Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-07-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2016:222
Zaaknummer
16-021
Inhoudsindicatie
Klagers stellen dat verweerder als advocaat van hun wederpartij in de door hen aan gespannen procedures valse bewijzen heeft gebruikt. Ook heeft verweerder zich op een zitting onjuist tegenover klagers gedragen. Klagers hebben deze verwijten onvoldoende kunnen onderbouwen met feiten waaruit blijkt dat verweerder de grenzen van de vrijheid heeft overschreden die hij als advocaat van klagers wederpartij heeft om de belangen van zijn cliënten te behartigen. De klachten zijn ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de raad van discipline
in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 25 juli 2016
in de zaak 16-021
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 23 februari 2016 op de klacht van:
klaagster sub 1
klager sub 2
Tezamen ook: klagers
tegen:
mr. [B]
advocaat te [plaats]
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 4 oktober 2015 hebben klagers zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 8 januari 2016 met kenmerk 15-0315/TCR/ml, door de raad ontvangen op 11 januari 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 23 februari 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 24 februari 2016 is verzonden aan klagers.
1.4 Bij brief van 1 maart 2016 door de raad ontvangen op diezelfde, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 mei 2016 in aanwezigheid van verweerder. Klagers zijn zonder bericht van verhindering niet verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 1 maart 2016.
2. FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komen klagers in verzet niet op.
3. VERZET
De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
3.1 Verweerder heeft de grenzen van zijn vrijheid om de belangen van zijn cliënten te behartigen overtreden door valse bewijzen te gebruiken.
3.2 Verweerder heeft zich tegenover klagers onjuist gedragen op de zitting van het CTG.
4. BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.2 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. E. Bige, F.L.M. Broeders, R.J.A. Dil, P.J.F.M. de Kerf, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 juli 2016.
griffier voorzitter