Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-01-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:5

Zaaknummer

16-581/DB/OB

Inhoudsindicatie

Verweerder mocht in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij faillissement van klagers aanvragen. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van   9 januari 2017

in de zaak 16-581/DB/OB

 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline van  5 juli 2016 op de klacht van:

 

klagers

tegen:

 

verweerder

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 28 februari 2016 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Oost-Brabant  (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 20 juni 2016 met kenmerk 48|16|027K, door de raad ontvangen op 21 juni 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      Bij beslissing van 5 juli 2016 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 7 juli 2016 is verzonden aan klager.

1.4      Bij faxbericht d.d. 29 juli 2016 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 november 2016 in aanwezigheid van verweerder, vergezeld van zijn kantoorgenoot mr. B. Klagers zijn, zoals aangekondigd bij e-mailbericht aan de raad d.d. 11 november 2016, niet verschenen. Klagers gemachtigde is evenmin verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van:

-        de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-       het verzetschrift van klagers van 29 juli 2016;

-       het nagekomen e-mailbericht van klagers d.d. 11 november 2016. Ofschoon dit e-mailbericht na het verstrijken van de gestelde termijn van 14 dagen voor de zitting is ontvangen heeft de raad, mede gelet op het feit dat verweerder hiertegen geen bezwaar had, het e-mailbericht toegevoegd aan de stukken.

 

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klagers in verzet in zoverre niet opkomen. 

 

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

.                                   disproportioneel en metier onwaardig heeft opgetreden.

3.2      De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

de voorzitter de klacht niet goed heeft samengevat. De klacht richt zich immers niet tot het vraagstuk van het (al dan niet) buitenstatutair handelen door of namens BV X. Dat is een puur civielrechtelijke aangelegenheid en staat niet ter beoordeling van de tuchtrechter. De klacht richt zich tegen het disproportioneel en metier onwaardig optreden als advocaat door verweerder.

 

4          BEOORDELING

4.1     Klagers hebben gesteld dat de voorzitter de klacht verkeerd heeft opgevat, nu de klacht niet is gericht op het (zuiver civielrechtelijke) vraagstuk van het (al dan niet) buitenstatutair handelen door of namens BV X, maar tegen het disproportioneel en metier onwaardig optreden als advocaat door verweerder. Wat daar ook van zij, de raad is van oordeel dat de voorzitter het juiste beoordelingscriterium heeft gehanteerd en dat een andere formulering van de klacht niet tot een andere uitkomst leidt.

4.2     Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder zijn cliënte heeft bijgestaan in een gerechtelijke procedure die heeft geleid tot een uitvoer bij voorraad verklaard vonnis, waarbij de vordering van verweerders cliënte is toegewezen. Toen nakoming van het vonnis ondanks sommatie uitbleef heeft verweerder in opdracht van zijn cliënte het faillissement van klagers aangevraagd, nadat hij zijn voornemen daartoe had kenbaar gemaakt aan de advocaat van klagers.

4.3     De raad is van oordeel dat het verweerder in het kader van de behartiging van de belangen van zijn cliënte vrijstond om bij uitblijvende nakoming van het uitvoer bij voorraad verklaarde vonnis gebruik te maken van de middelen die zijn cliënte ten dienste stonden. Het door verweerder namens zijn cliënte ingediende verzoek tot faillietverklaring is door de rechtbank inhoudelijk beoordeeld en bij vonnis d.d. 15 maart 2016 toegewezen. Aan klagers stonden vervolgens rechtsmiddelen ten dienste om tegen de faillietverklaring op te komen, waarvan zij om hen moverende redenen kennelijk geen gebruik hebben gemaakt. Verweerder kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het feit dat hij op deze wijze uitvoering heeft gegeven aan de opdracht van zijn cliënte. De raad heeft in de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geen aanknopingspunten gevonden voor de juistheid van de stelling van klagers dat hen onevenredig nadeel is toegebracht.

4.4      De raad is kortom van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

 

4.5      Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-       verklaart het verzet ongegrond

 

Aldus beslist door mr.   P.H. Brandts, voorzitter, en mrs. S.A.R. Lely en A.L.W.G. Houtaklers, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 januari 2017.

 

 

 

Griffier                                                                                              Voorzitter

 

 

 

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 9 januari 2017

 

verzonden aan:

-  klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

 

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen deze beslissing, voor zover het verzet on gegrond is  verklaard, geen rechtsmiddel open.