Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-12-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2016:197
Zaaknummer
16-648/DB/OB
Inhoudsindicatie
Vast staat dat klager en de cliënte van verweerder van mening verschilden over de te voeren bestuursrechtelijke procedures. Een oordeel daarover is voorbehouden aan de rechter. De tuchtrechter heeft ter zake geen bevoegdheid. Dit is slechts anders indien vast staat dat de advocaat van de wederpartij de belangen van die wederpartij nodeloos heeft geschaad. Hiervan is in deze niet gebleken. De stelling van verweerder in zijn brief van 25 november 2015 dat de dreigementen van klager in diens brief van 20 november 2015 de schijn in zich dragen van een oneigenlijk middel als chantage dient te worden gezien in de context van de omstandigheden en is als zodanig niet als nodeloos grievend aan te merken. Evenmin is klagers privacy geschonden.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 12 december 2016
in de zaak 16-648/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brieven van 23 en 30 november 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 7 juli 2016 met kenmerk 48/15/151K, door de raad ontvangen op 11 juli 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 november 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken van 7 juli 2016, met bijlagen;
- de brief van verweerder van 20 oktober 2016;
- de brief van klager van 21 oktober 2016.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Aan klager is bij besluit van 23 januari 2014 door X een aanstelling voor de periode van 1 februari 2014 tot en met 31 januari 2015 verleend. Klager heeft op 5 maart 2014 een pro forma bezwaarschrift ingediend tegen de tijdelijkheid van de aanstelling. Klager heeft op 22 april 2014 aanvullende gronden van bezwaar ingediend. Klager stelde dat zijn bezwaar zich richtte tegen de eenzijdige aanstelling zonder zicht op een vast dienstverband. . Klager heeft in zijn brief van 22 april 2014 tevens bericht dat zijn bezwaar ook verband hield met een beroepsprocedure tegen zijn vorige werkgever, de gemeente N. Bij brief van 18 augustus 2014 heeft X aan klager bericht dat de bezwarenprocedure zou worden aangehouden in afwachting van de beroepsprocedure tegen N, met het verzoek X over de uitkomst daarvan te informeren. .
2.2 Op 18 juni 2014 is klager geconfronteerd met kritiek op zijn functioneren. Klager heeft zich in juni 2014 ziek gemeld. Op 13 augustus 2014 is klager vrijgesteld van arbeid voor de verdere duur van zijn dienstverband, hetgeen bij brief van 18 augustus 2014 schriftelijk is bevestigd. Klager heeft tegen de vrijstelling van arbeid beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland. Verweerder heeft zich bij brief van 2 september 2014 tot de rechtbank gewend met de vraag of de rechtbank de mening van X deelde dat de rechtbank niet bevoegd was om van het beroep van klager kennis te nemen, aangezien klager op grond van artikel 6:15 Algemene wet bestuursrecht (Awb) bezwaar had dienen in te stellen bij X. De griffier van de rechtbank Gelderland heeft bij brief van 7 oktober 2014 het beroep van klager doorgestuurd aan de bezwarenadviescommissie van X met het verzoek dit als bezwaarschrift in behandeling te nemen.
2.3 Op 2 januari 2015 heeft klager een nadere aanvulling op zijn bezwaartegen tegen het aanstellings- en het vrijstellingsbesluit gegeven en bij de rechtbank Gelderland een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen ingediend. Verweerder heeft op 13 januari 2015 namens X tegen het verzoek tot voorlopige voorzieningen verweer gevoerd. Het verzoek tot voorlopige voorzieningen is bij beslissing van 23 januari 2015 door de rechtbank afgewezen.
2.4 Klager heeft bij brief van 4 augustus 2015 in verband met zijn bezwaar tegen het aanstellingsbesluit een aangevulde versie van zijn brief van 2 januari 2015 toegezonden aan de bezwarenadviescommissie van X en deze verzocht een beslissing op bezwaar te nemen. Bij de rechtbank Gelderland is bij brief van 5 augustus 2015 door klager een beroep aanhangig gemaakt tegen het uitblijven van deze beslissing op bezwaar tegen de tijdelijke aanstelling. Ook de procedure tegen de vrijstelling van de werkzaamheden is aanhangig bij de rechtbank. De beide procedures werden gevoegd. Verweerder heeft namens het Dagelijks Bestuur van X bij brief van 26 augustus 2015 aan de rechtbank kopie gestuurd van een beslissing van 11 augustus 2015 van het UWV betreffende klagers Ziektewetuitkering. Ter zitting van 3 september 2015 van de voorzieningenrechter van de rechtbank is het beroep tegen het niet tijdig nemen van de beslissing op bezwaar tegen de tijdelijke aanstelling aangehouden in afwachting van de door het Dagelijks Bestuur van X te nemen beslissing, waarna het onderzoek ter zitting wegens wraking door klager werd geschorst. Bij uitspraak van 27 oktober 2015 heeft de voorzieningenrechter het verzoek van klager afgewezen.
2.5 Verweerder heeft op 1 oktober 2015 namens X een verweerschrift ingediend bij de bezwarenadviescommissie. Klager heeft bij brief van 2 oktober 2015 een klacht ingediend bij het Dagelijks Bestuur van X, stellende dat dit niet bevoegd was om het bezwaarschrift van klager te behandelen. Klager heeft zijn klacht bij brief van 21 november 2015 herhaald. Verweerder heeft bij brief van 25 november 2015 hierop gereageerd. Verweerder schreef onder meer het volgende : “Mijn cliënt betreurt het in hoge mate dat u uw ongenoegens op een dergelijke wijze manifesteert, aangezien daarmee geen enkel redelijk doel wordt gediend en uw dreigementen en potentiele claims ver af staan van de werkelijkheid. Bovendien dragen zij de schijn in zich van een oneigenlijk middel als chantage.”
2.6 Het bezwaar van klager is op 2 december 2015 door de bezwarenadviescommissie behandeld.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder misbruik heeft gemaakt van zijn positie en zich schuldig heeft gemaakt aan het schenden van een behoorlijke rechtsgang omdat hij een uitgebreid verweerschrift heeft gezonden aan de bezwaaradviescommissie van RR terwijl de bezwaarfase als bedoeld in de Awb voorbij was en deze commissie niet meer bevoegd was aangezien de procedure in de beroepsfase bij de rechtbank verkeerde;
2. verweerder klagers privacy heeft gezonden door stukken aan de rechtbank toe te sturen die betrekking hadden op klagers ziekte;
3. verweerder als advocaat van het bestuursorgaan RR in zijn brief van 25 november 2015 mede namens de bezwaaradviescommissie het standpunt van die commissie heeft verwoord;
4. verweerder een verkeerde stelling aangenomen/foutieve informatie heeft verschaft betreffende de toepassing van art 9:8 Awb. Een klacht is wel degelijk het geëigende middel;
5. verweerder geen goede uitleg heeft gegeven aan art 9:8 Awb door zijn cliënte te adviseren de klachten op basis van dit artikel niet te beantwoorden;
6. verweerder over het hoofd heeft gezien dat de zaak van klager bij de rechtbank aanhangig was;
7. verweerder zijn grieven tegen klagers stellingname in het beroepschrift niet heeft willen neerleggen bij de rechtbank, maar klager er ten onrechte toe heeft bewogen om de zaak door de bezwaaradviescommissie te doen behandelen.
8. verweerder foutieve informatie heeft verstrekt in zijn brief van 25 november 2015 over de beslistermijnen en ondermijnende adviezen aan klager heeft gegeven;
9. verweerder de term “chantage” heeft gebruikt.
3.2 Klager heeft ter toelichting op zijn klacht onder meer het volgende naar voren gebracht:
Verweerder dient te weten dat als klager verzoekt een zaak te voegen bij de rechtbank -met welke intentie dan ook- de commissie van bezwaar niet meer bevoegd is en dat het verstrekken van gegevens aan deze commissie onrechtmatig is. Verweerder had zijn cliënt aldus behoren te adviseren.
4 VERWEER
4.1 Verweerder is in diverse door klager aanhangig gemaakte ambtenarenrechtelijke procedures als advocaat-gemachtigde voor X opgetreden. Klager en X verschillen van mening over het verloop van een bezwaarschriftprocedure. Op verzoek van klager is zijn bezwaarschrift van 5 maart 2014 gedurende langere tijd niet behandeld. Klager is van mening dat dit bezwaarschrift deel is gaan uitmaken van een beroepsprocedure in een andere kwestie bij de rechtbank. X deelde deze mening niet en heeft het bezwaarschrift op 2 december 2015 behandeld. Verweerder heeft X in deze procedure bijgestaan. Er is geen sprake van misbruik van positie en schenden van een behoorlijke rechtsgang. Niet verweerder, maar X bepaalt de procedure ten aanzien van een commissie van bezwaar. Als klager het niet eens is met een beslissing van de commissie van bezwaar kan hij daartegen beroep instellen bij de rechtbank.
4.2 Toezenden van stukken maakt deel uit van een bezwaarschriftprocedure. Verweerder heeft enkel op de zaak betrekking hebbende stukken aan de Adviescommissie toegezonden. Verweerder heeft geen stukken uit een procedure in het kader van de Ziektewet aan de Adviescommissie toegezonden.
4.3 De brief van verweerder van 25 november 2015 had geen betrekking op de bestuursrechtelijke procedure, maar op de inhoud van de brief van klager van 21 november 2015. In deze brief had klager gedreigd met het indienen van klachten tegen de leden van de Adviescommissie en het instellen van diverse forse claims tegen X en de leden van de Adviescommissie.
4.4 Verweerder komt als advocaat de vrijheid toe om zijn cliënt te adviseren op de wijze waarop hij meent dat de wet- en regelgeving geïnterpreteerd moet worden. Het is aan de cliënt van verweerder dat advies al dan niet op te volgen en aan de bevoegde rechterlijke instanties om daarover te oordelen.
4.5 Het woord chantage in de brief van 25 november 2015 dient in de context van de brief te worden gezien. Verweerder heeft klager niet beschuldigd van chantage, maar aangegeven dat zijn handelwijze de schijn daarvan kon oproepen. Klager heeft in zijn brief van 21 november 2015 de schijn gewekt de in het vooruitzicht gestelde schadeclaims afhankelijk te maken van de al dan niet bereidheid van X om zaken daadwerkelijk in te trekken.
4.6 Verweerder heeft klager gewezen op het belang van goede juridische ondersteuning bij het voeren van procedures. Het staat klager vrij dit advies naast zich neer te leggen.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. In zijn algemeenheid worden uitlatingen van de advocaat van een wederpartij dan wel diens aanpak van de zaak door de andere partij vaak als onaangenaam ervaren. Dat betekent echter niet dat die advocaat de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond.
5.2 Uit de aan de raad overgelegde stukken noch uit hetgeen ter zitting van de raad naar voren is gebracht is gebleken dat verweerder de belangen van klager nodeloos heeft geschaad. Vast staat dat klager en de cliënte van verweerder van mening verschilden over de te voeren bestuursrechtelijke procedures. Een oordeel daarover is voorbehouden aan de rechter. De tuchtrechter heeft ter zake geen bevoegdheid. Dit is slechts anders indien vast staat dat de advocaat van de wederpartij de belangen van die wederpartij nodeloos heeft geschaad. Hiervan is in deze niet gebleken.
5.3 Naar het oordeel van de raad is evenmin gebleken dat verweerder zich nodeloos grievend jegens klager heeft uitgelaten. De stelling van verweerder in zijn brief van 25 november 2015 dat de dreigementen van klager in diens brief van 20 november 2015 de schijn in zich dragen van een oneigenlijk middel als chantage dient te worden gezien in de context van de omstandigheden en is als zodanig niet als nodeloos grievend aan te merken.
5.4 Ter zitting is gebleken dat klagers klachtonderdeel 2 ziet op verweer-
ders brief aan de rechtbank van 26 augustus 2015. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat het in die brief genoemde dossier betreffende klager niet aan de rechtbank werd gestuurd. Derhalve is er naar het oordeel van de raad evenmin sprake van schending van de klagers privacy.
5.5 De raad zal de klacht op grond van het bovenstaande in alle onderdelen ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond;
Aldus beslist door mr. M.M.T.Coenegracht, voorzitter, mrs. J.B. de Meester en P.J.W.M. Theunissen , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans- van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 december 2016.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 12 december 2016
verzonden aan:
- klager
- verweerder/verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant)
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl