Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-11-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2016:227
Zaaknummer
16-308/DH/DH
Inhoudsindicatie
Beslissing op verzet. De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter de klacht terecht kennelijk ongegrond verklaard. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 21 november 2016
in de zaak 16-308/DH/DH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 25 mei 2016 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 19 november 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 31 maart 2016 met kenmerk K297 2015 dk/ksl, door de raad ontvangen op 31 maart 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 25 mei 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 26 mei 2016 is verzonden aan klager.
1.4 Bij brief van 3 juni 2016, door de raad ontvangen op 6 juni 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 19 september 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 3 juni 2016.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Bij e-mail van 20 mei 2015 heeft klager zich tot verweerder en diens kantoorgenote gewend. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder klager geadviseerd omtrent de mogelijkheden van een herroepingsprocedure tegen de arresten van het Gerechtshof Leeuwarden van 16 april 2013 en 1 april 2014.
2.2 Bij brief van 18 juni 2015 heeft verweerder laten weten in de door hem ontvangen stukken geen grond voor herroeping te zien.
2.3 Klager heeft bij e-mail van 21 juni 2015 op dit bericht van verweerder gereageerd en uiteengezet waarom herroeping van de arresten volgens hem wel mogelijk was.
2.4 Bij brief van 26 juni 2015 heeft verweerder zijn standpunt herhaald en aangekondigd over te zullen gaan tot sluiting van het dossier.
2.5 Bij e-mail van 5 juli 2015 heeft klager verweerder laten weten contact op te nemen met de Orde van Advocaten voor toewijzing van een advocaat.
2.6 Bij brief van 6 juli 2015 heeft verweerder klager bericht bij zijn standpunt te blijven.
2.7 Op 6 juli 2015 heeft klager de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland verzocht een advocaat aan te wijzen op grond van artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Klager werd vervolgens op 16 juli 2015 verwezen naar een andere advocaat. Ook deze advocaat heeft klager na bestudering van de stukken laten weten dat hij geen of te weinig kans van slagen zag.
2.8 Klager heeft verweerder bij e-mail van 15 oktober 2015 onder meer laten weten dat hij een klacht over hem wenste voor te leggen aan de klachtenfunctionaris van zijn kantoor.
2.9 Bij e-mail van 19 november 2015, aangevuld bij brief van 24 november 2015, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij tekort is geschoten in de behartiging van de belangen van klager. Verweerder heeft in de ogen van klager op onjuiste gronden negatief geadviseerd omtrent de mogelijkheden van een herroepingsprocedure. Volgens klager was een herroepingsprocedure wel mogelijk.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter niet kan verenigen.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager voor het verzet aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht kennelijk ongegrond verklaard. De raad heeft in het dossier en in hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geen aanknopingspunten gevonden die aanleiding zouden kunnen geven tot een conclusie in andere zin.
4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot en A.B. van Rijn, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 november 2016
Deze beslissing is in afschrift op 21 november 2016 verzonden.