Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-07-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:107

Zaaknummer

18-104/DB/OB

Inhoudsindicatie

Klacht terecht door voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 16 juli 2018 in de zaak 18-104/DB/OB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 3 april 2018 op de klacht van:

 

klaagster

 

tegen

 

verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 30 september 2017, ontvangen op 3 oktober 2017, heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2      Bij brief, met bijlagen, aan de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch (hierna: de raad) van 2 februari 2018, met kenmerk 48/17/136K, door de raad ontvangen op 8 februari 2018, heeft de deken    de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      Bij beslissing van 3 april 2018 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht met inachtneming van de artikelen 46g lid 1 sub a en 47b Advocatenwet niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op 5 april 2018 verzonden aan klaagster.

1.4      Bij brief, met bijlagen, van 13 april 2018, door de raad ontvangen op 17 april 2018, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 mei 2018 in aanwezigheid van verweerster. Klaagster is niet verschenen.

1.6         De raad heeft kennisgenomen van bovengenoemde beslissing van de voorzitter en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven. Ook heeft de raad kennisgenomen van bovengenoemd verzetschrift van klaagster. Verder heeft de raad kennisgenomen van klaagsters brief van 9 mei 2018, door de raad ontvangen op 15 mei 2018, waarin zij vraagt of verweerster op de zitting komt en meldt dat klaagster alleen naar de zitting komt als verweerster ook komt. De griffie heeft daarop bij brief van 17 mei 2018 geantwoord dat de raad van verweerster geen bericht heeft ontvangen of zij op 28 mei al dan niet aanwezig is en dat verweerster overigens niet verplicht is te verschijnen.

                        

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.      

 

 

3          VERZET

3.1     De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster het niet eens is met de afwijzing van haar klacht door voorzitter. Klaagster stelt dat haar klacht nieuw is en niets te maken heeft met de klacht waarop in 2011 door de raad is beslist. Verder stelt zij: “Alle onrechtmatig daad bewijs stukken over [verweerster],diefstal, zware misdrijf is pas aan de licht gekomen in nov 2012.”.

4          BEOORDELING

4.1      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter haar in de klacht terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard.

4.2      Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. L.G. de Haas en A.J.F. van Dok, leden, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2018.

 

 

 

Griffier                                            Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 juli 2018

 

verzonden aan:

-           klaagster

-           verweerster

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

 

 

Op grond van artikel 46j lid 4 en 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.