Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-08-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:269

Zaaknummer

16-715

Inhoudsindicatie

Voorzitter oordeelt klachten over werkwijze advocaat wederpartij kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de raad van discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 31 augustus 2016

in de zaak 16-715

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 26 juli 2016 met kenmerk 16-0048/FH/dr, door de raad ontvangen op 27 juli 2016.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerder treedt sinds augustus 2015 op voor de wederpartij van klaagster in een geschil over achterstallige huurpenningen die klaagster verschuldigd zou zijn aan de cliënt van verweerder. Tevens behartigt verweerder de belangen van zijn cliënt in diens echtscheidingsprocedure met mevrouw [W], de gemachtigde van klaagster.

1.2    Op 17 september 2015 heeft verweerder namens zijn cliënt aan klaagster een brief gestuurd, waarin onder meer staat:

“In bovenvermelde zaak kreeg ik het verzoek mij verder tot u te richten.

Cliënt betwist enig bedrag verschuldigd te zijn uit hoofde van het vonnis van 23 juni 2004, dat overigens op dubieuze wijze tot stand is gekomen. Al in 2004 werd door cliënt ruim € 140.000,- betaald en dat is u bekend aangezien u de opdracht tot beslaglegging heeft gegeven. (…)

Voor zover u meent dat de “vaststellingsovereenkomst” welke cliënt niet bekend is en die hij niet heeft ondertekent, een zelfstandige betalingsverplichting zou scheppen is dat onjuist, de vordering hoefde maar eenmaal betaald te worden. (…) “

1.3    Bij brief van 15 oktober 2015 heeft klaagster aan verweerder een schikkingsvoorstel gedaan ten aanzien van de vermeende achterstallige huurpenningen.

1.4    Op 27 november 2015 heeft in het huurgeschil een kort geding plaatsgevonden tussen de cliënt van verweerder en klaagster. Klaagster heeft daarna beslag gelegd op de huurpenningen.

1.5    Bij brief van 9 februari 2016 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    officiële bewijsstukken van klaagster negeert, waardoor klaagster in diverse procedures wordt betrokken met de daarmee gemoeide onnodige kosten;

b)    niet reageert op brieven van klaagster;

c)    bewust feiten poneert of verdraait, waarvan hij weet dat deze onjuist zijn;

d)    op een onprofessionele wijze en niet integer werkt.

3    VERWEER

Op het gemotiveerde verweer van verweerder wordt hierna, voor zover relevant voor de beoordeling van de zaak, nader ingegaan.

4    BEOORDELING

4.1    Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klaagster. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

Hierbij dient in het oog te worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat deze cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen in de verschillende klachtonderdelen.

ad klachtonderdeel a) en c)

4.2    Gelet op de samenhang tussen deze klachtonderdelen ziet de voorzitter aanleiding om hierover gelijktijdig te oordelen.

4.3    Klaagster verwijt verweerder hierin dat hij vaststaande informatie uit officiële bewijsstukken stelselmatig bagatelliseert, negeert of verdraait en bewust onjuiste feiten poneert. Als voorbeeld noemt klaagster dat verweerder feiten zoals naam, burgerschap, informatie over het bedrijf van klaagster, of feiten die hem bekend kunnen zijn uit vonnissen of openbare bronnen, bewust onjuist weergeeft of weglaat. Zij verwijst in dit kader ook naar de (beweerdelijk) bewust onjuiste passage in de brief van verweerder van 17 september 2015, zoals is opgenomen onder de feiten. Daarin schrijft verweerder ten onrechte dat zijn cliënt niet bekend is met de vaststellingsovereenkomst, die door de cliënt is ondertekend en waarmee verweerder ook bekend is. Door zijn - mogelijk opzettelijke - slordige werkwijze veroorzaakt verweerder onnodig verwarring bij alle partijen en procedures. Daardoor wordt bij klaagster onnodig veel stress veroorzaakt  en wordt zij op kosten gejaagd omdat zij de onjuiste informatie weer recht moet zetten, aldus - telkens - klaagster.

4.4    Verweerder betwist dat hij feiten verdraait. De feiten waarop hij zich baseert zijn door verweerder onderzocht of hem door zijn cliënt meegedeeld. Ten aanzien van sommige details is wel eens misverstand ontstaan tussen verweerder en zijn cliënt, maar daardoor is nog geen sprake van verdraaiing van feiten. Evenmin is dat de oorzaak van de verschillende procedures geweest, aldus verweerder. Die procedures waren noodzakelijk door de bestaande geschillen tussen partijen, die niet in der minne konden worden opgelost.

4.5    Naar het oordeel van de voorzitter mocht verweerder als partijdige belangenbehartiger de stellingen en feiten namens zijn cliënt aanvoeren zoals hij dat heeft gedaan. In de juridische procedures is het aan de rechter om te oordelen over eventuele onjuistheden of slordigheden in de stellingen of feiten die partijen in de processtukken poneren, waarbij klaagster en haar advocaat gelegenheid hebben om vermeend onjuiste feiten of stellingnames van verweerder in processtukken of brieven gemotiveerd te betwisten. Niet is gebleken dat verweerder de vrijheid die hem toekomt heeft overschreden, want voor die overschrijding heeft klaagster onvoldoende gesteld. Mitsdien ontbreekt voor de verwijten in deze klachtonderdelen een voldoende feitelijke grondslag. Deze klachtonderdelen zijn dan ook kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.6    Klaagster verwijt verweerder dat hij niet heeft gereageerd op haar brief van 15 oktober 2015 met daarin een schikkingsvoorstel. Verweerder heeft uiteengezet waarom hij bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt het aangewezen oordeelde om, gelet op de daaraan voorafgaande vruchteloze correspondentie met klaagster en het uitblijven van betaling, niet te reageren op het voorstel van klaagster. Meer brieven leken weinig toegevoegde waarde te hebben, zodat verweerder in overleg met zijn cliënt een kort-gedingprocedure heeft gestart, aldus verweerder. Dit handelen acht de voorzitter, gelet op de vrijheid die verweerder hierin heeft, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel d)

4.7    Niet valt in te zien in welke zin verweerder in dezen een tuchtrechtelijk verwijt treft. Nu een feitelijke grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ontbreekt, oordeelt de voorzitter dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter:

verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. R.A. Steenbergen, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 31 augustus 2016.

griffier    voorzitter