Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-07-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:106

Zaaknummer

18-203/DB/OB

Inhoudsindicatie

Advocaat heeft geciteerd uit confraternele correspondentie (email van 26 januari 2017)  en mededeling gedaan over de inhoud van een schikkingsvoorstel, wat de advocaat tuchtrechtelijk valt aan te rekenen (gedragsregels 12 en 13). Dat de advocaat op 6 juli 2017 aan de deken om advies heeft gevraagd om de email van klager van 26 januari 2017 in het geding te brengen en hiervan na een negatief advies van de deken achterwege heeft afgezien, maakt dit niet anders, nu de advocaat in de memorie van antwoord reeds uit die brief had geciteerd.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond, waarschuwing.

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 2 juli 2018

 

in de zaak 18-203/DB/OB

 

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klager

 

 

tegen:

 

 

 

verweerster

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

 

1.1      Bij brief van 23 juni 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant een klacht ingediend tegen verweerster.

 

1.2      Bij brief aan de raad van 15 maart 2018 met kenmerk 48/17/088K , door de raad ontvangen op 16 maart 2018 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

 

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 mei 2018 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 15 maart 2018, met bijlage;

-       de brief van verweerster van 30 maart 2018

 

 

2          FEITEN

 

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

 

2.1     Verweerster heeft in de periode van maart–november 2008 werkzaamheden verricht voor de heer D en mevrouw J. Verweerster heeft in rechte betaling van haar (eind)declaratie  gevorderd. Bij vonnis van de kantonrechter van 13 januari 2016 is verweerster niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tegen mevrouw J en is de heer D veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.684,15 aan verweerster. Verweerster is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van mevrouw J ad € 50,- en de heer D. is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van verweerster ad € 369,13. Verweerster heeft op 26 juli 2016 een appeldagvaarding bij het gerechtshof aangebracht en op 1 november 2016 een memorie van grieven genomen. Tegen de heer D en mevrouw J werd verstek verleend. Op 26 januari 2017 hebben de heer D en mevrouw J zich tot klager gewend.  Op diezelfde dag heeft een telefoongesprek tussen klager en verweerster plaatsgevonden, tijdens welk gesprek klager namens zijn cliënten een finaal bod om tot een regeling te komen heeft gedaan. Klager heeft het telefoongesprek per email van 26 januari 2017 bevestigd. Verweerster heeft per email van 31 januari 2017 aan klager bericht dat zij niet kon instemmen met het aanbod van de cliënten van klager. Zij schreef voorts dat zij zich het recht voorbehield haar brief van 31 januari 2017 in de appelprocedure in het geding te brengen. Klager heeft per email van 7 februari 2017 onder meer het volgende aan verweerster geschreven: “In uw schrijven citeert u althans parafraseert u, de inhoud van mijn e-mail aan u van donderdag 26 januari 2017. Deze e-mail bevatte een schikkingsvoorstel, dat door het niet accepteren daarvan door u niet tot een regeling heeft geleid.

Onder verwijzing naar de gedragsregels 12 en 13 deel ik u mede dat ik er niet mee instem dat u de inhoud van dat schrijven ter kennis van een rechter brengt.”

Klager heeft zich ter zitting van 31 januari 2017 in de appelprocedure gesteld en het verstek namens zijn cliënten gezuiverd

         

2.2     Klager heeft op 11 april 2017 de memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in (deels voorwaardelijk) incidenteel appel genomen. Klager heeft bij mail van 25 april 2017 aan verweerster bevestigd dat zij het voorstel van zijn cliënten niet had geaccepteerd en dat het daarmee was komen te vervallen. Verweerster heeft op 23 mei 2017 de memorie van antwoord in (deels voorwaardelijk) incidenteel appel genomen. Zij schreef hierin onder meer het volgende : “ Enige dagen voordat de onderhavige zaak voor arrest stond werd (verweerster) medegedeeld dat partijen wilden voldoen aan het vonnis van de Rechtbank indien (verweerster) het hoger beroep introk” 

Verweerster heeft bij voormelde memorie een kopie van de e-mail van mevrouw J d.d. 10 maart 2017 alsmede van haar brief d.d. 4 april 2017, beide gericht aan de notaris, aan het gerechtshof overgelegd. Verweerster schreef in deze brief onder meer het volgende:

“N.B. : de recente mededeling zijdens partijen, dat aan het vonnis voldaan wordt, indien het door ondergetekende ingestelde hoger beroep wordt ingetrokken, nota bene lang nadat de Memorie van Grieven op 4 oktober genomen is, is uiteraard niet voldoen aan voormeld vonnis. “

 

2.3     Klager heeft per email van 30 mei 2017 onder meer het volgende aan verweerster geschreven : “Ik nam kennis van uw memorie van antwoord in incidenteel appel (……) van 23 mei 2017. (……). Ik constateer dat u op een mededeling van mij in rechte een beroep heeft gedaan, terwijl voorafgaand daaraan geen overleg met mij heeft gevoerd. U heeft hiermee in strijd met gedragsregel 12 lid 1 gehandeld.

          Op grond hiervan verlang ik van u dat u dit op de zitting van 6 juni aanstaande corrigeert, waardoor u de betreffende passage uit uw memorie verwijdert of doet verwijderen, alsmede dat u geen beroep doet op de brief van u aan de notaris van 4 april 2017.”

          De waarnemer van verweerster heeft per email van 6 juni 2017 geantwoord dat verweerster nog geruime tijd van een buitenlandse vakantie genoot en dat hij geen opdracht had gekregen om de rolinstructie, die verweerster voor haar vakantie nog zelf had doorgegeven, aan te passen.

 

 

3          KLACHT

 

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerster zich in rechte heeft beroepen op mededelingen van klager aan haar, zonder dat overleg met klager heeft plaatsgevonden en zonder dat advies van de deken is gevraagd (gedragsregels 1992; regel 12)

2.    verweerster zonder toestemming van klager in rechte melding heeft gemaakt van de inhoud van de schikkingsonderhandelingen (gedragsregels 1992, regel 13)

 

4          VERWEER

 

4.1      Klager heeft geen eigen belang bij de klachten en dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.

 

4.2      Verweerster heeft niet gehandeld in strijd met de gedragsregels 12 en 13. Verweerster heeft geen mededelingen gedaan over de inhoud van de brief van klager. Verweerster heeft zich beperkt tot het enkel vermelden dat zij van de wederpartij een mededeling had ontvangen dat deze bereid was om aan het  vonnis te voldoen, indien verweerster het hoger beroep introk. Reeds uit de mail van mevrouw J van 10 maart 2017 en de brief van verweerster van 4 april 2017, aan de notaris, beide overgelegd bij memorie van antwoord in incidenteel appel  van 23 mei 2017, blijkt dat partijen niet wilden voldoen aan het vonnis indien verweerster het hoger beroep niet introk.

 

4.3      Zoals blijkt uit de brieven van v erweerster van 31 januari 2017 aan klager en van

4 april 2017 aan de notaris was er geen sprake van een reëel aanbod, aangezien partijen al gehouden waren te voldoen aan het uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van de kantonrechter. Voor schikkingsonderhandelingen zijn twee partijen nodig en verweerster heeft geen enkel schikkingsvoorstel gedaan. Verweerster heeft geen mededelingen over de inhoud gedaan.

 

4.4      Verweerster heeft bij brief van 4 juli 2017 aan de deken om advies gevraagd om de brief van 26 januari 2017 van klager in het geding te brengen. De deken heeft op 6 juli 2017 negatief geadviseerd. Verweerster heeft er toen van afgezien om de brief in rechte in te brengen. Gedragsregel 13 gaat over de inhoud van tussen partijen gevoerde schikkingsonderhandelingen.

 

 

5          BEOORDELING

 

5.1      Het verweer dat de klacht niet ontvankelijk dient te worden verklaard wegens het ontbreken van een eigen belang slaagt niet. De klacht heeft betrekking op de gedragsregels 12 en 13, welke gedragsregels gelden tussen advocaten onderling. Een advocaat heeft ook zelf belang bij naleving van gedragsregels die gelden tussen advocaten.  Een advocaat heeft er belang bij dat er niet zonder zijn  toestemming melding wordt gemaakt van mededelingen in confraternele correspondentie en dat er geen mededelingen worden gedaan over de inhoud van een schikkingsvoorstel. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn klacht.

 

5.2      De klacht ziet op het handelen van verweerster in 2017. De klacht wordt onder meer getoetst aan de voor advocaten geldende gedragsregels. Op 22 februari 2018 zijn de voor advocaten geldende gedragsregels gewijzigd. Indien in het navolgende wordt verwezen naar de gedragsregels, wordt bedoeld de gedragsregels zoals deze tot 22 februari 2018 van toepassing waren, aangezien de verweten gedragingen voor die datum hebben plaatsgevonden.

 

5.3      Vast staat dat verweerster op pagina 14 van haar memorie van antwoord in het (voorwaardelijk) incidenteel appel heeft geschreven dat enige dagen voordat de zaak voor arrest stond, aan haar was medegedeeld dat haar wederpartijen aan het vonnis van de rechtbank wilden voldoen indien verweerster het hoger beroep introk en dat zij heeft verwezen naar haar brief van 4 april 2017 aan de notaris, waarin zij dezelfde mededeling had gedaan.

 

5.4      Voorts staat vast dat klager per email van 26 januari 2016 aan verweerster heeft voorgesteld dat zijn cliënten uiterlijk op 28 februari 2017 een bedrag ad € 8.000,00, vermeerderd met de aantoonbare(en door verweerster aan klager aangetoonde) beslagkosten die na 13 januari 2016 (datum vonnis kantonrechter) waren ontstaan zouden betalen en dat verweerster voor 7 maart 2017 voor doorhaling van de gelegde beslagen en doorhaling van de procedure bij het gerechtshof zou zorgen.

 

5.5      De mededeling van verweerster in haar memorie van antwoord in (voorwaardelijk) incidenteel appel dat haar kort voordat de zaak voor arrest stond was bericht dat de cliënten van klager bereid waren om aan het vonnis te voldoen, waartegenover verweerster het hoger beroep diende in te trekken, kan naar het oordeel van de raad niet anders worden gezien dan een verwijzing naar het door klager gedane schikkingsvoorstel dat ook nagenoeg op hetzelfde neerkwam. Aldus is naar het oordeel van de raad komen vast te staan dat verweerster heeft geciteerd uit confraternele correspondentie (email van 26 januari 2017 van klager aan verweerster) en mededeling heeft gedaan over de inhoud van het door klager namens zijn  cliënten gedaan schikkingsvoorstel, wat verweerster tuchtrechtelijk valt aan te rekenen (gedragsregels 12 en 13). Dat verweerster op 6 juli 2017 aan de deken om advies heeft gevraagd om de email van klager van 26 januari 2017 in het geding te brengen en hiervan na een negatief advies van de deken achterwege heeft gelaten, maakt dit niet anders, nu verweerster in haar memorie van antwoord reeds uit die brief had geciteerd.

 

 

6          MAATREGEL

 

6.1      De raad acht oplegging van de maatregel waarschuwing passend en geboden.

 

 

7          GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

 

7.1      Aangezien de klacht gegrond wordt verklaard, moet verweerster het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

 

7.2      De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerster , gelet op artikel 48ac, eerste lid, onder a, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50,- aan reiskosten. De raad bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden overgemaakt naar het daartoe tijdig door klager aan verweerster opgegeven rekeningnummer.

 

7.3      De raad ziet eveneens aanleiding om verweerster, gelet op artikel 48ac, eerste lid, onder b, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000. De raad bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Nederlandse Orde van Advocaten door overmaking naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BESLISSING

 

 

De raad van discipline:

 

 

-             verklaart de klacht  in beide onderdelen gegrond;

 

-             legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;

 

-             veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van EUR 50,- aan klager;

 

-             veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van EUR 50,- aan klager, op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.2  bepaald;

 

-             veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.3 bepaald;

 

 

Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzitter, mrs. A.A.M. Schutte en A. Groenewoud , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2018.

 

 

 

Griffier                                                                 Voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

verzending

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 juli 2018

 

 

verzonden aan:

 

-  klager

-  verweerster

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant      

-  de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

rechtsmiddel

 

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

 

-  verweerster

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant      

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

 

a.               Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.               Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.               Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl