Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-12-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:241

Zaaknummer

16-625/DH/RO

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat in hoedanigheid van curator. De gangbare praktijk is dat een curator zich met betrekking tot juridische kwesties wendt tot de advocaat van de failliet althans diens bestuurder en dat hij wanneer het praktische aangelegenheden betreft, rechtstreeks met de failliet althans diens bestuurder communiceert. Zo is het ook in het onderhavige geval gegaan. Als klaagster en haar gemachtigde zouden hebben gewild dat verweerder zich over alle aangelegenheden tot de gemachtigde van klaagster zou wenden, dan zouden zij hem dat hebben moeten berichten. Hij was daartoe op grond van de gedragsregels en artikel 11.1 van de praktijkregels voor curatoren die binnen INSOLAD zijn opgesteld, echter niet gehouden. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 12 december 2016

in de zaak 16-625/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 8 december 2015 heeft de gemachtigde van klaagster mede namens klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 22 juni 2016 met kenmerk R 2016/50 edl, door de raad ontvangen op 22 juni 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 oktober 2016 in aanwezigheid van verweerder, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde]. De gemachtigde van klaagster heeft kort voor de zitting nog een uitstel verzocht, op welk verzoek de raad afwijzend heeft gereageerd. Vervolgens heeft klaagster uitstel verzocht omdat zij wilde worden bijgestaan door haar gemachtigde. Ook op dit verzoek is door de raad afwijzend gereageerd.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49, lid 2 Advocatenwet.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 De gemachtigde van klaagster staat klaagster en de heer T. bij als advocaat.

2.2 Op 21 juli 2015 is de besloten vennootschap E. BV, voorheen handelend onder de naam W. BV, failliet verklaard, waarbij verweerder is benoemd als curator.

2.3 De enig aandeelhouder en bestuurder van E. BV is klaagster.

2.4 De heer T. is de enig aandeelhouder en bestuurder van klaagster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij rechtstreeks contact heeft opgenomen met de heer T., ondanks dat het hem bekend is dat de gemachtigde van klaagster als advocaat van de heer T. optreedt.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 Aanvankelijk was de klacht ingediend namens klaagster, alsmede door haar gemachtigde op persoonlijke titel. De gemachtigde heeft bij e-mailbericht van

4 november 2016 aan de raad de klacht ingetrokken voor zover deze door hemzelf op persoonlijke titel was ingediend. Namens klaagster is de klacht gehandhaafd. Gelet daarop is het bepaalde in artikel 47a, lid 2 Advocatenwet niet van toepassing. Hetgeen hierna wordt overwogen heeft enkel betrekking op de klacht voor zover deze is ingediend namens klaagster.

5.2 Ten aanzien van de klacht als zodanig stelt de raad voorop dat het in de artikelen 46 en volgende Advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, bijvoorbeeld als curator, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien een advocaat zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5.3 Het voorgaande betekent dat de vraag voorligt of verweerder zich bij de vervulling van zijn functie van zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. De raad beantwoordt deze vraag ontkennend.

5.4 Ter zitting is vast komen te staan dat de gangbare praktijk is dat een curator zich met betrekking tot juridische kwesties wendt tot de advocaat van de failliet althans diens bestuurder en dat hij wanneer het praktische aangelegenheden betreft, rechtstreeks met de failliet althans diens bestuurder communiceert. Zo is het ook in het onderhavige geval gegaan. Als klaagster en haar gemachtigde zouden hebben gewild dat verweerder zich over alle aangelegenheden tot de gemachtigde van klaagster zou wenden, dan zouden zij hem dat hebben moeten berichten. Hij was daartoe op grond van de gedragsregels en artikel 11.1 van de praktijkregels voor curatoren die binnen INSOLAD zijn opgesteld, echter niet gehouden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. T. Hordijk, M.F. Laning, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 december 2016.

 

Deze beslissing is in afschrift op 12 december 2016 verzonden.