Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-01-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:23
Zaaknummer
16-996/DB/LI
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Verzoekster is er niet in geslaagd om financiële stukken over te leggen op grond waarvan de actuele financiële situatie van het kantoor kan worden vastgesteld Niet voldaan aan de verplichting ex artikel 6.5 lid 1 sub b van de Verordening op de Advocatuur. Gronden die hebben geleid tot schorsing voor onbepaalde tijd ex artikel 60b Advocatenwet zijn nog steeds aanwezig.
Inhoudsindicatie
Verzoek ex artikel 60b lid7 Advocatenwet afgewezen.
Inhoudsindicatie
.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 9 januari 2017
in de zaak 16-996/DB/LI
naar aanleiding van het verzoek van:
verzoekster
tot opheffing van de op verzoek van
deken
door de raad bij beslissing van 11 oktober 2016 aan verzoekster opgelegde schorsing voor onbepaalde tijd (bij de raad bekend onder referentienummer 16-809/DB/LI) en de daarbij opgelegde voorziening.
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 25 oktober 2016, door de raad ontvangen op 26 oktober 2016, heeft verzoekster bij de raad een verzoek ingediend tot opheffing van de bij beslissing van de raad van 11 oktober 2016 aan verzoekster opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk voor onbepaalde tijd en de daarbij getroffen voorziening
1.2 De griffier van de raad heeft bij brieven van 28 oktober 2016 verzoekster en de deken opgeroepen om te worden gehoord naar aanleiding van voormeld verzoek.
1.3 Het verzoek is achter gesloten deuren behandeld ter zitting van de raad van 7 november 2016 in aanwezigheid van verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de deken. De raad heeft ter zitting besloten en aan partijen medegedeeld de beslissing op het verzoek tot opheffing van de schorsing en getroffen voorziening voor onbepaalde tijd aan te houden en heeft verzoekster in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen 4 weken na de dag van de zitting de door de deken in diens brief van 9 juni 2016 verzochte financiële informatie, waaronder de definitieve jaarcijfers 2015, de kwartaalcijfers 2016 en een toelichting op de andere door de deken in voormelde brief geformuleerde vragen, aan de deken en aan de raad aan te leveren Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt, waarvan de griffier van de raad op 11 november 2016 een kopie aan beide partijen heeft toegezonden. De gemachtigde van verzoekster heeft per email en per post d.d. 5 december 2016 de financiële stukken van het kantoor van klaagster, met toelichting, aan de raad en aan de deken toegezonden. De deken heeft bij brief van 14 december 2016 gereageerd op de door de gemachtigde van verzoekster toegezonden stukken.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de gemachtigde van verzoekster van 25 oktober 2016, met bijlagen;
- de brief van de gemachtigde van verzoekster dd. 3 november 2016, met bijlagen;
- de brief van de gemachtigde van verzoekster van 5 december 2016, met bijlagen;
- de brief van de deken van 14 december 2016.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van het verzoek wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Bij beslissing van 11 oktober 2016 heeft de raad verzoekster met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd geschorst in de uitoefening van haar praktijk en bepaald dat verzoekster de deken toegang tot haar kantoor verleent en aan de deken op diens eerste verzoek de dossiers zij in behandeling heeft, de financiële boekhouding van haar kantoor en het overzicht van de kantoor- en derdengeldrekening overhandigt en zich voor het overige gedraagt naar de aanwijzingen van de deken.
2.2 Aan de beslissing van de raad heeft het volgende ten grondslag gelegen:
- het niet op orde hebben van de financiële zaken van het kantoor van verzoekster en het stelselmatig niet reageren op verzoeken van de deken om financiële informatie, zo ook niet op het verzoek van de deken van 9 juni 2016 om aanvullende financiële informatie, waaronder de definitieve cijfers over 2015 en de kwartaalcijfers over 2016;
- het onbetaald laten van opeisbare vorderingen;
- het niet reageren op tegen verzoekster ingediende klachten;
- het ontbreken van een adequate vervangingsregeling.
3 verzoek
3.1 Verzoekster verzoekt opheffing van de door de raad bij beslissing van 11 oktober 2016 aan haar voor onbepaalde tijd opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk en de daarbij getroffen voorziening.
Verzoekster heeft ter toelichting op haar verzoek het volgende naar voren gebracht:
3.2 De zaken die een rol speelden bij de beslissing van de raad zijn opgelost, ten gevolge waarvan de gronden die aan de beslissing ten grondslag hebben gelegen niet meer bestaan.
Verzoekster heeft met mr. X, advocaat te C., een tweetal overeenkomsten gesloten die zien op vervanging en waarneming.
Verweerster heeft de openstaande facturen, waarvan sprake was, betaald.
Verweerster heeft de deken in de klachtzaken die speelden inmiddels bericht.
De financiële zaken zijn, blijkens de brief van de accountant, op orde.
4 standpunt deken
4.1 Verzoekster heeft bij brief van 5 december 2016 een concept-saldibalans over 2015 en een concept winst- en verliesrekening over de periode van 1 januari - 15 november 2016 toegezonden. De saldibalans over 2015 betreft een globale conceptbalans die nog wijzigingen zal ondergaan. Over het jaar 2016 is slechts een globale winst- en verliesrekening ontvangen. De balansgegevens per 15 november 2016 ontbreken. Er is per 31 december 2015 sprake van een negatief eigen vermogen en een negatieve liquiditeitspositie.
4.2 De actuele financiële positie van het kantoor van verzoekster is niet vast te stellen omdat de balansgegevens van het jaar 2016 ontbreken. De aangeleverde stukken zijn incompleet en niet actueel. Aanlevering van actuele stukken wordt vertraagd, enerzijds doordat kennelijk de administrateur nog een groot openstaand bedrag van verzoekster heeft te krijgen en anderzijds doordat het onmogelijk blijkt om 2016 in de systemen te verwerken. Daarnaast is het overleg met de fiscus ten aanzien van oude aanslagen nog niet afgerond en wordt geen inzicht gegeven in de mogelijke belastingschuld over 2015. De stukken over 2016 zijn pas half november 2016 bij de administrateur aangeleverd die bovendien aangeeft door tijdsdruk niet meer te kunnen leveren dan hij heeft gedaan. Hetgeen thans wordt aangereikt wekt de indruk dat de financiële verantwoording niet serieus wordt genomen.
4.3 De financiële zorgen zijn niet weggenomen. Gezien het feit dat uit de voorlopige concept-balans 2015 blijkt dat er sprake is van een negatief eigen vermogen en een negatieve liquiditeitspositie blijven deze onverminderd bestaan. Er zijn geen termen aanwezig om het opheffingsverzoek te ondersteunen.
5 BEOORDELING
5.1 Voor opheffing van een ingevolge het bepaalde in artikel 60b lid 1 Advocatenwet opgelegde schorsing moet aannemelijk zijn dat de gronden die hebben geleid tot de schorsing niet meer aanwezig zijn. Ter beoordeling aan de raad ligt derhalve de vraag voor of de gronden die hebben geleid tot zijn beslissing van 11 oktober 2016 thans nog aanwezig zijn.
5.2 De raad heeft vastgesteld dat verzoekster in het opheffingsverzoek onvoldoende duidelijkheid had verschaft over de financiële situatie van het kantoor van verweerster. De raad onderkent dat verzoekster groot belang heeft bij opheffing van de schorsing en heeft verzoekster om die reden alsnog in de gelegenheid gesteld om de financiële situatie van het kantoor nader toe te lichten, door middel van het overleggen van de door de deken bij brief van 9 juni 2016 reeds verzochte financiële stukken en beantwoording van de door de deken in die brief gestelde vragen.
5.3 Verzoekster is er niet in geslaagd om financiële stukken over te leggen, op grond waarvan de actuele financiële situatie van het kantoor kan worden vastgesteld. Ingevolge het bepaalde in artikel 6.5 lid 1 sub b van de Verordening op de advocatuur is een advocaat gehouden om binnen zes maanden na afloop van een boekjaar de balans en de staat van baten en lasten op schrift te stellen. Vast staat dat verweerster aan voormelde verplichting, ondanks het feit dat zij daartoe voldoende in de gelegenheid is gesteld, thans nog niet heeft voldaan.
5.4 Nu verzoekster, alhoewel daartoe ter zitting van 7 november 2016 andermaal in de gelegenheid gesteld, nog steeds niet heeft voldaan aan de verplichting om tijdig de financiële gegevens aan te leveren, zoals bepaald in voormeld artikel en evenmin de overige door de deken bij diens brief van 9 juni 2016 verzochte financiële informatie heeft verstrekt, kan de raad tot geen ander oordeel komen dan dat de gronden die hebben geleid tot zijn beslissing van 11 oktober 2016 nog aanwezig zijn. Om die reden kan het verzoek tot opheffing van de schorsing en getroffen voorziening niet worden toegewezen.
BESLISSING
De raad van discipline:
wijst het verzoek ex artikel 60b lid 7 Advocatenwet af.
Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzitter, mrs. L.W.M. Caudri, P.J.W.M. Theunissen, J.B. de Meester en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2017.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 9 januari 2017
verzonden aan:
- de gemachtigde van verzoekster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand
Van deze beslissing staat hoger beroep open bij het Hof van Discipline voor:
- verzoekster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl
Het hoger beroep schorst niet de werking van de beslissing waartegen het is gericht.