Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-08-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2016:268
Zaaknummer
16-046
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond. Advocaat mag voor zichzelf optreden.
Uitspraak
Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
Van 19 augustus 2016
in de zaak 16-046
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 17 februari 2016 op de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 14 april 2015 heeft klaagster zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 22 januari 2016 met kenmerk RvT 15-0141, door de raad ontvangen op 25 januari 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 17 februari 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing aanvankelijk op 22 februari 2016, en na herstel van adressering, opnieuw op 29 februari 2016 is verzonden aan klaagster.
1.4 Bij brief van 24 maart 2016 door de raad per e-mail ontvangen op 25 maart 2016 en per post op 29 maart 2016, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 15 juli 2016 in aanwezigheid van verweerder. Klaagster is, ondanks behoorlijke oproeping, niet verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 24 maart 2016.
2. FEITEN EN KLACHT
Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.
3. VERZET
De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
verweerder misbruikt zijn positie als advocaat jegens klaagster door na beëindiging van hun relatie als advocaat voor zichzelf in de door klaagster tegen hem aanhangig gemaakte procedure op te treden. Volgens klaagster stelt hij zich in aanloop naar zittingen en tijdens zittingen bedreigend richting klaagster op door haar als advocaat te dreigen met langdurige kostbare procedures aan haar zijde en door haar fysiek op verschillende momenten te intimideren. Daardoor is sprake van een grote ongelijkwaardigheid van partijen, in het nadeel van klaagster.
4. BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Voor zover klaagster zich ook heeft bedoeld te beklagen over de in haar ogen bedreigende opstelling van verweerder jegens haar, kan de raad dat niet vaststellen nu klaagster deze stelling niet voldoende feitelijk heeft onderbouwd. Ook overigens heeft verweerder dat standpunt van klaagster ter zitting gemotiveerd betwist.
4.2 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond
Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. W.H. Kesler, G.E.J. Kornet, E.H. de Vries, P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 augustus 2016.
griffier voorzitter