Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-10-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:219

Zaaknummer

16-877/DH/DH

Inhoudsindicatie

Wrakingsbeslissing. Verzoek om wraking van de wrakingskamer. De wrakingskamer bepaalt dat het wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen.

Uitspraak

BESLISSING van 3 oktober 2016

in de zaak 16-877/DH/DH

van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (hierna: de raad) naar aanleiding van het verzoek om wraking van de wrakingskamer, ingediend door:

verzoekster.

1  De procedure

1.1  Bij de raad zijn drie klachten van verzoekster aanhangig dan wel aanhangig geweest met zaaknummers 16-292/DH/DH a, 16-292/DH/DH b en 16-292/DH/DH c. De plaatsvervangend voorzitter van de raad, [plv. voorzitter], heeft bij beslissingen van 15 augustus 2016 de klachten met zaaknummers 16-292/DH/DH a en 16-292/DH/DH c deels niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. In de zaak met nummer is 16-292/DH/DH b heeft [plv. voorzitter] bepaald dat een behandeling ter zitting van de raad zal plaatsvinden. Verzoekster is daarvan bij brief van 15 augustus 2016 op de hoogte gesteld.

1.2 Bij op 31 augustus 2016 ter griffie van de raad ingekomen verzoekschrift heeft verzoekster de wraking verzocht van [plv. voorzitter]. [Plv. voorzitter] heeft laten weten niet in de wraking te berusten.

1.3 Er is een wrakingskamer samengesteld, bestaande uit mr. M.F. Baaij, voorzitter, en de leden mrs. P.O.M. van Boven-de Groot en A.B. van Rijn. De datum voor de behandeling van het wrakingsverzoek is bepaald op 19 september 2016. Verzoekster is daarvoor deugdelijk opgeroepen.

1.4 Bij op 5 september 2016 ter griffie van de raad ingekomen verzoekschrift heeft verzoekster mr. Baaij verzocht zich uiterlijk vrijdag 9 september 2016 terug te trekken.

1.5 Bij op 14 september 2016 ter griffie van de raad ingekomen verzoekschrift heeft verzoekster de wraking verzocht van mr. Baaij.

1.6 De griffier van de raad heeft namens mr. Baaij bij brief van 15 september 2016 gemotiveerd aan verzoekster bericht aan het verzoek om zich terug te trekken geen gehoor te zullen geven.

1.7 Eveneens bij brief van 15 september 2016 heeft de griffier van de raad namens mr. Baaij aan verzoekster bericht dat de wrakingskamer ter zitting van 19 september 2016 een besluit zou nemen op de vraag of het wrakingsverzoek tegen mr. Baaij van 14 september 2016 in behandeling zou worden genomen.

1.8 Bij op 19 september 2016 ter griffie van de raad ingekomen verzoekschrift heeft verzoekster de wraking verzocht van mrs. M.F. Baaij, P.O.M. van Boven-de Groot, [tuchtrechter], [tuchtrechter] en A.B. van Rijn.

1.9 Verzoekster is niet op de zitting van 19 september 2016 verschenen.

2  Beoordeling van het wrakingsverzoek

2.1 Ingevolge artikel 512 Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van een partij elk van de tuchtrechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De artikelen 512 tot en met 519 Wetboek van Strafvordering zijn ingevolge artikel 47 Advocatenwet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de tuchtrechters van de raad.

2.2 Verzoekster heeft in haar verzoekschrift als gronden voor wraking van de voorzitter en leden van de wrakingskamer alsmede de twee leden van de raad die geen deel uitmaken van de wrakingskamer, [tuchtrechters], het volgende vermeld:

a) uit de brief van 15 september 2016 moet worden afgeleid dat de volle kamer, dan wel de volle kamer minus deze voorzitter, tevens de behandelend wrakingskamer is in de wrakingszaak tegen mr. Baaij. Aldus worden de geldende spelregels overtreden;

b) in het geval een andere kamer over het wrakingsverzoek van mr. Baaij gaat oordelen geeft die kamer blijk van schijn van partijdigheid/vooringenomenheid.

2.3 De raad is van oordeel dat verzoekster met het onderhavige verzoekschrift de bevoegdheid om wrakingsverzoeken in te dienen misbruikt. Artikel 2 van het wrakingsprotocol van de raad houdt de mogelijkheid in dat een wrakingsverzoek buiten behandeling wordt gesteld. In een dergelijk geval komt aan een wrakingsverzoek geen schorsende werking toe. De griffier van de raad heeft verzoekster bij brief van 15 september 2016 op de mogelijkheid gewezen, door aan te geven dat pas ter zitting van 19 september zou worden beslist of het wrakingsverzoek tegen mr. Baaij in behandeling zou worden genomen. Deze feitelijke mededeling van de griffier van de raad betreft niet een omstandigheid die de personen van de gewraakte rechters betreft en kan dus geen grond voor wraking vormen. De raad zal op de voet van artikel 2 lid 1 sub g van het wrakingsprotocol en onder verwijzing naar onder meer de uitspraken van het Hof van Discipline onder de nummers 5752, 6398 en 6399 bepalen dat (ook) het onderhavige wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen.

2.5 Nu aan de voorwaarde voor beoordeling van de wrakingsgrond onder b) niet is voldaan, wordt aan de beoordeling van deze wrakingsgrond niet toegekomen.

Beslissing

De wrakingskamer:

- bepaalt dat het wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.F. Baaij, voorzitter, en mrs. P.O.M. van Boven-de Groot en A.B. van Rijn, leden, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.M.C. van der Sanden en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2016.

 

Deze beslissing is in afschrift op 3 oktober 2016 verzonden aan