Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-12-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:189

Zaaknummer

16-495/DB/LI

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Voorzitter terecht geoordeeld dat klacht deels niet-ontvankelijk is wegens tijdverloop en dat raad niet bevoegd is om over het andere deel te oordelen omdat verweerder geen advocaat meer was in de periode waarin de verweten gedragingen plaatsvonden. Verzet ongegrond. 

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 5 december 2016

in de zaak 16-495/DB/LI

 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline van 1 juni 2016 op de klacht van:

 

                                                                   

                

klager

 

 

tegen:

 

 

                                                                    

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 2 februari 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Limburg  (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 25 mei 2016 met kenmerk K15-008, door de raad ontvangen op 26 mei 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      Bij beslissing van 1 juni 2016 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) met toepassing van artikel 46 g lid 1 sub a van de Advocatenwet de klacht deels niet-ontvankelijk verklaard en met toepassing van artikel 46 j lid 1 sub a Advocatenwet beslist dat de raad kennelijk onbevoegd is om van het andere deel van de klacht kennis te nemen, welke beslissing op 6 juni 2016 is verzonden aan klager.

1.4      Bij brief van 24 juni 2016, door de raad ontvangen op 27 juni 2016 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 17 oktober 2016 in aanwezigheid van klager. Verweerder is niet verschenen. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 24 juni 2016.

 

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

 

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

.                                   verweerder de belangen van klager in diverse procedures in de periode 2007 – 2015 niet naar behoren heeft behartigd.

3.2      De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager het niet eens is met de beslissing van de voorzitter, nu verweerder verantwoordelijk blijft voor zijn handelen.

 

4          BEOORDELING

                          4.1     De voorzitter heeft terecht overwogen dat het advocatentuchtrecht enkel van toepassing  is op advocaten die zijn ingeschreven op het tableau van de Nederlands Orde van Advocaten en dat het advocatentuchtrecht dan ook enkel van toepassing is op gedragingen van verweerder tot 6 oktober 2008, aangezien verweerder met ingang van 6 oktober 2008 niet meer staat ingeschreven op het tableau.

4.2     De voorzitter heeft voorts terecht overwogen dat ingevolge het bepaalde in artikel 46 g lid 1 sub a een klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Nu klager zich in februari 2015 met een klacht tot de deken heeft gewend is,  voor zover de klacht betrekking heeft op het handelen of nalaten van verweerder in de periode van juli 2007 tot 6 oktober 2008, meer dan zeven jaar verstreken.

                          4.3     De raad is kortom van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht met toepassing van artikel 46 g lid 1 sub a van de Advocatenwet niet-ontvankelijk verklaard voor zover deze betrekking heeft op het handelen of nalaten van verweerder in de periode van juli 2007 tot 6 oktober 2008. De voorzitter heeft voorts terecht met toepassing van artikel 46 j lid 1 sub a Advocatenwet beslist dat, voor zover de klacht betrekking heeft op gedragingen van verweerder in de periode  6 oktober 2008 tot 2 februari 2015, de raad kennelijk onbevoegd is om van de klacht kennis te nemen.

 

                          4.4     Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-       verklaart het verzet ongegrond

 

 

Griffier                                                                        Voorzitter

 

Aldus beslist door mr.  G.J.E. Poerink, voorzitter, en mrs. W.H.N.C. van Beek en N.M. Lindhout-Schot , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 december 2016.

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 5 december 2016

 

verzonden aan:

-  klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

 

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen deze beslissing, voor zover het verzet on gegrond is  verklaard, geen rechtsmiddel open.