Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-02-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:25
Zaaknummer
15-261/DB/OB en 15-262/DB/OB
Inhoudsindicatie
Klagers verwijten verweerders tegenstrijdige belangen te behartigen door voor X B.V. op te treden tegen klagers, terwijl klagers met X B.V. gemeenschappelijke ontwikkelingsprojecten hebben gehad waardoor verweerders over veel voor de familiaire samenwerking relevante kennis van feiten beschikken, die zij mede voor rekening van klagers hebben verkregen en nu tegen klagers kunnen gebruiken. Niet vast komen te staan dat verweerders ooit voor klagers hebben opgetreden.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 13 februari 2017
in de zaken 15-261/DB/OB en 15-262/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
tegen:
verweerders
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 28 april 2015 heeft de gemachtigde van klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant namens klagers een klacht ingediend over verweerders.
1.2 Bij brief aan de raad van 7 augustus 2015 met kenmerk 48-15-046K, door de raad ontvangen op 12 augustus 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is voor het eerst behandeld ter zitting van de raad van 7 december 2015 in aanwezigheid van klagers sub 3 en 4, beiden mede namens klagers sub 1 en 2, de gemachtigde van klagers en verweerders . Van deze behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 Bij beslissing van 11 januari 2016 heeft de raad de klacht naar de deken terugverwezen voor nadere schriftelijke instructie, in die zin dat partijen gelegenheid is geboden alsnog een conclusie van repliek respectievelijk dupliek te nemen.
1.5 Nadat deze conclusies waren genomen, is de mondelinge behandeling voortgezet ter zitting van de raad van 19 december 2016 in aanwezigheid van klagers sub 3 en 4, beiden mede namens klagers sub 1 en 2, de gemachtigde van klagers, en verweerders. Ook van die behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft, voorafgaand aan de behandeling ter zitting, kennis genomen van de stukken genoemd in de beslissing van 11 januari 2016 en van de brief van de deken van 24 maart 2016 met als bijlagen de conclusie van repliek met bijlagen van 11 februari 2016 van de gemachtigde van klagers en de conclusie van dupliek met bijlagen van 3 maart 2016 van verweerders. De raad heeft daarnaast kennis genomen van de door de gemachtigde van klagers op 1 december 2016 nog nagezonden stukken.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerder sub 1 treedt op als advocaat van X B.V. Verweerder trad in de periode gelegen voor 1 augustus 2016 eveneens op als advocaat van X B.V. X B.V. is in een zakelijk geschil verwikkeld met klaagster sub 1. Klaagster sub 1 heeft in 2014 twee procedures aanhangig gemaakt tegen X B.V. In de kern samengevat vorderen partijen in die procedures over en weer geld van elkaar. Onderwerp van geschil is de vraag of er een mondelinge of schriftelijke overeenkomst tussen X B.V. en klager sub 1 is ter zake van een aantal specifiek genoemde projecten en, zo ja, welke verplichtingen over en weer voor partijen uit deze overeenkomst voortvloeien en zo nee, welke verplichtingen in dat geval over en weer voor partijen bestaan op grond van (onder meer) onverschuldigde betaling in verband met prestaties uit het verleden die in dat geval zonder recht of titel zijn gedaan. Beide procedures zijn aangehouden in afwachting van het advies van een door de partijen ingeschakelde bindend adviseur.
2.2 In juli 2014 heeft de gemachtigde van klagers verweerders, kort gezegd vanwege conflicterende belangen, verzocht zich als advocaten terug te trekken. Nadat verweerders te kennen hadden gegeven dit niet te zullen doen, heeft de gemachtigde van verweerders een dekenadvies ingewonnen.
2.3 In zijn brief van 14 oktober 2014 heeft de waarnemend deken vervolgens geconcludeerd dat het zijns inziens aan verweerders vrijstaat om voor X B.V. op te treden in het geschil met klaagster sub 1, omdat klaagster sub 1 geen cliënt is geweest van het kantoor van verweerders. Klagers zijn het met dit standpunt niet eens en hebben zich derhalve met de onderhavige klacht tot de deken gewend.
3 KLACHT
3.1 1. De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij in strijd met het bepaalde in gedragsregel 7 lid 2 conflicterende belangen hebben behartigd en dat nog steeds doen, waarbij van belang is dat:
- verweerders vele jaren mede de belangen van klagers met betrekking tot de diverse gemeenschappelijke ontwikkelingsprojecten hebben behartigd,
- verweerders over veel voor de familiaire samenwerking relevante kennis van feiten beschikken, die zij mede voor rekening van klagers hebben verkregen, terwijl verweerders vervolgens in de familievete de belangen van de heer A. alsmede die van het samenwerkingsverband zijn gaan behartigen en zij in de thans lopende procedures uitwijden over allerlei zaken en omstandigheden betreffende de vennootschappen van klagers, het samenwerkingsverband en de heer A,
- verweerders, in ieder geval mr. B, eerst vele jaren achtereen de belangen van klagers en de heer A. gezamenlijk hebben behartigd en zich vervolgens in de thans lopende, onderlinge diepgaande geschillen nadrukkelijk gaan opstellen als advocaten voor de heer A en daarmee tegen klagers,
- verweerders hun optreden tegen klagers in het familiegeschil, waarbij grote financiële belangen spelen, niet hebben gemeld,
- het optreden van verweerders in het familiegeschil tegen klagers niet te verenigen is met het feit dat zij persoonlijk partij zijn geworden in de geschillen met klagers die verband houden met de voorheen bestaande positie als advocaat voor het samenwerkingsverband en dus mede voor klaagster sub 1.
3.2 2. Voorts hebben verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld en blijkbaar ook willen handelen doordat zij in strijd met de door hen afgelegde eed/belofte bezig zijn en blijkbaar ook bezig willen zijn met zaken te verdedigen waarvan zij in gemoede niet kunnen geloven dat deze rechtvaardig zijn.
3.3 Daartoe stellen klagers, kort en zakelijk weergegeven, als volgt.
Ad 1. Ten behoeve van het aankopen, uitwerken, ontwikkelen en realiseren van projecten is tussen enerzijds klaagster sub 1, thans vertegenwoordigd door klagers sub 3 en 4, en anderzijds X B.V. een samenwerkingsverband aangegaan. Bestuurder van X B.V. is Y B.V. A. is bestuurder van Y B.V. X B.V. vormt het ‘omhulsel’ van dit samenwerkingsverband dat juridisch binnen X B.V. wordt uitgeoefend. Daarbij komt dat zich in X B.V. gezamenlijke eigendommen van X B.V. en klaagster sub 1 bevinden. Vanwege onoverbrugbare meningsverschillen over de ten behoeve van het samenwerkingsverband gemaakte financiële en commerciële afspraken heeft klaagster sub 1 in 2014 twee procedures tegen X B.V., als juridisch vertegenwoordiger van het samenwerkingsverband, aanhangig gemaakt. Verweerders verrichten al jarenlang werkzaamheden voor X B.V. Doordat verweerders het samenwerkingsverband hebben bijgestaan en daarvoor werkzaamheden hebben verricht en verrichten, worden zij geacht mede de belangen van onder meer klaagster sub 1 te behartigen. Verweerders brengen hun declaraties ten behoeve van het samenwerkingsverband volledig ten laste van X B.V. Conform interne afspraak tussen X B.V. en klaagster sub 1 komt de helft daarvan voor rekening van klaagster sub 1. Aangezien verweerders niet bereid waren op verzoek van klagers terug te treden als advocaten van X B.V., hebben klagers de deken om advies gevraagd, dat de waarnemend deken bij brief van 14 oktober 2015 heeft gegeven. Anders dan het advies van de deken, stellen klagers dat verweerders niet meer voor X B.V. kunnen optreden aangezien verweerders voortdurend en structureel bijstand hebben verleend aan de samenwerking van klagers en X B.V. Aangezien die samenwerking is ondergebracht in X B.V. zijn verweerders ook voor klaagster sub 1 gaan optreden. Verweerders beschikken over vertrouwelijke of zaaksgebonden informatie, die van belang is of kan zijn in de procedure tegen klagers. Verweerders hebben namelijk diepgaande en belangrijke studies gemaakt en moeten maken van zeer zeker ook de in X B.V. ingebrachte gezamenlijke projecten teneinde de vele adviezen ten behoeve van de samenwerking te kunnen geven. Voorts weten verweerders op grond van de jarenlange werkzaamheden voor de samenwerking dat de declaraties van verweerders tussen de samenwerkende partners bij helfte werden verdeeld.
Ad 2. (De indirect bestuurder van) X B.V. verbergt voor de bindend adviesprocedure relevante gegevens en heeft namens het samenwerkingsverband financiële zaken gedaan die naar alle waarschijnlijkheid ten nadele van het samenwerkingsverband en dus van klagers zijn. Verweerders wisten van deze praktijken af, omdat zij als advocaten direct betrokken zijn bij (het maken van de afspraken ten overstaan van de bindend adviseur ter zake) het aanleveren van de bankgegevens en de financiële administratie aan de bindend adviseur. Over het onleesbaar maken van vele honderden bankmutaties door (de indirect bestuurder van) X B.V. zal ongetwijfeld vooraf overleg zijn geweest met verweerders. Door de gedragingen van verweerders in de rechtbankprocedure en in het overleg met de bindend adviseur zijn verweerders persoonlijk onderdeel van het geschil tussen X B.V. en klaagster sub 1 geworden doordat verweerders thans ook nog als advocaten voor het samenwerkingsverband optreden.
4 VERWEER
4.1 Verweerders stellen zich primair op het standpunt dat de klachten van klagers tardief zijn, nu deze pas op 28 april 2015 zijn ingediend. Dat is bijna 8 jaar na aanvang van de eerste procedure waarin verweerders tegen klaagster sub 2 hebben opgetreden, bijna 15 maanden nadat klagers vernamen dat verweerders tegen een van hen optraden en 6,5 maand na het advies van de deken.
4.2 Subsidiair stellen verweerders zich op het standpunt dat klager sub 3 en klager sub 4 niet-ontvankelijk zijn omdat zij geen eigen belang bij de ingediende klachten hebben en zij zich ten onrechte vereenzelvigen met klager sub 1 en klaagster sub 2.
4.3 Ten aanzien van de inhoud van klachten stellen verweerders als volgt.
Ter zake klacht 1 nemen zij het standpunt in dat gedragsregel 7 lid 2 niet van toepassing en niet geschonden is, omdat geen sprake is geweest van de behartiging van belangen van twee of meer partijen. Kort en zakelijk weergegeven, voeren verweerders ter onderbouwing van dit standpunt aan dat enkel X B.V. opdrachtgever en cliënte van verweerders was en is. Klagers zijn nooit (mede-)opdrachtgevers en/of cliënten van verweerders geweest. Verweerders hebben enkel werkzaamheden verricht namens en ten behoeve van X B.V. en hebben ook enkel de belangen van X B.V. behartigd. Verweerders hebben nooit werkzaamheden verricht namens of ten behoeve van één of meer klagers en dat is ook nooit de bedoeling geweest. Verweerders hebben nooit facturen aan klagers gericht. Alle facturen van verweerders zijn steeds enkel gericht geweest aan X B.V. en zijn ook steeds door X B.V. betaald. Tussen klagers en verweerders is nooit een vertrouwensband geweest. Er is derhalve geen sprake van het door klagers gestelde belangenconflict. Sterker nog, verweerders en klagers hebben nooit enig contact met elkaar gehad, zodat er ook geen vertrouwensband kan zijn ontstaan. Verweerders kennen klagers enkel als wederpartij van X B.V. in procedures waarin verweerders voor X B.V. optreden.
4.4 Verweerders hebben nooit opgetreden voor het door klagers als zodanig aangeduide samenwerkingsverband. Onduidelijk blijft wat klagers hiermee bedoelen. Dit samenwerkingsverband is in ieder geval geen separate rechtspersoon of personenvennootschap. De samenwerking tussen partijen, waaraan klagers refereren, komt er volgens verweerders hooguit op neer dat (contracts)partij X B.V. een vastgoedproject ontwikkelt en daartoe alle initiatieven neemt en de gehele uitvoering voor haar rekening neemt en dat klager sub 1 als (contracts)partij de financiering daarvoor verstrekt. Het betreft daarmee de afspraken tussen X B.V. en klager sub 1 over bepaalde projecten. Het heeft verder geen zelfstandige betekenis. Er zijn geen projecten of een samenwerkingsverband ‘ingebracht’ in X B.V., waarbij klagers niet duidelijk maken wat zij bedoelen met ‘ingebracht’. Of er daadwerkelijk een of meer overeenkomsten zijn, is onderwerp van geschil in de procedures. Daarin stellen beide partijen zich subsidiair overigens op het standpunt dat er helemaal geen overeenkomsten zijn tussen partijen. Bij de ontwikkeling van vastgoedprojecten wordt in de praktijk met grote regelmaat tussen partijen samengewerkt en worden in dat kader overeenkomsten zoals financieringsovereenkomsten gesloten. Dat betekent echter niet dat de advocaat van één van de contractspartijen daardoor ook advocaat van de andere betrokken contractspartijen wordt. Dat is nooit de bedoeling van partijen geweest en verweerders zijn daarmee ook nimmer akkoord gegaan. Daarbij is overigens niet relevant of één van de klagers wellicht van de werkzaamheden van verweerders heeft geprofiteerd. Dat is immers niet het criterium. Het gaat er om of verweerders voor klagers hebben opgetreden en de belangen van klagers hebben behartigd. Dat is niet het geval, zodat geen sprake is van overtreding van gedragsregel 7 lid 2.
4.5 Dat X B.V. kennelijk met klaagster sub 1 de afspraak had dat de facturen van verweerders voor 50% aan klaagster sub 1 zouden worden doorbelast, maakt dat niet anders. Eventuele onderlinge verrekening van facturen maakt klaagster sub 1 immers niet tot cliënt van verweerders. Voorts is ook niet relevant dat klaagster sub 1 samen met X B.V. een klein deel van de grond in gezamenlijk eigendom bezit. Voor de door verweerders in opdracht van X B.V. verrichte werkzaamheden was de eigendomssituatie namelijk helemaal niet relevant. Verweerders waren daarmee ten tijde van de uitoefening van hun werkzaamheden ook helemaal niet bekend. Verweerders hebben altijd enkel contact gehad met X B.V. Verweerders hebben nimmer voor (één van) klagers opgetreden en hebben dus ook nimmer de belangen van (één van) klagers behartigd. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake.
4.6 Verweerders betwisten dat klagers hen vertrouwelijke informatie hebben verstrekt. Verder betwisten zij de stelling van klagers dat zij ‘automatisch’ mede de belangen van klager sub 1 behartigen door het enkel behartigen van de belangen van X B.V.
Met betrekking tot klacht 2 betwisten verweerders dat sprake is van onrechtmatige winstuitkeringen, dat verweerders daar kennis van hebben gehad en dat deze ‘onder hun ogen’ hebben plaatsgevonden. Als al sprake van dergelijke uitkeringen zou zijn geweest, geldt dat de feitelijke gedragingen van de cliënt niet aan de advocaat kunnen worden toegerekend. Voorts betwisten verweerders de stelling van klagers dat zij X B.V. hebben geadviseerd zich op de door klagers gestelde wijze op te stellen. Ten slotte betwisten verweerders dat zij, zoals klagers stellen, persoonlijk partij zijn geworden bij het geschil.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerders stellen zich primair op het standpunt dat de klachten tardief en om die reden niet-ontvankelijk zijn. Uit artikel 46g Advocatenwet volgt dat een klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard indien deze wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennis genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Door verweerders zelf wordt aangegeven dat klagers hun klachten hebben ingediend bijna 15 maanden nadat zij vernamen dat verweerders tegen hen optraden. De termijn van drie jaren bedoeld in artikel 46g Advocatenwet was derhalve ten tijde van het indienen van de klachten nog niet verstreken. De klachten zijn derhalve niet tardief, zodat het beroep op niet-ontvankelijkheid van de klachten wordt gepasseerd.
5.2 Verweerders stellen zich subsidiair op het standpunt dat klagers sub 2 en 3 niet-ontvankelijk zijn aangezien zij zich ten onrechte vereenzelvigen met klaagster sub 1 en zij geen eigen belang bij de klachten hebben. Klagers hebben dit verweer van verweerders niet gemotiveerd weersproken. Overigens is de enkele stelling van klagers ter mondelinge behandeling van 7 december 2015, dat, zoals klagers dat noemen, de klagers sub 3 en 4 ‘de poppetjes behorend bij klagers sub 1 en 2’ zijn, volstrekt onvoldoende ter onderbouwing van een eigen belang van klagers sub 3 en 4 bij de klachten. Ten aanzien van klaagster sub 2 hebben klagers geen enkele (relevante) toelichting met betrekking tot een eigen belang bij de klachten gegeven. Aangezien klagers daarmee niet hebben gesteld - en overigens ook anderszins niet is gebleken - dat de klaagster sub 2 en klagers sub 3 en 4 een eigen belang hebben bij de onderhavige klachten, zullen zij hierna niet-ontvankelijk worden verklaard.
5.3 Met inachtneming van het bovenstaande dient de vraag te worden beantwoord of verweerders jegens klaagster sub 1 tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld.
Ten aanzien van klacht 1
5.4 In de eerste plaats staat ter beoordeling of verweerders, kort samengevat, in strijd met gedragsregel 7 lid 2 hebben gehandeld. Gedragsregel 7 lid 2 bepaalt dat de advocaat die de belangen van twee of meer partijen behartigt, in het algemeen verplicht is zich geheel uit de zaak terug te trekken zodra een niet aanstonds overbrugbaar belangenconflict ontstaat.
5.5 Voor de beoordeling van de onderhavige klacht is aldus de te beantwoorden vraag of verweerders niet alleen de belangen van X B.V. maar (daarmee) ook de belangen van klaagster sub 1 hebben behartigd, zoals klaagster sub 1 stelt en verweerders betwisten. Voor het geval deze vraag bevestigend moet worden beantwoord, waren verweerders op grond van het uitgangspunt van gedragsregel 7 lid 2 gehouden zich geheel uit de zaak terug te trekken. In geval van ontkennende beantwoording bestaat deze verplichting niet.
5.6 De raad beantwoordt voormelde vraag ontkennend en oordeelt in dit verband als volgt.
5.7 Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandelingen naar voren is gebracht staat vast dat tussen klaagster sub 1 en X B.V. een niet aanstonds overbrugbaar belangenconflict is ontstaan. Verder is tussen partijen niet in geschil dat verweerders zich hebben belast met de behartiging van de belangen van X B.V. Evenmin is in geschil dat klaagster sub 1 en X B.V. ten behoeve van ontwikkeling van vastgoedprojecten hebben samengewerkt. Ook is komen vast te staan dat die samenwerking geen aparte rechtspersoon of personenvennootschap is. Daarnaast staat vast dat klager sub 1 geen cliënt van verweerders is geweest en als zodanig zelf ook geen opdrachten aan verweerders heeft verstrekt.
5.8 Gelet hierop is tussen partijen in geschil of verweerders het samenwerkingsverband tussen klaagster sub 1 en X B.V. hebben bijgestaan op grond waarvan, zo stelt klaagster sub 1, verweerders niet alleen de belangen van X B.V. maar ook van klaagster sub 1 hebben behartigd.
5.9 Bezien in het licht van het door verweerders gevoerde gemotiveerde verweer, is, zonder nadere toelichting die klaagster sub 1 niet heeft gegeven, op grond van de stellingen van klaagster sub 1 niet komen vast te staan dat verweerders zich hebben belast met de behartiging van de belangen van klaagster sub 1. Verweerders stellen immers gemotiveerd dat zij nooit als advocaten van de samenwerking tussen X B.V. en klaagster sub 1 hebben opgetreden en dat de samenwerking tussen klaagster sub 1 en X B.V. hooguit als een contractueel verband tussen klaagster sub 1 en X B.V. kan worden gezien, maar dat een dergelijk verband niet met zich brengt dat verweerders daarmee tevens de belangen van klaagster sub 1 als contractspartij behartigen. Daartegenover stelt klaagster sub 1 enkel dat verweerders voortdurend en structureel bijstand hebben verleend aan ‘de samenwerking’ van partijen. Het had evenwel op de weg van klaagster sub 1 gelegen om haar standpunt ter zake van de nodige onderbouwing te voorzien en voldoende te concretiseren, maar dat heeft zij nagelaten. In dit verband geldt verder dat het standpunt van klaagster sub 1 geen steun vindt in de door haar overgelegde stukken. Tegen deze achtergrond bezien is de slotsom dat klaagster sub 1 onvoldoende heeft gesteld en dus niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerders niet alleen de belangen van X B.V. maar ook de belangen van de door haar als zodanig aangeduide samenwerking en daarmee (automatisch) haar belangen hebben behartigd, laat staan dat dit is komen vast te staan.
5.10 Dat stelling van klaagster sub 1 dat X B.V. ‘het omhulsel’ vormt van het samenwerkingsverband, althans dat de samenwerking is ‘ondergebracht’ in X B.V., althans dat X B.V. ‘de juridisch vertegenwoordiger’ van de samenwerking was, doet zonder nadere concretisering en onderbouwing, die ontbreekt, aan dat oordeel niet af. Dat geldt evenzeer voor de stelling van klaagster sub 1, dat X B.V. als penvoerder van de samenwerking is opgetreden, alleen al omdat de invulling en strekking die klaagster sub 1 met het oog op de samenwerking met X B.V. aan dat begrip geeft, door verweerders voldoende is betwist. Ook de stelling dat klaagster sub 1 conform afspraak met X B.V. de helft van de met de facturen van verweerders aan X B.V. gemoeide bedragen heeft voldaan, kan klaagster sub 1 niet baten. Een dergelijke afspraak leidt immers niet tot de conclusie dat verweerders alsdan de belangen van klaagster sub 1 behartigen, althans geacht worden dat te doen. De stelling van klaagster sub 1, dat verweerders wisten dat klaagster sub 1 de facturen van verweerders voor de helft betaalde, is niet onderbouwd en wordt betwist door verweerders. Wat verder ook zij van die stelling, zij leidt evenmin tot de vaststelling dat verweerders zich hebben belast met de behartiging van de belangen van klaagster sub 1. Voor zover klaagster sub 1 nog heeft gesteld dat klaagster sub 1 en X B.V. in X B.V. gezamenlijk grond in eigendom hebben, leidt dat evenmin tot vaststelling van een schending van gedragsregel 7 lid 2, nu mede gelet op het daartegen gevoerde verweer, zonder nadere toelichting die ontbreekt niet duidelijk is op welke wijze die eigendomsverhouding in het onderhavige geval aanleiding of grond tot tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerders is geweest. Tot slot is ook niet komen vast te staan dat klaagster sub 1 aan verweerders vertrouwelijke informatie heeft verstrekt.
5.11 Gelet op het bovenstaande zal deze klacht ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van klacht 2
5.12 Klaagster sub 1 gaat uit van veronderstellingen en aannames, maar onderbouwt de klacht niet. Verweerders betwisten de klacht. Bij deze stand van zaken kan de conclusie allen maar zijn dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard. Daarmee wordt ook de stelling van klaagster sub 1, dat verweerders persoonlijk partij zijn geworden bij het geschil tussen X B.V. en klaagster sub 1, verworpen.
Het bewijsaanbod van klagers
5.13 Aangezien klagers hun stellingen onvoldoende hebben onderbouwd, is er geen grond om klagers tot het bewijs van hun stellingen toe te laten.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klagers sub 2, 3 en 4 niet-ontvankelijk;
- verklaart de klachten ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.H. Brandts , voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel, A.L.W.G. Houtakkers, J.J.M. Goumans en L.W.M. Caudri , leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 februari 2017.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 13 februari 2017
verzonden aan:
- klagers
- verweerders
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klagers
- verweerders
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost Brabant
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl