heeft op alle informatie die verweerder van de wederpartij heeft ontvangen. Dit geldt met name voor de bijlagen bij de brief van de wederpartij van 21 januari 2015, temeer daar klager uitdrukkelijk om toezending van die bijlagen heeft verzocht. Daarnaast  heeft verweerder aan klager onvoldoende duidelijk gemaakt welke informatie hij nodig had om de dagvaarding op te stellen c.q. aan te vullen. Uit de e-mailberichten blijkt niet wat verweerder precies van klager wilde weten. Het schortte aan een heldere communicatie tussen verweerder en klager. De verantwoordelijkheid hiervoor en voor de wijze waarop de belangen van klager dienden te worden behartigd ligt bij verweerder. Hij is op dit punt naar het oordeel van de raad tekort geschoten. Verweerder heeft kortom niet de nodige zorg betracht bij het behartigen van de belangen van klager. Dit onderdeel van de klacht is gegrond.

5.2   

Ad klachtonderdeel b)

Na het toezenden van de concept dagvaarding heeft verweerder 5 maanden niets van zich laten horen. Het had op de weg van verweerder gelegen, gegeven zijn mededeling dat hij verder zou gaan met het opstellen van de dagvaarding, zo nodig bij klager de nadere informatie op te vragen, die hij nodig had bij het formuleren van de stellingen in de dagvaarding. Pas toen klager aan de bel trok bij brieven van 13 en 17 augustus 2015 reageerde verweerder. Dit is naar het oordeel van de raad in strijd met het uitgangspunt dat een advocaat een zaak met voortvarendheid voor zijn cliënt ter hand dient te nemen. Het ter zitting gevoerde verweer dat verweerder in de zomer van 2015 vanwege een burn-out niet volledig inzetbaar was doet hier niet aan af. Vast staat dat verweerder klager hierover niet heeft geïnformeerd noch voldoende maatregelen heeft getroffen om zijn afwezigheid op te vangen. Dit klachtonderdeel is gegrond.

5.3   

Ad klachtonderdeel c)

Verweerder heeft beargumenteerd waarom hij van mening is dat het betaalde voorschot niet behoeft te worden terug betaald. Naar het oordeel van de raad is het door klager betaalde bedrag een adequate vergoeding voor de wel door verweerder verrichte werkzaamheden zoals het bestuderen van de stukken en het schrijven van een brief aan de wederpartij. Dit onderdeel van de klacht is daarom ongegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Mede gezien de eerder aan verweerder opgelegde disciplinaire maatregelen acht de raad een berisping op zijn plaats.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 25,00 aan reiskosten.

7.3    De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdelen a en b gegrond;

-    verklaart klachtonderdeel c ongegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van een berisping op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 25,00 aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus gewezen door mr. mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. E. Bige, F.L.M. Broeders, R.J.A. Dil, P.J.F.M. de Kerf, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 juli 2016.

Griffier    Voorzitter