Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-08-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:259

Zaaknummer

15-285

Inhoudsindicatie

In de tussenbeslissing wordt verweerder bevolen zijn urenspecificatie in het geding te brengen.

Uitspraak

Tussenbeslissing van 8 augustus 2016

in de zaak 15-285

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [naam]

[adres]

klaagster

tegen

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

gemachtigde:

mr. [K]

advocaat te [plaats]

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 26 april 2015 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 24 september 2015 met kenmerk K 15/44, door de raad ontvangen op 25 september 2015, heeft de deken van de  orde van advocaten in het arrondissement Gelderland  de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 maart 2016 in aanwezigheid van de gemachtigde van verweerder. Klaagster heeft de raad bij fax d.d. 6 maart 2016 laten weten dat zij om gezondheidsredenen niet bij de zitting aanwezig kon zijn. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    de brief met bijlagen d.d. 16 november 2015 van klaagster;

-    de brief met bijlage d.d. 15 maart 2016 van klaagster;

-    de brief met bijlagen d.d. 21 maart 2016 van mr. [K];

-    de brief met bijlage d.d. 1 april 2016 van klaagster.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster heeft een geschil met het Koninklijk Conservatorium (hierna: het KC) over de wijze waarop het KC de dochter van klaagster onderwijs heeft gegeven.

2.3    Op verzoek van de rechtsbijstandsverzekeraar van klaagster, DAS rechtsbijstand, heeft verweerder klaagster in de periode 4 april 2014 tot 7 december 2014 als advocaat bijgestaan.

2.4    Bij brief d.d. 21 mei 2014 heeft verweerder het volgende geschreven aan DAS rechtsbijstand: “(…….) De zaak van mevrouw [naam klaagster] jegens het Koninklijk Conservatorium is bij brief van 3 april jl. aan ons kantoor, meer specifiek aan ondergetekende uitbesteed. Het betreft een civiele zaak tegen het Conservatorium.

Inmiddels loopt echter ook een bezwaarprocedure bij een Bezwaarcommissie, de Landelijke Klachtencommissie voor het algemeen bijzonder onderwijs. Dat betreft aldus een andere instantie, reden waarom u bijgaand een declaratie aantreft met het verzoek voor voldoening zorg te dragen.

De civiele zaak wordt door mij voorbereid; het is afhankelijk van de uitkomst van de procedure bij de Bezwaarcommissie hoe de civiele zaak wordt doorgezet.”

2.5    Bij e-mail d.d. 29 oktober 2014 heeft verweerder klaagster het volgende bericht: “Geachte mevrouw [naam klaagster],

Alle documenten, zoals deze door u zijn aangeleverd op een usb-stick, worden doorgenomen. De, in deze, relevante documenten worden verwerkt in de concept-dagvaarding.

Zodra de concept-dagvaarding gereed is, zal deze aan u worden toegezonden.”

2.6    In haar e-mail d.d. 28 november 2014 heeft klaagster verweerder het volgende geschreven: “Goedenmorgen heer [naam verweerder],

Gisteren vernam ik van uw secretaresse dat u toch geen concept dagvaarding ging opstellen maar een verzoekschrift ging indienen bij de rechtbank voor een getuigenverhoor. Is het gezien de tijd (het is inmiddels al een jaar geleden) niet een idee om dit gelijktijdig te laten gebeuren met de behandeling van de procedure? Hoe langer het duurt, des te groter de kans dat kinderen het zich ‘niet meer helemaal’ herinneren….Jammer dat het zo lang duurt. (…….). Graag hoor ik van u.” Later die dag heeft klaagster verweerder nogmaals een e-mail gestuurd waarin zij schreef niet goed te begrijpen wat de reden is voor de verandering van strategie.

2.7    Op 4 december 2014 heeft klaagster verweerder per e-mail verzocht om te reageren op haar ‘mail van vorige week’.

2.8    Bij e-mail d.d. (vrijdag) 5 december 2014 berichtte verweerder klaagster het volgende: “Geachte mevrouw [naam klaagster],

Ik ben doende met het concept van het verzoek tot het doen van een voorlopig getuigenverhoor, maar nog niet tevreden over de eerste versie. Ik zend u aanstaande maandag in ieder geval een concept toe.

Prettig weekend.”

2.9    Bij e-mail d.d. 5 december 2014 heeft klaagster verweerder het volgende geschreven: “Geachte heer [naam verweerder],

Ik zou heel graag horen wat de reden is voor uw verandering van strategie……

Vriendelijke groet,”

2.10    Vervolgens heeft klaagster verweerder het volgende bericht in haar e-mail d.d. 7 december 2014: “Geachte heer [naam verweerder],

Ik wil dat u vandaag, morgen en daarna tot nader orde al het werk neerlegt, om drie redenen.

1.    er is sprake van een vertrouwensbreuk, omdat u niet ingaat op vragen/argumenten, daarnaast iets door wil zetten hetgeen ik niet wil, althans mogelijk niet wil, indien er 3 voldoende harde feiten zijn om een dagvaardingszaak te beginnen.

2.    er geen kosten gedeclareerd moeten worden door u m.b.t. een getuigenverhoor, indien niet vaststaat dat dat de eerste procesactie wordt. Dat staat nu niet vast.

3.    inconsistentie in uw procesactie keuzen, namelijk eerst opteert u voor dagvaarden, daarna ineens voor een getuigenverhoor, terwijl het dossier niet veranderd is, er geen nieuw feit is, zonder enige verklaring uwerzijds.

(……..)”

2.11    Bij de stukken bevindt zich een brief van DAS rechtsbijstand aan klaagster waarin DAS het volgende heeft geschreven:

“Geachte mevrouw [naam klaagster],

In dit dossier ontving ik een kopie van de brief van uw advocaat van 11 december 2014.

Uit deze brief blijkt dat uw advocaat van mening is dat er geen redelijke kans (meer) is het gewenste resultaat te bereiken. Op grond van de toepasselijke polisvoorwaarden wordt de rechtsbijstandverlening dan ook gestaakt.

Graag verneem ik van u of u inmiddels met mr. [naam verweerder] tot een ander besluit bent gekomen.”

2.12    Bij e-mail d.d. 7 april 2015 heeft klaagster verweerder verzocht om een urenspecificatie te mogen ontvangen van de door hem in haar dossier bestede tijd.

2.13    Verweerder heeft in reactie daarop bij e-mail d.d. 8 april 2015 klaagster het volgende laten weten: “DAS rechtsbijstand is in financiële zin opdrachtgever in de letselschadekwestie van uw dochter geweest. De financiële gang van zaken is conform de afspraken met DAS rechtsbijstand afgewikkeld. Naar mijn mening heeft u dan ook geen belang bij een urenspecificatie.”

2.14    In reactie daarop heeft klaagster verweerder, eveneens bij e-mail d.d. 8 april 2015 bericht dat zij de overeenkomst van opdracht buitengerechtelijk ontbindt wegens wanprestatie. Zij heeft daarin gesteld dat zij belang heeft bij ontvangst van de urenspecificatie voor de vaststelling van de omvang van de schadevergoeding.

2.15    Bij e-mail d.d. 13 april 2015 heeft de echtgenoot van klaagster verweerder verboden om correspondentie of andere stukken uit zijn dossier aan derden (waaronder DAS rechtsbijstand of een opvolgend advocaat) te verstrekken.

2.16    Klaagster heeft haar verzoek om een urenspecificatie nog twee maal herhaald aan verweerder, bij e-mails d.d. 14 april 2015 en 16 april 2015. Verweerder heeft klaagster bij e-mail d.d. 15 april 2015 verwezen naar zijn e-mail d.d. 8 april 2014.

2.17    Bij brief van 26 april 2015 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft  gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    zijn werk niet goed te doen;

b)    meer uren te hebben gedeclareerd dan hij feitelijk gewerkt heeft;

c)    te weigeren een urenspecificatie te overleggen;

d)    zijn geheimhoudingsplicht te schenden

e)    het belang van zijn cliënt te miskennen.

3.2    Ter toelichting op klachtonderdeel a) stelt klaagster dat hiermee bedoeld wordt dat verweerder weigerde een dagvaarding op te stellen en uit te brengen terwijl hij in een eerder stadium had toegezegd een bodemprocedure te zullen starten tegen het KC. Dit blijkt uit de e-mails van verweerder d.d. 29 oktober 2014 en 5 december 2014. In zijn reactie op de klacht d.d. 14 juli 2015 erkent verweerder dat het de bedoeling was om de uitkomst van de procedure bij de klachtencommissie te gebruiken voor de civiele claim. Het tweede aspect van klachtonderdeel a) is dat verweerder weigerde te communiceren over de verandering van strategie. Deze weigering blijkt uit de inhoud van e-mails tussen klaagster en verweerder d.d. 28 november 2014, 4 december 2014 en 5 december 2014.

3.3    Klaagster stelt dat het feit dat verweerder meer uren heeft gedeclareerd dan hij feitelijk gewerkt heeft tevens valsheid in geschrifte oplevert.

3.4    Ter toelichting op klachtonderdeel c) stelt klaagster dat zij herhaaldelijk verzocht heeft om de urenspecificatie en dat zij in haar e-mail d.d. 7 april 2014 gemotiveerd heeft waarom zij belang had bij ontvangst van de urenspecificatie.

3.5    Ter onderbouwing van het verwijt in klachtonderdeel d) wijst klaagster op de inhoud van de brief d.d. 14 juli 2015 van verweerder aan de deken, die zich bij de stukken bevindt. In deze brief schrijft verweerder dat hij op verzoek van DAS rechtsbijstand op 7 april 2015 het originele dossier heeft verzonden aan een opvolgend advocaat. Klaagster had verweerder echter uitdrukkelijk verboden om correspondentie of andere stukken uit haar dossier aan derden (waaronder DAS rechtsbijstand of een opvolgend advocaat) te verstrekken. Bovendien is een advocaat op grond van de gedragsregels voor advocaten verplicht tot geheimhouding.

3.6    Ter toelichting op klachtonderdeel e) stelt klaagster dat verweerder haar belang heeft miskend doordat hij niet direct is overgegaan tot het dagvaarden van het KC. Klaagster vraagt zich af of het werkelijk nodig was om een getuigenverhoor te entameren. Zelfs indien het gewenst zou zijn om aanvullend bewijs te vergaren middels het houden van een voorlopig getuigenverhoor dan had verweerder tegelijkertijd een dagvaarding kunnen opstellen en laten uitbrengen, aldus klaagster.

4    VERWEER

4.1    Verweerder stelt zich op het standpunt dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt treft.

4.2    Verweerder stelt dat hij in eerste instantie – op basis van de op dat moment door hem geraadpleegde stukken - met klaagster besproken heeft dat hij een concept dagvaarding zou opstellen. Na nadere bestudering van het complete dossier kwam hij tot het inzicht dat er onvoldoende bewijs voorhanden was om op een verantwoorde wijze tot dagvaarding over te gaan. Verweerder stelt dat klaagster zich niet kon vinden in die benadering en niet meer gewacht heeft tot verweerder de concept dagvaarding gereed had. Op 7 december 2014 heeft klaagster hem laten weten dat hij zijn werkzaamheden diende te staken. Het originele dossier heeft verweerder op verzoek van DAS rechtsbijstand verzonden aan de opvolgend advocaat mr. W. uit R.

4.3    Op basis van de hierboven in r.o. 4.2 geschetste feiten stelt verweerder dat hij niet heeft geweigerd een voorgenomen procesactie in te zetten maar dat hij heeft geadviseerd eerst een voorlopig getuigenverhoor te doen houden. Verweerder stelt dat hij evenmin geweigerd heeft te communiceren over de procedurele aanpak. Klaagster heeft hem verzocht zijn werkzaamheden neer te leggen op 7 december 2014.

4.4    Verweerder stelt dat hij heeft gedeclareerd conform de afspraken die zijn kantoor met DAS rechtsbijstand heeft gemaakt. Het klopt dat hij geen urenspecificatie heeft verstrekt omdat hij heeft opgetreden in opdracht en voor rekening van DAS.

4.5    Verweerder stelt dat hij zijn geheimhoudingsplicht niet heeft geschonden en dat naar zijn mening geen sprake is van miskenning van het belang van klaagster c.q. haar dochter.

5    BEOORDELING

ad klachtonderdeel a) en e)

5.1    Deze klachtonderdelen die beide betrekking hebben op de kwaliteit van dienstverlening lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.2    Voorop wordt gesteld dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

5.3    Klaagster heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder zijn werk niet goed heeft gedaan omdat hij, terwijl afgesproken was dat verweerder een dagvaardingsprocedure aanhangig zou maken, zonder daarover met haar te communiceren van strategie veranderde en ineens een voorlopig getuigenverhoor aanhangig wilde maken. Daarmee heeft verweerder klaagsters belang miskend.

5.4    De raad heeft de gemachtigde van verweerder na afloop van de mondelinge behandeling in de gelegenheid gesteld om bewijsstukken over te leggen van de communicatie tussen klaagster en verweerder in de periode 29 oktober 2014 tot 15 december 2014. De raad heeft verzocht om kopieën te mogen ontvangen van alles wat er in het dossier is gebeurd. Voorts heeft de raad de gemachtigde van verweerder verzocht om een kopie van de opdrachtbevestiging in het geding te brengen.

5.5    Uit het dossier en de nader ingediende stukken blijkt het volgende. Bij e-mail van 29 oktober 2014 heeft verweerder klaagster bericht dat hij alle door haar aangeleverde informatie zou verwerken in een concept dagvaarding. In de periode daarna heeft verweerder niet met klaagster gecommuniceerd over zijn beslissing om de strategie te wijzigen en eerst een voorlopig getuigenverhoor te entameren. Klaagster heeft diverse malen telefonisch contact gehad met het kantoor van verweerder. Uiteindelijk heeft de secretaresse van verweerder klaagster op 27 november 2014 bericht dat een voorlopig getuigenverhoor zou worden opgestart. Klaagster heeft vervolgens meerdere malen (28 november 2014 en 4 december 2014) per e-mail om opheldering gevraagd. Verweerder heeft hier niet op gereageerd. Verweerder heeft de strategiewijziging niet uitgelegd. Hoewel er op dat moment twee e-mails lagen van klaagster met een verzoek om uitleg heeft verweerder klaagster in zijn e-mail d.d. 5 december 2014 enkel meegedeeld dat hij bezig was met het opstellen van het concept verzoekschrift tot het houden van een voorlopige getuigenverhoor. Klaagster heeft vervolgens als reactie op dat bericht nogmaals gevraagd wat de reden was voor deze wijziging van strategie en of het niet beter was om het voorlopig getuigenverhoor parallel te laten lopen met de dagvaardingsprocedure. Ook hierop is door verweerder niet gereageerd waarna klaagster op 7 december 2014 de opdracht heeft ingetrokken.

5.6    Tot de professionele standaard van de beroepsgroep behoort het inschatten van de slagingskansen van een aanhangig te maken procedure, het wijzen op de verschillende mogelijkheden en de risico’s daarvan en het daarover informeren van de cliënt. Voorts is de advocaat gehouden belangrijke informatie en gemaakte afspraken schriftelijk aan de cliënt te bevestigen. Uit de hiervoor opgesomde feiten blijkt dat verweerder daarmee ernstig in gebreke is gebleven. De klachtonderdelen a) en e) zijn derhalve gegrond.

ad klachtonderdeel b) en c)

5.7    Vast staat dat verweerder klaagster ondanks haar verzoek daartoe geen urenspecificatie heeft verstrekt. Bij de stukken bevinden zich twee op naam van klaagster gestelde declaraties d.d. 8 april 2014 en d.d. 21 mei 2014 ieder ten bedrage van € 1.982,78 (incl. BTW). Uit de brief d.d. 3 april 2014 van DAS rechtsbijstand aan verweerder blijkt dat op de rechtsbijstandsverzekering van klaagster een kostenmaximum van € 12.500,00 (incl. BTW) van toepassing is. Klaagster heeft in haar e-mails d.d. 7 april 2015 en 8 april 2015 aan verweerder gemotiveerd aangegeven dat en waarom zij belang heeft bij het ontvangen van een urenspecificatie.

5.8    De raad is van oordeel dat de vraag of een cliënt die verzekerd is voor de kosten van rechtsbijstand recht heeft op een urenspecificatie afhankelijk is van de aard van de opdracht, de verhouding tussen partijen en het belang van de cliënt bij de urenspecificatie. Deze vraag dient derhalve te worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Mede gezien artikel 7:403 lid 2 BW zal de advocaat slechts bij uitzondering kunnen weigeren een urenspecificatie te geven.

5.9     De raad is van oordeel dat  in het onderhavige geval - waarin klaagster de opdracht aan verweerder heeft beëindigd en zich tot de verzekeraar moest wenden om een opvolgend advocaat in te schakelen, er nog een gerechtelijke procedure moest worden gestart, waarin naar alle waarschijnlijkheid (voorlopige) getuigenverhoren zouden moeten plaatsvinden en er een kostenmaximum van € 12.500,00 (incl. BTW) van toepassing was - verweerder gehouden was om aan klaagster op haar herhaald verzoek een urenspecificatie te verstrekken.  Klachtonderdeel c) is derhalve gegrond.

5.10    Met betrekking tot klachtonderdeel b) geldt dat, nu klaagster geen beschikking heeft over de urenspecificaties, zij niet in staat is (geweest) om haar klacht nader te onderbouwen en de raad niet in staat is (geweest) om de klacht te beoordelen.

5.11    De raad zal verweerder dan ook bevelen om binnen vier weken na dagtekening van deze beslissing deze specificaties aan de raad en aan klaagster te verstrekken waarna klaagster in staat wordt gesteld om binnen vier weken daarna klachtonderdeel b) nader te onderbouwen. Vervolgens kan verweerder op die nadere onderbouwing van de klacht binnen vier weken daarna reageren. De behandeling zal daartoe worden aangehouden en na ontvangst van de urenspecificaties en de schriftelijke reacties daarop van klaagster en verweerder zal de raad een eindbeslissing geven.

ad klachtonderdeel d)

5.12    Verweerder heeft gesteld dat hij op verzoek van DAS rechtsbijstand bij brief d.d. 7 april 2015 het originele dossier aan de opvolgend advocaat mr. W. te R. heeft gestuurd. Bij de stukken bevindt zich een e-mail d.d. 13 april 2015 van de echtgenoot van klaagster waarin deze verweerder mede namens klaagster verbiedt informatie uit het dossier van klaagster aan derden (waaronder DAS rechtsbijstand een opvolgend advocaat of een andere derde) te sturen.

5.13    De raad stelt voorop dat in beginsel alle van de cliënt aan de advocaat toevertrouwde informatie als vertrouwelijk dient te worden aangemerkt en dat daarop de uit de relatie advocaat-cliënt voortvloeiende geheimhoudingsplicht van toepassing is. Deze geheimhoudingsplicht gaat voor op verplichtingen van een advocaat jegens de derde (de rechtsbijstandsverzekeraar) die hem voor de zaak betaalt.

5.14    Het is echter gebruikelijk dat advocaten, die contracten hebben met rechtsbijstandsverzekeraars, die verzekeraars op de hoogte houden van het verloop van de dossiers die zij in behandeling hebben. Veelal staat in de polisvoorwaarden dat dit dient te gebeuren. Gelet op deze omstandigheid en op het feit dat klaagster pas nà 7 april 2015, namelijk in haar e-mail van 13 april 2015, klager uitdrukkelijk had verboden om dossierstukken aan derden te verstrekken, is de raad van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat hij op 7 april 2015 het dossier van klaagster aan de advocaat die het dossier zou overnemen heeft gestuurd. Klachtonderdeel d) is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    beveelt verweerder om binnen vier weken na dagtekening van deze beslissing de specificatie van de door hem gewerkte uren aan klaagster en aan de raad te verstrekken;

-    houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker en P.J.F.M. de Kerf, leden en bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 augustus 2016.

griffier    voorzitter