Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-11-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:256

Zaaknummer

16-582/DH/RO

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft niet integer en onzuiver gehandeld door als vereffenaar van een v.o.f. te handelen zonder daarover afspraken te maken met klager, een van beide vennoten en door in opdracht van zijn cliënt, de andere vennoot, en zonder overleg met klager betalingen te doen van de gelden van de v.o.f. die op zijn derdenrekening werden overgemaakt. Klacht gegrond. Schorsing van één maand.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 21 november 2016

in de zaak 16-582/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 5 maart 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 8 juni 2016 met kenmerk R 2016/41 edl, door de raad ontvangen op 9 juni 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 september 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder en diens gemachtigde [gemachtigde]. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49, lid 2 Advocatenwet alsmede van de aanvullende stukken zijdens verweerder, door de raad ontvangen op 2 september 2016.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klager is samen met de heer P. vennoot geweest van de vennootschap onder firma S. (hierna: v.o.f.). Verweerder was (en is) de advocaat van de heer P.

2.2 Krachtens artikel 4 lid 3 van de overeenkomst waarbij de v.o.f. is aangegaan berust het beheer van de totale onderneming bij de vennoten gezamenlijk. Krachtens artikel 16 lid 2 van deze overeenkomst blijft deze bepaling ook gedurende de liquidatie en vereffening van kracht.

2.3 Medio 2010 is gestart met de liquidatie van deze v.o.f. De onderneming, althans delen ervan is dan wel zijn verkocht aan F. B.V.

2.4 Verweerder heeft bemiddeld bij de verkoop van de v.o.f. en heeft klager en de heer P. bij e-mail van 12 februari 2012 geschreven: “Zoals eerder door mij medegedeeld zal ik mij hierna bezig houden met de crediteuren en de verdere afwikkeling van de liquidatie en de vereffening van de v.o.f. Ik houd u beiden daarvan op de hoogte. Ik ga er vanuit dat nader overleg zal moeten plaatsvinden nadat de liquidatiebalans is opgesteld.”

2.5 Na de verkoop aan F. B.V. had de v.o.f. nog meerdere schuldeisers, terwijl F. B.V. nog gehouden was periodiek provisiegelden aan de v.o.f. over te maken.

2.6 Verweerder ontvangt de provisiegelden op zijn derdengeldenrekening. Tot eind 2012 heeft verweerder periodiek gelden overgemaakt naar schuldeisers, klager en de heer P.

2.7 Op 5 november 2012 is de eindbalans van de v.o.f. opgesteld, waarbij door de accountant vier voorbehouden zijn gemaakt. Eén van die voorbehouden betrof de afrekening van het openstaand saldo van de heer P. volgens de vennootschapsovereenkomst. Op de balans staat een schuld van klager aan de v.o.f. en een vordering van de heer P. op de v.o.f.

2.8 Sinds eind 2012 heeft verweerder de betalingen aan klager in het kader van de liquidatie van de v.o.f. gestaakt. Bij brief van 18 januari 2013 heeft hij klager namens de heer P. aangeschreven tot voldoening van de vordering die de heer P. op basis van de eindbalans op klager meende te hebben.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij betalingen vanaf zijn derdengeldenrekening verricht in het kader van de liquidatie van de v.o.f. Daarbij maakt verweerder gebruik van de eindbalans van de v.o.f. terwijl die volgens klager niet juist is. Verder overlegt verweerder de overboekingen die hij vanaf zijn derdengeldenrekening doet alleen met de heer P. en niet tevens met klager. Klager wordt ook geen toestemming voor deze overboekingen gevraagd. Hij is van mening dat verweerder samenspant met de heer P. en zijn werkzaamheden als vereffenaar/zaakwaarnemer van de v.o.f. niet op juiste wijze uitvoert.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 Verweerder stelt dat hij steeds de belangen van de heer P. heeft behartigd en dat daarmee overigens indirect ook de belangen van klager werden behartigd, omdat ook diens crediteuren werden betaald. Nadat uit de eindbalans bleek dat de v.o.f. een vordering had op klager en dat zijn cliënt nog een vordering had op de v.o.f. stond het hem vrij om de betalingen aan klager te staken. Klager had daartegen civielrechtelijk kunnen optreden en maakt volgens verweerder misbruik van het tuchtrecht.

5.2 De raad stelt voorop dat verweerder als advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden, zeker waar het betalingen vanaf een derdengeldenrekening betreft. Door de liquidatie van de v.o.f. ter hand te nemen is verweerder feitelijk ook de (financiële) belangen van klager gaan behartigen en had hij daarover met klager duidelijke afspraken moeten maken. Anders dan hij in zijn e-mail van 12 februari 2012 heeft aangekondigd is echter verder contact tussen verweerder en klager uitgebleven en heeft verweerder slechts de instructies van zijn cliënt, de heer P., gevolgd.

5.3 Daarbij komt dat verweerder na het opstellen van de eindbalans zonder verder overleg met klager de betalingen aan klager heeft gestaakt, terwijl uit de door de accountant gemaakte voorbehouden blijkt dat die eindbalans niet definitief was.

5.4 Klager heeft door aldus te handelen niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Het stond klager vrij om daarover bij de deken te klagen. Er is geen rechtsregel die meebrengt dat pas een klacht kan worden ingediend nadat andere (civielrechtelijke) middelen zijn uitgeput. Die civielrechtelijke middelen zien overigens ook niet op het optreden van verweerder, maar op de onderliggende rechtsverhouding tussen de vennoten.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft niet integer en onzuiver gehandeld door als vereffenaar van een v.o.f. te handelen zonder daarover afspraken te maken met klager, een van beide vennoten en door in opdracht zijn cliënt, de andere vennoot, en zonder overleg met klager betalingen te doen van de gelden van de v.o.f. die op zijn derdenrekening werden overgemaakt. Gelet op het grote belang dat met zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden is gemoeid en mede in aanmerking genomen het tuchtrechtelijk verleden van verweerder, acht de raad na te melden maatregel passend en geboden.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2  De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 25 aan reiskosten.

7.3  De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van een maand op;

- bepaalt dat de schorsing ingaat één maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:

-  de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,

-  verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat

-  de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;

- bepaalt dat de in artikel 8a, derde lid, van de Advocatenwet bedoelde termijn wordt verkort tot twee jaren;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 25 aan klager;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot en A.B. van Rijn, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 november 2016.

 

Deze beslissing is in afschrift op 21 november 2016 verzonden.