Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-02-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:26
Zaaknummer
16-1133/DB/OB
Inhoudsindicatie
Aankondigen van vergaande rechtsmaatregelen waaronder het aanvragen van een faillissement bij (herhaalde) sommatie is in beginsel een geoorloofd drukmiddel. Niet gebleken dat hiervan op ongeoorloofde wijze gebruik is gemaakt. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 6 februari 2017
in de zaak 16-1133/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 13 december 2016 met kenmerk 48/16/107K, door de raad ontvangen op 15 december 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 De cliënte van verweerder, verder te noemen X, heeft op 19 februari 2016 een factuur ad € 11.283,44 aan klaagster toegezonden, met een overeengekomen betalingstermijn van 60 dagen. Op 20 april, 4 mei, 23 mei, 26 mei en 1 juni 2016 heeft telefonisch contact over de betaling van de factuur tussen X en klaagster plaatsgevonden. Op 7 juni 2016 heeft X klaagster schriftelijk gesommeerd om tot betaling over te gaan. Op 20 juni 2016 heeft X verweerder opdracht gegeven om tot incasso van de vordering van X op klaagster over te gaan.
1.2 Verweerder heeft op 20 juni 2016 een sommatiebrief aan X verzonden. Aan klaagster werd een termijn tot en met 22 juni 20116 om 12.00 uur gegeven om tot betaling van de openstaande factuur over te gaan. Verweerder heeft bij brief van 22 juni 2016 aan klaagster medegedeeld dat hij haar faillissement zou aanvragen indien de vordering ad € 11.283,44 vermeerderd met rente en kosten niet uiterlijk op 24 juni 2016 zou zijn voldaan. Hierna heeft X het factuurbedrag ad € 11.283,44 rechtstreeks aan X voldaan. Over de gevorderde rente en kosten is vervolgens tussen klaagster en X een geschil ontstaan. Er is geen faillissementsverzoek tegen X ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder per e-mail van 22 juni 2016 (aan drie werknemers en de administratie van klaagster) heeft aangekondigd het faillissement van klaagster te zullen aanvragen, indien een met een absurd en niet te verantwoorden bedrag aan rente en kosten verhoogde openstaande factuur niet uiterlijk op 24 juni 2016 betaald zou zijn, terwijl hij wist althans had moeten weten dat er geen enkele reden was om het faillissement aan te vragen en hij daarmee onnodig onrust heeft veroorzaakt bij de door hem benaderde werknemers. Verweerder heeft de faillissementsaanvraag als oneigenlijk pressiemiddel gebruikt en daardoor het vertrouwen in de advocatuur geschonden en onzorgvuldig gehandeld
3 VERWEER
3.1 Verweerder diende de belangen van zijn cliënte te behartigen. Het indienen van een faillissementsverzoek is een geoorloofd incasso instrument, mits hierbij de nodige zorgvuldigheid in acht wordt genomen. In deze is geen faillissementsverzoek ingediend, maar alleen aangekondigd voor het geval dat de openstaande factuur niet binnen de gestelde termijn zou worden voldaan. Daarop heeft klaagster de factuur voldaan en is geen faillissementsverzoek ingediend.
3.2 Verweerder heeft het dossier zorgvuldig behandeld. Hij heeft op alle mogelijk manieren toelichting gegeven over de grondslag van de vordering en de specificatie van de door X gevorderde bedragen.
3.3 Verweerder heeft de brief van 22 juni 2016 verstuurd aan de drie werknemers van klaagster die bemoeienis hadden gehad met de zaak van X. Verweerder had daarvoor alle reden, aangezien klaagster in het geheel niet had gereageerd op de eerste sommatiebrief van 20 juni 2016. Het was in het belang van X dat de personen die op de hoogte waren van de kwestie bekend werd dat X stond op directe betaling van de openstaande factuur.
3.4 Verweerder heeft in zijn tweede sommatiebrief gedreigd met een faillissementsaanvraag omdat hij op dat moment kennis had van meerdere door klaagster onbetaald gelaten vorderingen. Verweerder had immers nog twee andere incasso-opdrachten in behandeling, waarin klaagster ook pas na ontvangst van de sommatiebrieven slechts het factuurbedrag, zonder de wettelijke rente of kosten, heeft voldaan.
3.5 Verweerder heeft geen absurd hoge bedrage aan rente en kosten in rekening gebracht. De vordering is vermeerderd met een bedrag ad € 161,32 ter zake van wettelijke handelsrente, € 1.692,52 ter zake van incassokosten (15% van het factuurbedrag) Ingevolge de toepasselijke algemene voorwaarden is klaagster aansprakelijk voor de buitengerechtelijke incassokosten die X heeft moeten maken nadat klaagster in betalingsverzuim was komen te verkeren en verder is zij € 40,00 ter zake van dossierkosten verschuldigd.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht geldt als uitgangspunt dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij - voor de onderhavige beoordeling van belang - diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
4.2 Vaststaat dat verweerder op 20 juni 2016 van X opdracht heeft gekregen om tot incasso van de door klaagster onbetaald gelaten factuur van X dd.19 februari 2016 over te gaan. Verweerder heeft klaagster op 20 juni 2016 gesommeerd om uiterlijk op 22 juni 2016 om 12.00 uur tot betaling van de onbetaald gebleven factuur, vermeerderd met rente en kosten, over te gaan. Toen betaling uitbleef, heeft verweerder op 22 juni 2016 een tweede sommatiebrief met aanzegging van een faillissementsaanvraag aan klager verzonden.
4.3 Het staat een advocaat vrij om bij een (herhaalde) sommatie te stellen dat bij uitblijven van betaling vergaande rechtsmaatregelen, waaronder het aanvragen van een faillissement, zullen worden getroffen. Dat hiermee wordt beoogd om druk op de debiteur te zetten is evident en het is begrijpelijk dat dit door de debiteur als onaangenaam wordt ervaren. Dit betekent echter niet dat er sprake is van een ongeoorloofd pressiemiddel.
4.4 Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld en op een ongeoorloofde wijze gebruik heeft gemaakt van het incassomiddel van aanzegging van een faillissementsaanvraag. Verweerder heeft, nadat X al meerdere malen telefonisch en schriftelijk om betaling van de factuur had verzocht, klaagster schriftelijk gesommeerd om tot betaling over te gaan. Het is begrijpelijk dat verweerder, toen betaling opnieuw uitbleef, in het belang van zijn cliënte, door middel van een faillissementsaanvraag druk heeft uitgeoefend op klaagster. Verweerder heeft aldus gehandeld in het belang van zijn cliënte, zonder dat hij daarbij de grens die hem jegens klaagster als wederpartij van zijn cliënte vrijstond heeft overschreden. Ten aanzien van de stelling van klaagster dat verweerder namens zijn cliënte een absurd en niet te verantwoorden bedrag aan rente en kosten heeft gevorderd, overweegt de voorzitter dat dit een civiele kwestie tussen klaagster en X betreft ter zake waarvan de tuchtrechter geen beoordelingsbevoegdheid toekomt.
4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 6 februari 2017.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 9 februari 2017
verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.
Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager/klaagster, verweerder/verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,
Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.
De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.
Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:
a. Per post
Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.
Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:
Postbus 1190, 4801 BD Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda
c. Per fax
Het faxnummer van de raad van discipline is
088-2053737
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.
Informatie ook op raadvandiscipline.nl