Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-08-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:255

Zaaknummer

15-475

Inhoudsindicatie

Verzet tegen voorzittersbeslissing op een klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit dienstverlening en het niet direct afgeven van het dossier na beëindiging opdracht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 8 augustus 2016

in de zaak 15-475

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 19 november 2015 op de klacht van:

mevrouw [naam]

[adres]

klaagster

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 4 juni 2015 heeft klaagster zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 20 oktober 2015 met kenmerk RvT 15-0197, door de raad ontvangen op 21 oktober 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 19 november 2015 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk  ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 november 2015 is verzonden aan klaagster.

1.4    Bij brief van 15 december 2015 door de raad ontvangen op 16 december 2015, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 maart 2016 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. [E], en verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 15 december 2015 en van de namens klaagster aangetekend verzonden brief d.d. 19 februari 2016 door de raad ontvangen op 22 februari 2016 met 14 bijlagen.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op, behoudens hetgeen hieronder in r.o. 2.2. is weergegeven.

2.2    Klaagster stelt dat de voorzitter ten onrechte heeft vastgesteld dat er tijdens de vakantie van verweerder regelmatig telefonisch of via what’s app contact is geweest tussen klaagster en verweerder of zijn kantoor. Er is, volgens klaagster, weliswaar contact geweest maar dit was nooit uitvoerig.

3    VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1    Klaagster stelt dat verweerder haar pas een week voor de hoorzitting heeft uitgenodigd voor een bespreking, terwijl hij al sinds 17 december 2014 haar dossier onder zich had. Klaagster stelt dat zij verweerder tijdens dat gesprek heeft meegedeeld dat zij het niet eens was met de aanpak van verweerder en dat zij niet wilde dat hij haar belangen zou behartigen. Volgens klaagster heeft verweerder daarop geantwoord dat hij zich niet meer kon terugtrekken omdat de hoorzitting bij het UWV een week later zou plaatsvinden.

3.2    Klaagster stelt dat verweerder ten onrechte haar vorige gemachtigde, mr. [E], de schuld geeft van alles. Klaagster stelt zich op het standpunt dat verweerder, althans zijn kantoor, haar dossier terug had moeten geven zodra zij dat vroeg.

3.3    Volgens klaagster heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door voor haar op te blijven treden ondanks haar mededeling dat zij hem niet als gemachtigde wilde en door haar dossier niet op haar eerste verzoek terug te geven.

3.4    BEOORDELING

De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

3.5    Ten overvloede overweegt de raad dat verweerder onder de gegeven omstandigheden, namelijk dat klaagster de eigen bijdrage ad € 823,00  nog niet had betaald, op dat moment, in eerste instantie, gebruik mocht maken van zijn retentierecht.

Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker en P.J.F.M. de Kerf, leden, bijgestaan door mr.  H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 augustus 2016.

griffier    voorzitter