Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-07-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2018:97
Zaaknummer
18-143/DB/LI
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Klager verwijt verweerder dat hij op onrechtmatige wijze de dienstverlening heeft beëindigd door kort voor het verstrijken van de appeltermijn te laten weten dat hij niet voor klager op zou treden. Door tijdens zijn vakantie een standaard mail te sturen en niet te laten weten dat hij niet voor klager zou optreden in hoger beroep, heeft verweerder onduidelijkheid laten bestaan. Dit is echter niet zo ernstig dat sprake is van een tuchtrechtelijk verwijt. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 16 juli 2018
in de zaak 18 – 143 / DB / LI
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline van 6 april 2018 naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brieven van 6 september en 25 oktober 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 22 februari 2018 met kenmerk K17-123, door de raad ontvangen op 23 februari 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 6 april 2018 heeft de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 10 april 2018 is verzonden aan klager.
1.4 Bij brief van 16 april 2018, door de raad ontvangen op 17 april 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 11 juni 2018 in aanwezigheid van klager. Verweerder heeft de raad bij brief van 1 mei 2018 bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 16 april 2018.
2 FEITEN
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: klager wil door de hele raad van discipline gehoord worden om zijn klachten tegen verweerder te onderbouwen.
4 BEOORDELING
4.1 Klager verwijt verweerder dat verweerder zijn rechtshulp aan klager op onrechtmatige wijze heeft beëindigd. Verweerder stelt dat hij klager steeds tijdens hun contacten duidelijk heeft gemaakt niet voor hem op te zullen treden. Uit het dossier blijkt ook niet van een door verweerder aanvaarde opdracht. Uit het dossier blijkt dat verweerder tijdens zijn vakantie op 7 augustus 2017 aan klager een e-mail heeft gezonden waarin aan klager wordt gevraagd om verweerder na diens vakantie te bellen voor een afspraak.. De raad begrijpt dat het daardoor voor klager niet duidelijk was dat verweerder niet voor hem wilde gaan optreden. Gelet op de lopende beroepstermijn zou het beter zijn geweest als verweerder klager al eerder schriftelijk had bericht niet voor hem op te willen treden en zo iedere onduidelijkheid had voorkomen. Dat verweerder dat niet heeft gedaan, is echter niet dusdanig ernstig dat het handelen van verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar is.
4.2 De raad is dan ook van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken, W.H.N.C. van Beek, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 juli 2018.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 16 juli 2018
verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.